LATIJNSCHE PHRASEOLOGIE DOOR DR. K. MEISSNER
NAAR DE ZESDE DUITSCHE UITGAVE
OMGEWERKT VOOR GYMNASIËN
TWEEDE VERBETERDE DRUK
UTRECHT, WED. J.R. VAN ROSSUM, 1893
Het hoofddoel dezer Phraseologie is den leerling de meest gewone, eenvoudige Latijnsche zegswijzen, bij de classieke schrijvers in gebruik, in handen te geven.
Tevens zal als terloops menig moeilijk woord nader toegelicht, het onderscheid van sommige synoniemen bepaald, tegen vele fouten, die zich een zeker burgerrecht aangematigd hebben, gewaarschuwd worden, enz.
De orde door Dr. MEISSNER gevolgd is meer eene practische dan streng logische. Wij hebben beproefd door eene nieuwe indeeling van het geheel het boekje ook voor onze gymnasiën practisch te maken, zonder het logische te veel geweld aan te doen. Het werk is in drie afdeelingen gesplitst, waarvan de eerste nagenoeg het dubbel aantal bladzijden bevat van elk der volgende. In deze eerste groep zijn de hoofdstukken opgenomen, wier stof en vorm voor de lagere klassen de geringste bezwaren opleverden. Toch is elk nummer verdeeld in A en B, zoodat onder A niets gebracht is, dan hetgeen eene geringe mate van ontwikkeling vordert en slechts de kennis onderstelt der laagste klasse en van eenige hoofdregels der volgende. Het eenvoudigste is hieruit wederom gekozen en als Voorbereiding vooropgesteld. Zoo zou het, dunkt ons, mogelijk zijn reeds op de tweede de A en op de derde de B te laten leeren. Wil men liever op de derde beginnen, dan is de Voorbereiding natuurlijk niet meer noodzakelijk.
De Phraseologie is reeds in 1885 in het Fransch en in 1887 in het Italiaansch verschenen.
Mogen de verbeteringen van den tweeden druk de bruikbaarheid van het werkje verhoogen.
CULEMBORG, Augustus 1893.
I N H O U D.
Bladz.
VOORBEREIDING 1
EERSTE AFDEELING.
I. WERELD EN NATUUR 13
1. Wereld 13
2. De aarde en hare oppervlakte 13
3. Water. Rivier. Zee 15
4. Vuur 16
5. Lucht. Hemel. Klimaat. Hemellichamen 16
6. Lucht- en Natuurverschijnselen 17
II. RUIMTE EN TIJD 18
1. Windstreken. Ligging 18
2. Grens. Gebied. Verwijdering 19
3. Weg. Reis 20
4. Gaan. Komen 22
5. Rijden 22
6. Trede. Voetstap. Richting 23
7. Beweging in het algemeen 24
8. Tijd in het algemeen 25
9. Jaar. Jaargetijden 27
10. Dag 28
III. HET MENSCHELIJK LICHAAM EN ZIJNE DEELEN 30
IV. HET MENSCHELIJK LEVEN 34
1. Zinnen. Zinnelijke waarnemingen. Krachten 34
2. Geboorte. Leven 35
3. Ouderdom 36
4. Honger. Dorst 38
5. Lachen. Weenen 39
6. Gezondheid. Ziekte 40
7. Slaap. Droom 41
8. Dood 42
9. Begrafenis 43
V. OMSTANDIGHEDEN VAN HET LEVEN 44
1. Toestand. Omstandigheid 44
2. Begin. Einde. Afloop. Uitslag 45
3. Reden. Oorzaak. Bron 46
4. Opzicht. Belang. Invloed. Macht. Believen 47
5. Gelegenheid. Mogelijkheid. Aanleiding. Toeval 49
6. Geluk 50
7. Ongeluk. Lot. Verderf 51
8. Gevaar. Proef (Periculum). Veiligheid 53
9. Hulp. Redding. Troost 54
10. Rijkdom. Gebrek. Armoede 55
11. Nut. Belang. Voordeel. Schade 55
12. Welwillendheid. Gunst. Genegenheid. Welgevallen 56
13. Weldaad. Dank. Vergelding 58
14. Verdienste. Waarde. Belooning. Prijs 58
15. Verzoek. Wensch. Last. Bevel 59
16. Vriendschap. Vijandschap. Verzoening 60
17. Aanzien. Gezag. Waardigheid 61
18. Lof. Goedkeuring. Berisping. Verwijt 62
19. Gerucht. Gepraat. Tijding. Vermelding 63
20. Roem. Roep 64
21. Eer. Hoon. Schande. Schandvlek 65
22. Moeite. Vlijt. Arbeid. Inspanning 66
23. Bezigheid. Vrije tijd. Ledigheid. Traagheid 68
VI. HET HUISELIJK LEVEN 69
1. Het huis. Zijne deelen 69
2. Huishouden. Vermogen. Bezit. Eigendom 70
3. Woning. Meeding 71
4. Spijs. Drank 72
5. Levensonderhoud in het algemeen 73
6. Kosten. Verkwisting 73
7. Gastmaal. Gastvrijheid 74
8. Gezelschap. Omgang. Verkeer. Eenzaamheid 75
9. Gesprek. Audiëntie. Onderhoud 76
10. Groet. Vaarwel. Gelukwensch 77
11. Verloving. Huwelijk. Echtscheiding 78
12. Testament. Erfenis 79
13. Gewoonte. Gebruik 79
VII.. HANDEL. BOUW 80
1. Handel in het algemeen. Knopen. Kosten 80
2. Geld. Rente. Leening 81
3. Geldzaken, Rekening. Rekenschap 82
4. Winst. Krediet. Schuld 83
5. Gebouwen 84
6. Landbouw. Veeteelt 84
VIII. HET KRIJGSWEZEN 86
i. Werving. Krijgseed. Leger in het algemeen 86
2. Soldij. Krijgsdienst. Proviand 88
3. Opperbevel. Commando. Tucht 88
4. Wapenen 89
5. De oorlog 90
6. Het leger op marsch 92
7. De legerplaats 94
8. De belegering 95
9. Vóór den slag 97
10. De slag 98
a) De strijd in het algemeen 98
b) De aanval 99
c) Het gevecht 100
d) De omsingeling. Stellingen. Hulptroepen 101
e) Het gelukken van den aanval 102
f) Aftocht. Vlucht. Vervolging 102
g) Nederlaag. Bloedbad. Wonden. Verlies 103
11. Overwinning. Zegetocht 104
12. Wapenstilstand. Vrede. Verdrag. Verbond 105
13. Onderwerping 106
IX. HET ZEEWEZEN 107
1. Eenige benamingen 107
2. Scheepvaart. Schipbreuk. Landing 108
3. Zeeslag. 109
TWEEDE AFDEELING.
I. DE GEEST EN ZIJNE VERMOGENS 110
1. Geest. Talent. Verstand 110
2. Voorstelling. Verbeelding. Gedachte. Begrip 111
3. Gevoelen. Vooroordeel. Vermoeden 112
4. Waarheid. Dwaling 114
5. Keus. Twijfel. Bezwaar 115
6. Weten. Zekerheid. Overtuiging 116
7. Plan. Raad. Overleg 117
8. Besluit. Voornemen 119
9. Inzicht. Doel. Vertraging. Uitstel 120
10. Geheugen. Aandenken. Herinnering. Vergetelheid 120
11. Theorie. Practijk. Ervaring 123
II. TAAL EN SCHRIFT 123
1. Taal. Spraakgebruik. Vertaling. Spraakkunst 123
2. Volzin. Periode. Woord. Spreekwoord, Lettergreep. Letter 125
3. Schrift. Schrijver. Boek 129
4. De brief 131
III. GEMOED EN HART 132
1. Gemoedsstemming, gemoedsaandoening in het algemeen 132
2. Vreugde. Smart 133
3. Kommer. Zorg. Onbezorgdheid. Tevredenheid. Rouw 135
4. Vrees. Schrik. Angst 136
5. Moed. Moedeloosheid. Kleinmoedigheid. Opgeblazenheid. Hoogmoed. Overmoedigheid. Aanmatiging. Trotschheid 136
6. Tegenwoordigheid van geest. Gelijkmoedigheid. Beradenheid. Vertwijfeling 137
7. Hoop. Verwachting 138
8. Medelijden. Toegeeflijkheid. Vergiffenis. Gevoelloosheid. 'Wreedheid 140
9. Liefde. Verlangen. Bewondering. Geestdrift 141
10. Geloof. Geloofwaardigheid. Vertrouwen. Trouw. Belofte. Borgstelling. Bescherming 142
11. Achterdocht. Verdenking. Vermoeden. Voorgevoel 144
12. Haat. Nijd. Afgunst 145
13. Misnoegdheid. Toom. Wraak. Woede 146
IV. DEUGDEN EN GEBREKEN 147
1. Deugd. Zedelijkheid 147
2. Gebrek. Ondeugd. Misdaad 148
3. Begeerte. Hartstocht. Zelfbeheersching 149
4. Onrecht. Beleediging. Beschimping. Smaad. Aanstoot 150
5. Geweld. Hinderlaag. Bedreiging 151
6. Schijn. Veinzerij. Huichelarij. List. Leugen. Spot 151
7. Plicht. Neiging 153
8. Rede. Geweten 154
9. Maat. Maatstaf. Grens. Gematigdheid. Middelweg 155
10. Zeden. Zedeloosheid. Zedenbederf. Beginselen. Karakter 155
V. GODSDIENST EN EEREDIENST 157
1. God. Godsvereering 157
2. Godsdienst. Godsdienstige bezwaren. Eed 158
3. Geloof. Ongeloof. Bijgeloof 159
4. Gebed. Heilbede. Gelofte 159
5. Offers. Feesten 161
6. Orakel. Wonderteekens. Wichelarij. Voorteeken 162
DERDE AFDEELING.
I. WETENSCHAP. KUNST 163
1. Wetenschap in het algemeen. Letterkunde 163
2. Geleerdheid. Kennis 165
3. Vorming. Ontwikkeling. Beschaving 166
4. Opvoeding. Onderricht. School. Aanleg. Beroep 167
5. Voorbeeld. Voorschrift 169
6. De wijsbegeerte 170
7. De deelen der wijsbegeerte 172
8. Stelsel. Methode. Beginsel 173
9. Geslacht. Soort. Bepaling. Orde. Verband 173
 10. Bewijs. Wederlegging 174
11. Besluit. Aanneming. Gevolgtrekking 175
12. Redetwist. Strijd. Strijdvraag 175
13. Overeenstemming. Overeenkomst. Consequentie. Tegenspraak 177
14. Afzonderlijke wetenschappen. (Geschiedenis. Fabelleer. Tijdrekenkunde. Aardrijkskunde. Wiskunde. Natuurkunde. Sterrenkunde) 178
15. Volmaaktheid. Ideaal. Kunst in het algemeen 180
16. Dichtkunst. Muziek. Schilderkunst. Beeldhouwkunst 182
17. Tooneel. Spelen 183
II. REDEKUNST EN STIJLLEER 185
1. De rede in het algemeen 185
2. Stijl. Behandeling. Uitdrukking 188
3. Voordracht. Stem 192
4. Stof. Onderwerp 193
5. Vraag. Antwoord 194
6. Scherts. Geestigheid. Vroolijkheid. Ernst 195
III. DE STAAT 196
. Staatsregeling.. Bestuur. Staatsleven 196
2. Burgerrecht. Stand 198
3. Waardigheid. Eerambten. Voorrang 199
4. Vergaderingen. Stemming 201
5. Wet. Wetsvoorstel 201
6. Volksgunst. Invloed. Impopulariteit 203
7. Partij. Onzijdigheid. Politiek. Aristocratie. Democratie 204
8. Demagogie. Omwenteling. Opstand. Regeeringloosheid 206
9. Vogelvrijverklaring. Verbeurdverklaring. Verbanning Amnestie 207
Io. Heerschappij. Alleenheerschappij. Koningschap 208
L1. Slavernij. Vrijheid 210
12. Belastingen. Koloniën. Werkkring. Provinciën 211
13. De Magistraten 212
a) Dinging. Verkiezing 212
b) Eenige magistraatspersonen 214
14. De Senaat 215
IV. RECHT EN GERECHT 217
1. Recht en gerecht in het algemeen 217
2. Gerechtelijk onderzoek. Getuigenis. Foltering 219
3. Rechtsgeding. Verdediging 220
4. Beschuldiging. Vonnis 221
5. Schuld 222
6. Straf. Straffeloosheid 223
AANHANGSEL 225
REGISTER I 230
REGISTER II 238
VOORBEREIDING
1. Natuur
De boomen worden groen Arbores frondescunt
Onbebouwde streken Loca inculta
De akkers besproeien Agros irrigare
Door de golven geslingerd worden Fluctibus iactari
Een stroom door stortregens gezwollen Flumen imbribus auctum
Vuur aanmaken, ontsteken Ignem facere, accendere
Het vuur onderhouden Ignem alere
Gebouwen in brand steken Accendere, incendere aedificia
Eene stad in brand steken Inflammare urbem
In de asch gelegd worden Incendio deleri, absūmi
De zon gaat op, gaat onder Sol oritur, occidit
Zonsopgang, zonsondergang Ortus, occasus solis
De maan wast, neemt af Luna crescit, decrescit
De wind gaat liggen Ventus cadit, cessat
Er verheft zich een storm Tempestas cooritur
De zon steekt Sol ardet, urit
Door den bliksem getroffen worden Fulmine ici
II. Ruimte en tijd
Het landgoed, het buiten ligt aan den weg Villa tangit viam
Ver verwijderde plaatsen Loca longinqua
Een weg bestraten, plaveien Viam sternere (silice, saxo)
Een bestrate weg Via strata
Een weg inslaan Viam ingredi, inire (ook overdr.)
Aan een dwalende den weg wijzen Erranti viam monstrare
Een langen weg afleggen Longam viam conficere
Een reis doen Iter facere
Een reis te land, te voet Iter terrestre, pedestre
Reizen dag en nacht voortgezet Itinera diurna nocturnaque
Te Rome aankomen Romam venire, pervenire
Het paard de sporen geven Calcaribus equum concitare
Een stap doen Gradum facere
Hierheen en daarheen Huc (et) illuc
Heen en weer, over en weer Ultro citroque
Wijd en zijd, naar alle kanten (zich uitbreiden) Longe lateque, passim (b.v. fluere)
Verder voortgaan, voortrukken Longius progredi, procedere
Iemand inhalen Consequi, assequi aliquem
Iemand voorbijloopen, voorbijijlen Post se relinquere aliquem
De tijd gaat voorbij, verstrijkt Tempus praeterit, transit
Tijd aan iets wijden Tempus tribuere alicui rei
Geen tijd verliezen, verzuimen Tempus non amittere, perdere
Verleden jaar Praeterito anno
Toekomend jaar Insequenti(e) anno
In 't begin van het jaar Initio anni
Bestand zijn tegen den winter Hiemem tolerare
De indeeling, verdeeling van het jaar Anni descriptio
III. Het menschelijk lichaam
De ooren sluiten, openen Aures claudere, patefacere (b.v. veritati, assentatoribus)
Iemand gehoor schenken, geven, verleenen Aures praebere alicui
Het hoofd ontblooten, den hoed afnemen Caput aperire (tgst. operire)
Het voorhoofd fronsen, ontfronsen Frontem contrahere, explicare
Iemand de hand geven, reiken Manum alicui porrigere
Iets in de hand nemen In manus (manum) sumere aliquid
Het gezicht verliezen, blind worden Oculos, lumina amittere
Iemands blik vermijden, iemands oogen ontwijken Fugere alicuius conspectum, aspectum
Met voeten treden Pedibus obterere, conculcare
Niet zien wat voor de voeten of voor de oogen ligt. Quod ante pedes est of positum est, non videre
Het gelaat niet vertrekken Vultum non mutare
IV. Het menschelijk leven
Gezonde, gave zinnen Sensus sani, integri, incorrupti
Hetgeen door de zinnen kan waargenomen worden Res, quae sensibus percipiuntur
Al het zichtbare, alles wat wij kunnen zien of waarnemen Res, quas oculis cernimus
Lichaamskrachten Vires corporis of vires
Krachten winnen, in krachten toenemen Vires colligere
Het mannelijke, vrouwelijke geslacht Sexus virilis, muliebris
Wat zijt gij voor landsman? Cuias es?
Een (gelukkig, ongelukkig) leven leiden Vitam (beatam, miseram) degere
Een zeer hoogen ouderdom bereiken Ad summam senectutem pervenire
Hoe oud zijt gij? Quot annos natus es?
Ik ben 13 jaren oud Tredecim annos natus sum
10 jaren oud geworden zijn Decem annos vixisse
De nakomelingen Posteri.
Honger hebben Esurire
Den honger stillen, den dorst lesschen Famem, sitim explere
Honger en dorst verdrijven Famem sitimque depellere cibo et potione.
Hevigen, brandenden dorst hebben Siti cruciari, premi
Aan het lachen brengen Risum movere, concitare
Het lachen bijna niet kunnen inhouden, bedwingen Risum tenere vix posse / Risum aegre continere posse
De tranen niet kunnen bedwingen Lacrimas tenere non posse / Fletum cohibere non posse
Zorg dragen voor zijne gezondheid Valetudini consulere, operam dare
Ziek worden In morbum incidere / Aegrotare coepisse
De ziekte verergert, wordt slimmer Morbus ingravescit
Door eene ziekte weggerukt worden Morbo absūmi
Een zieke verzorgen; over een zieke gaan, hem behandelen (als geneesheer) Aegrotum curare
De verschillende wijzen van behandeling, kuren Curationes
Een zieke genezen Aegrotum sanare
Zich aan den slaap overgeven Somno of quieti se tradere
De droom komt uit Somnium verum evadit
Een droom uitleggen, verklaren Somnium interpretari
Een droomverklaarder, droomuitlegger Somniorum interpres, coniector
Een vroege dood Mors immatura
Reeds vroeg sterven Mature decedere
Een einde aan het leven maken Vitae finem facere
Vergift innemen Venenum sumere, bibere
Zich vergeven, zich door vergift het leven benemen Veneno sibi mortem consciscere
Den giftbeker drinken, ledigen Poculum mortis (mortiferum) exhaurire
Iemands lijk verbranden Aliquem mortuum cremare
De lijkrede Oratio funebris
Iemand begraven, ter aarde bestellen Sepultura aliquem afficere
V. Het huiselijk leven
Een huis afbreken, sloopen Domum demoliri
Een huis dikwijls bezoeken, in- en uitgaan Domum frequentare
Naar buiten (= buiten de deur) gaan Foras exire
Iemand naar buiten (= buiten de deur) zenden Foras mittere aliquem
De deur openen, sluiten Ostium, fores aperire, claudere
De deur toegrendelen Fores obserare
De huishouding verwaarloozen, slecht huishouden Rem familiarem neglegere
Een oppassend, degelijk huisvader Diligens paterfamilias
Grondeigendom Fundi
Van kleederen (en schoenen) verwisselen Vestimenta (et calceos) mutare
Versleten, afgedragen kleeren Vestitus obsoletus, tritus
De mannelijke toga aandoen Togam virilem (puram) sumere
Voedsel gebruiken Cibum sumere, capere
Een lekker beetje Cibus delicatus
Zwart, grof brood, gerstebrood Panis cibarius
Bovenmatig drinken, lustig bekeren Potare
Een beker ledigen Exhaurire poculum
Het dagelijksch brood Victus cotidianus
Karig, bekrompen leven Parce vivere
Goed, heerlijk leven Laute vivere
Zijne uitgaven beperken Sumptibus modum statuere
De tafels met keur van spijzen bezetten Mensas exquisitissimis epulis instruere
Gastmalen, die reeds vroeg beginnen Convivia tempestiva
Iemands gastvrijheid genieten Hospitio alicuius uti
Den omgang met de menschen vermijden Hominum coetus,congressus fugere
In de eenzaamheid leven In solitudine vivere
Een eenzaam leven leiden Vitam solitariam agere
Een gesprek met iemand aanknoopen Sermonem conferre, instituere, ordiri cum aliquo
Een onderhoud hebben, een gesprek met iemand over iets voeren Sermonem habere cum aliquo de aliqua re
Verhaal of vertelling, vertelsel Narratio, fabula
De anekdote, het sprookje Narratiuncula, fabella
Deze fabel leert ons Haec fabula docet (niet nos)
De taal van het dagelijksch leven Sermo cotidianus of enkel sermo
Huwen (van den man) Ducere uxorem
Gehuwd zijn Uxorem habere
Aan een dochter een bruidschat, een uitzet geven Dotem filiae dare
Een testament maken Testamentum facere, conscribere
Een testament verzegelen Testamentum obsignare
Een testament openen, ontzegelen Testamentum resignare
Een testament ongeldig verklaren Testamentum rescindere
Iets erven Hereditate aliquid accipere
Iets is door iemand nagelaten Hereditate aliquid relictum est ab aliquo
Bij zijne gewoonte blijven, zich aan zijne gewoonte houden Consuetudinem suam tenere, retinere, servare
Een gewoonte schiet wortel Consuetudo inveterascit
Iets raakt in onbruik, komt uit de mode Res obsolescit
VI. Handel en landbouw
Groothandel drijven Mercaturam facere
Waren (te koop) uitstallen Exponere, proponere merces (venales)
Veel geld Pecunia magna, grandis
Weinig geld Pecunia exigua, tenuis
Een geldstuk Nummus (niet pecunia)
Geld uitgeven (voor de vloot) Pecuniam erogare (in classem)
Geld betalen Pecuniam solvere
Iemand geld schuldig zijn Pecuniam alicui debere
Geld invorderen (met hardvochtigheid) Pecuniam exigere
De schuldenaar Debitor of is, qui debet
De schuldeischer Creditor of is, cui debeo
Schulden hebben Aes alienum habere
Drukkende schulden hebben, on der schulden gebukt gaan Aere alieno oppressum esse
Zijne schulden betalen, afdoen Aes alienum dissolvere, exsolvere
Een gebouw optrekken, een ge denkteeken oprichten Exstruere aedificium, monumentum
Den grondslag leggen Fundamenta iacěre, agere
Een toren bouwen Turrim excitare, erigere, facere
Eene stad bouwen, stichten Oppidum constituere, condere
Eene brug afbreken Pontem dissolvere, rescindere, interscindere
Den akker bebouwen Agrum colere
Vruchtbare akkers, landerijen onbebouwd, braak laten liggen Agros fertiles deserere
Zaaien Serere, semen spargere
Oogsten Messem facere / Fructus demetere of percipere
De vruchten inzamelen, bergen Fructus condere
Een goede, rijke oogst Messis opima (tgst. ingrata)
Boomen planten Arbores serere
Boomen vellen, omhakken Arbores caedere
De kudde weiden (= laten grazen) (van den herder) Pascere gregem
De kudden weiden (= grazen) Greges pascuntur
Paarden, honden houden Alere equos, canes
VII. Het krijgswezen.
I. LEGER. WAPENEN. OORLOG.
Een leger op de been brengen Exercitum conficere
Van alle kanten troepen oproepen Evocare undique copias
De vrijwilligers Evocati, voluntarii
Allen te wapen roepen Omnes ad arma convocare
Twee legioenen vormen Efficere duas legiones
De legioenen voltallig maken Complere legiones
Een leger, troepen uitrusten Parare exercitum, copias
Een leger onderhouden Alere exercitum
Het leger afdanken Dimittere exercitum
Verlof geven aan de soldaten Commeatum militibus dare
Groote troepenmacht, veel troepen Magnae copiae (niet multae)
Weinig troepen Exiguae copiae
Een talrijk leger Ingens, maximus exercitus (niet numerosus)
Een oud (in dienst vergrijsd) soldaat Vetus miles, veteranus miles
Soldij aan de troepen uitbetalen Stipendium dare, numerare, persolvere militibus
Aan de spits van het leger staan Praeesse exercitui
De held Vir fortissimus
Heldendaden verrichten Magnas res gerere
Krijgsdaden Res gestae
Het commando gaat op iemand over Imperium transfertur ad aliquem
Naar de wapenen grijpen, de wapenen opnemen Arma capere, sumere
Den helm opzetten Galeam induere
De wapenen afleggen, nederleggen Arma ponere, deponere
Onder de wapenen staan In armis esse
Pijlen, speren, steenen (alles waar waarmede men aanvalt werpen, slingeren Tela, iacěre, conicere, mittere
Uit de verte van lansen, dichtbij van zwaarden gebruik maken Eminus hastis, comminus gladiis uti
Het zwaard uit de scheede trekken Gladium educere (e vagīna)
Het zwaard trekken Gladium stringere, destringere
Door kracht van wapenen Vi et armis
Een geregelde, wettige oorlog Bellum iustum (pium)
Een binnenlandsche, inlandsche oorlog Bellum intestinum, domesticum (tgst. belum externum)
Een oorlog verwekken Bellum facere, movere, excitare
Den veldtocht openen, de vijandelijkheden beginnen Bellum incipere, belli initium facere
De oorlog dreigt, is ophanden Bellum impendet, imminet
De oorlog breekt uit, barst uit Bellum oritur, exardescit
Met iemand oorlog voeren Bellum gerere cum aliquo
Iemand den oorlog aandoen Bellum inferre alicui
Tegen iemand oorlog voeren, iemand beoorlogen Bello persequi aliquem
Een einde aan den oorlog maken Belli finem facere
Den oorlog ten einde brengen (door de kracht der wapenen en de nederlaag der vijanden) Bellum conficere
Het oorlogstooneel Belli sedes
2. MARSCH. LEGERPLAATS. BELEGERING.
De voorhoede Agmen primum
De achterhoede Agmen novissimum (extremum)
De achterhoede uitmaken, den trein sluiten Agmen claudere
Met het leger voortrukken Procedere cum exercitu
Marcheeren Iter facere
Een weg afleggen Iter conficere
Den marsch verhaasten Iter maturare, accelerare
Den marsch onafgebroken voortzetten Iter continuare
Zonder ophouden voortmarcheeren Iter non intermittere
Van den weg afslaan, een anderen weg inslaan Iter flectere, convertere, avertere
In het gelid en in de rangen blijven Ordines servare
De gelederen in verwarring brengen, er door breken Ordines turbare, perrumpere
De achterhoede in verwarring brengen Novissimos turbare
De achterhoede verontrusten, afbreuk doen Novissimos carpere
Halt maken Subsistere, consistere / Gradum sistere
Eene plaats bezetten Capere, occupare locum
Op een berg post vatten Consistere in monte
Eene bezetting in eene stad leggen Praesidium collocare in urbe
Een kamp opslaan Castra ponere, locare
Een legerplaats afsteken, uitbakenen Castra metari
Paarden buit maken Capere equos
Een stad belegeren Oppidum obsidere
Een stad bestormen Oppidum oppugnare
Belegeringswerken maken Opera facere
Schutdaken aanstuwen, aanvoeren Vineas agere
Torens bouwen Turres instituere
Stormladders plaatsen Scalas admovere
Mijnen aanleggen Cuniculos agere
Een uitval uit de stad doen Eruptionem facere ex oppido
De poorten versperren, barricadeeren Portas obstruere
Een stad veroveren Oppidum capere, expugnare
Een stad hernemen, heroveren Oppidum recipere
Een stad in brand steken Oppidum incendere
Een stad plunderen Oppidum diripere
Een stad geheel verwoesten Oppidum evertere, excīdere
De wapenen uitleveren, overgeven Arma tradere
3. VÓÓR DEN VELDSLAG. DE VELDSLAG.
Het teeken tot den strijd geven Signum proelii dare
Te wapen loopen Ad arma concurrere
Het leger in slagorde scharen Aciem (copias, exercitum) instruere
Het leger op drie gelederen scharen Aciem triplicem instruere
Reservetroepen opstellen Subsidia collocare
Den moed der soldaten aanvuren Animos militum confirmare
1. Slag leveren. 2. Een slag beginnen Proelium committere
Slag leveren. Proelium facere.
Aan de ruiterij slag leveren (met de ruiterij) Proelium equestre facere
Gelukkig strijden Proelium facere secundum / Proeliis secundis uti
Den strijd voor een tijd staken Proelium intermittere
Het gevecht afbreken of doen ophouden Proelium dirimere
Den strijd hernieuwen Proelium renovare, redintegrare
Aan het gevecht deelnemen Proelio interesse
Een bloedige strijd Proelium cruentum, atrox
Den vijand aanvallen Aggredi hostem
Een aanval doorstaan, uithouden Impetum sustinere
Een carré vormen Orbem facere
Een wigvormige slagorde vormen Cuneum facere
Eene phalanx vormen Phalangem facere
Den vijand terugwerpen, aan het wijken brengen Pellere hostem
Den aanvallenden vijand terugslaan Repellere, propulsare hostem
Van alle kanten in het nauw gebracht worden Undique premi, urgeri
Den vijand verpletteren Prosternere, profligare hostem
Den vijand op de vlucht slaan Fugare hostem
Het vijandelijke leger verslaan Fundere hostium copias
De vlucht nemen Fugam capessere, capere
De wapenen wegwerpen Arma abicere
Den vijand nazetten Hostes insequi
Den vijand vervolgen Hostes (fusos) persequi
Den vijand achterhalen Hostes assequi, consequi
Iemand bij levenden lijve gevangen nemen Capere aliquem vivum
Den vijand de nederlaag toebrengen Cladem hostibus afferre, inferre
De nederlaag krijgen Cladem accipere
Den vijand, een leger verdelgen, vernietigen Hostes, exercitum delere, concidere
(Zwaar, doodelijk) gewond worden Vulnus (grave, mortiferum) accipere, excipere
De overwinning, de zege behalen, bevechten Victoriam adipisci, parěre
4. VERDRAG.
Wapenstilstand sluiten, aangaan Indutias facere
Den wapenstilstand breken Indutias violare
Het volkenrecht schenden Ius gentium violare
Met iemand over den vrede onderhandelen Agere cum aliquo de pace
Met iemand vrede sluiten Pacem facere cum aliquo
Gevangenen uitwisselen Captivos permutare, commutare
Gevangenen loskoopen Captivos redimere
Gevangenen zonder losgeld teruggeven Captivos sine pretio reddere
Gijzelaars geven Obsides dare
Een verbond met iemand sluiten, treffen Foedus facere (cum aliquo), icere, ferire.
Het verbond breken, schenden Foedus frangere, rumpere, violare
VIII. Het Zeewezen.
Een oorlogschip Navis longa
Een vrachtschip Navis oneraria
Een koopvaardijschip Navis mercatoria
Eene zeestad Oppidum maritimum
Een schip, eene vloot bouwen Navem, classem aedificare, facere, efficere
Een schip uitrusten Navem armare, ornare, instruere
Eene vloot uitrusten Classem instruere
Een schip herstellen, kalefaten Navem reficere
Zeesoldaten, mariniers Classiarii
Matrozen Nautae, remiges
Passagiers Vectores
Het anker lichten Solvere / Navem (naves) solvere / Ancoram (ancoras) tollere
De zeilen ophalen, onder zeil gaan Vela facere, pandere
De zeilen inbinden, innemen, reven Vela contrahere
Aan het roer staan, sturen Gubernaculum tractare / Clavum tenere
Schipbreuk lijden Naufragium facere
Het anker werpen Ancoras iacere
Een zeeslag leveren Pugnam navalem facere
Een schip kapen Navem capere, intercipere
EERSTE AFDELING
I. Wereld en natuur
1. WERELD
A
het heelal Rerum of mundi universitas
het geschapene, de natuur Rerum natura of alleen natura
B
De gehele zichtbare wereld Haec omnia, quae videmus
De volmaakte harmonic der schepping Totius mundi convenientia et consensus
De hoofdstoffen Elementa; initia of principia rerum
De hoofd- en grondstoffen Elementa et tamquam semina rerum
De zwaartekracht Nutus et pondus of alleen nutus (ῥοπή)
2. DE AARDE EN HAAR OPPERVLAKTE
A
De aardbol of de geheele aarde Orbis terrae (terrarum) Opm: Orbis terrarum (zelden orbis terrae) betekent gewoonlijk het gehele grondgebied van de Romeinse staat
Het vasteland (Terra) continens
Het binnenland Terra (regio) mediterranea
De binnenlanden van Azië Interior Asia
Het midden der stad. Sinus urbis
Tot het hart of tot het binnenste van Griekenland doordringen In ipsam of intimam Graeciam penetrare
Bezielde en onbezielde natuur Animata (animalia) inanimaque (niet inanimata!)
Wortel schieten of vatten Radices agere
Knoppen krijgen, uitbotten Gemmas agere
De bomen lopen uit Gemmae proveniunt
De bomen worden groen Arbores frondescunt
De takken breiden zich ver uit Rami late diffunduntur
Bergen met bossen begroeid Montes vestiti silvis
De top of de kruin van een berg Summus mons, vertex montis (later cacumen montis)
De toppen van de Alpen Culmina Alpium
Hoogten Loca edita, superiora
Ruwe en bergachtige streken Loca aspera et montuosa
Vlakke, effen streken Loca plana of alleen plana
Steile rotsen Saxa praerupta
Onbebouwde streken Loca inculta
Woestenijen Loca deserta (tgst. frequentia)
Bevallige of liefelijke oorden Loca amoena, amoenitas locorum
B
De aarde brengt vruchten voort Terra effert fruges (zelden fert, nooit profert). Opm: Figuurlijk betekent ferre voortbrengen, b.v. urbs praeclaros viros tulit.
De aarde brengt vruchten in overvloed voort Terra fundit fruges
De voortbrengselen van den grond Ea, quae terra gignit / Ea, quae e terra gignuntur
Het plantenrijk Opm. Voor ons "plant" heeft de Latijnse taal geen woord, want herba kan men van bomen niet zeggen, en planta betekent een stek, uitspruitsel. Stirps is het onderste gedeelte van de stain met de wortels Ea, quae a terra stirpibus continentur / Ea, quorum stirpes terra continentur / Arbores stirpesque, hcrbae stirpesque
Aan de voet van de berg Sub radicibus montis, in infimo monte, sub monte
Over de Alpen, de Pyreneeen, de Apennijnen trekken Superare Alpes, Pyrenaeum, Apenninum (beide altijd in sing.)
Door zeer hooge bergen van alle kanten ingesloten zijn Altissimis montibus undique contineri
Men heeft een uitzicht op iets (b.v. op de zee) Prospectus est ad aliquid
Een zacht oplopende heuvel Collis leniter ab infimo acclivis (tgst. leniter a summo declivis)
3. WATER. RIVIER. ZEE
A
De oppervlakte van het water Summa aqua
Water uit de rivier afleiden Aquam ex flumine derivare
Water door de tuin leiden Aquam ducere per hortum
De akkers besproeien Agros irrigare
Stromend water Aqua viva, profluens (tgst. stagnum)
Altijd stromend water Aqua jugis, perennis
Een koud, een warm bad nemen Frigidā, calidā lavari
Arm aan water Aquae, aquarum inops
Op de golven drijven Fluctuare of fluctuari
Door de golven geslingerd worden Fluctibus iactari
Een stroom door stortregens gezwollen Flumen imbribus auctum
De rivier treedt buiten de oevers Flumen extra ripas diffluit / Flumen super ripas effunditur
De rivier overstroomt de velden Flumen agros inundat
Overstroming Eluvio
Stroomafwaarts Flumine secundo
Stroomopwaarts Flumine adverso
De Rijn ontspringt in de Alpen Rhenus oritur of profluit ex Alpibus
B
Boven het water uitsteken Ex aqua exstare
Het water komt tot aan de hals Aqua est collo tenus
Het water reikt tot aan de borst, tot boven de borst Aqua pectus aequat, superat
Uit het water opduiken (Se) ex aqua emergere. Opm. Ook figuurlijk, b.v. (se) emersere e malis zich ontworstelen aan het ongeluk, het te boven komen
Een waterleiding (als werk) Aquae ductus
De leiding van het water (als handeling) Aquae ductio
Waterbuis, goot Canalis
Door de golven verslonden worden Fluctibus (undis) obrui, submergi. Opm. Ook figuurlijk, b.v. aere alieno obrǔtum esse, diep in schulden steken, nomen alicuius obruere (perpetua oblivione) iemands naam in vergetelheid brengen.
Door de kolken verzwolgen worden Gurgitibus hauriri
De rivier stroomt snel Flumen citatum fertur
Een rivier doorwaden Flumen vado transire
Eb en vloed Accessus et recessus aestuum
De eb Decessus aestus
De afwisseling van eb en vloed Aestus maritimi mutuo accedentes et recedentes
De vloed begint Aestus ex alto se incitat
Bij het begin der eb, bij afgaand tij Aestu minuente
Het stormt op zee Mare ventorum vi agitatur et turbatur
De Middellandsche zee Mare medium of internum. Opm. De Romeinen zelf noemen haar mare nostrum. Mare Oceanus is de Atlantische Oceaan, mare Superum de Adriatische zee, mare Inferum de Toscaanse zee
4. VUUR
A
Vuur aanmaken, ontsteken Ignem facere, accendere
Het vuur aan de huizen leggen Ignem tectis inferre, subicere
Vuur vatten Ignem concipere, comprehendere
Het vuur aanblazen Ignem excitare
Het vuur onderhouden Ignem alere
Gebouwen in brand steken Accenclere, incendere aedificia
Een stad in brand steken Inflammare urbem
In brand geraken Flammis corripi
In brand staan Incendio flagrare, of alleen conflagrare, ardere
In de as gelegd worden Incendio deleri, absūmi
De vuurdood ondergaan Igni cremari, necari
Brand roepen Ignem conclamare.
5. LUCHT. HEMEL. KLIMAAT. HEMELLICHAMEN
B
De dampkring Aër terrae circumiectus of circumfusus / Aër qui est terrae proximus
Naar de hemel opzien, de ogen ten hemel verheffen Suspicere (in) caelum / Oculos tollere, attollere ad caelum. Opm: Suspicere ook figuurlijk (gelijk het tegenovergestelde despicere) hoogachten, b.v. viros, honores
Onder de blote hemel Sub divo
Hemel en aarde bewegen Omnes terras, omnia maria movere
De horizon Orbis finiens
Klimaat Caelum of natura caeli
Gezond klimaat Caelum salūbre, salūbritas caeli (tgst. grave, gravitas)
Gematigd klimaat Caeli temperatio / Aër calore et frigore temperatus
Een ruw klimaat Caeli asperitas
Afwisselend klimaat Caeli varietas
1. Hemellichamen. 2. Hemelverschijnselen Caelestia
De zon gaat op, gaat onder Sol oritur, occidit
Zonsopgang, zonsondergang Ortus, occasus solis
De zon (de maan) verduistert Sol (luna) deficit, obscuratur
De zonsverduistering Solis defectio
De maan wast, neemt af Luna crescit, decrescit
De regelmatige bewegingen der sterren Motus stellarum constantes et rǎti.
De baan aan den hemel afleggen Cursum conficere in caelo
De sterrenhemel Caelum astris distinctum et ornatum
Een nacht door sterren verlicht Nox sideribus illustris
De planeten Stellac errantes, vagae
De vaste sterren. Stellae inerrantes / Sidera certis locis infixa
De melkweg Orbis lacteus
De dierenriem Orbis signifer
De pool Vertex caeli, axis caeli
De aardgordel Orbis, pars (terrae)
De gematigde luchtstreek Orbis medius
6. LUCHT- EN NATUURVERSCHIJNSELEN
A
De wind gaat liggen Ventus cadit, cessat
Gunstige wind, tegenwind hebben Ventis secundis, adversis uti
Er verheft zich een storm Tempestas cooritur
De regen houdt aan Imber tenet
De zon steekt Sol ardet, urit (niet pungit!)
Door de hitte der zon verschroeid, geblakerd worden Ardore solis torreri
Zulk ecn strenge koude viel in, dat... Tanta vis frigoris insecuta est, ut...
Van koude verstijven Frigore (gelu) rigere, torpere
Van koude vergaan, bevriezen Frigore confici
Hitte en koude kunnen verdragen Aestus et frigoris patientem esse
De hemel dreunt van de donderslagen Caelum tonitru contremit
De bliksem is ingeslagen Fulmen locum tetigit
Door de bliksem getroffen De (e) caelo tactus / E caelo of fulmine ictus
De uitbarsting van de Etna Eruptiones ignium Aetnaeorum
De Vesuvius spuwt vuur Vesuvius evǒmit (sterker eructat) ignes
B
De echo Vocis imago, ook alleen imago. (imago ook figuurlijk, b.v. gloria virtuti resonat tamquam imago de roem is als de echo der deugd)
De rotsen weerkaatsen de stem, geven een echo Sava voci respondent of resǒnant
De wind neemt af Ventus remittit (tgst. increbrescit)
De wind draait naar het zuidwesten Ventus se vertit in Africum
Een plotselinge stortregen Imbres repente effusi
Goed weer krijgen, treffen Tempestatem idoneam, bonam nancisci
De hitte neemt af Calor se frangit (tgst. increscit)
Een onweder met hevig gekraak van den donder Tempestas cum magno fragore (caeli) tonitribusque
De bliksems flikkeren Fulmina micant (Fulmen ook overdrachtelijk, b.v. fulmen (onweerstaanbare kracht) verborum, fulmina eloquentiae, fulmina fortunae (de slagen van den tegenspoed))
II. Ruimte en tijd
I. WINDSTREKEN. LIGGING.
A
De stad ligt aan zee Oppidum mari adiǎcet
Het landgoed, het buiten ligt aan den weg Villa tangit viam
De stad ligt op een heuvel Oppidum colli impositum est
De stad ligt aan den voet van den berg Oppidum monti subiectum est
Het voorgebergte steekt in zee vooruit Promunturium in mare procurrit
Het schiereiland springt vooruit in zee Paeninsula in mare excurrit, procurrit
B
De ligging eener plaats Situs loci
De natuurlijke ligging eener plaats Natura loci
De gunstige ligging eener plaats Opportunitas loci
Een gunstige ligging hebben, gunstig gelegen zijn Opportuno loco situm of positum esse
De ligging der stad is zeer fraai Urbs situ ad aspectum praeclara est
Ten oosten (of naar het oosten), ten westen, ten zuiden, ten noorden liggen Spectare in (vergere ad) orientem (solem), occidentem (solem), ad meridiem, in septentriones (Daarentegen het oosten en het westen als land orientis, occidentis (solis) terrae, partes, regiones, gentes. De bijvoeg. naamw. orientalis en occidentalis behooren tot het latere Latijn en moeten derhalve vermeden worden. Het Noorden als land is terrae septentrionibus subiectae, het Zuiden, terra australis)
Noordwestelijk liggen. Spectare inter occasum solis et septentriones
Oostelijk, westelijk Duitschland Germania qua of Germaniae ea pars quae ad orientem, occidentem vergit of in (ad) – spectat
In het noorden ligt een heuvel Est a septentrionibus collis
2. GRENS. GEBIED. VERWIJDERING.
A
De grenzen (van het rijk) uitbreiden, het rijk vergrooten Fines (imperii) propagare, extendere, (longius) proferre
Het gebied ruimen (Ex) finibus excedere
In het land of in het gebied der Sequaners In Sequanis
Naar het land der Sequaners optrekken In Sequanos proficisci
Ver van de stad verwijderd zijn Longe, procul abesse ab urbe
Niet ver verwijderd zijn Prope (propius, proxime) abesse
Even ver, op gelijken afstand verwijderd zijn Paribus intervallis distare
De weg is even lang Tantundem viae est
Uit de verte E longinquo
Ver verwijderde plaatsen Loca longinqua
De verst afgelegene landen, het einde der wereld Ultimae terrae / Extremae terrae partes
B
Aan een land grenzen Tangere, attingere terram / Finitimum esse terrae (Daarentegen vicinum belendend, aangrenzend (van huis en erf))
Aan een land palen Continentem esse terrae of cum terra
Gallië heeft de Rhône tot grens Gallia Rhodano continetur (zie noot V 4)
De Rhône is de grensscheiding tusschen het land der Sequaners en dat der Helvetiërs Rhodanus Sequanos ab Helvetiis dividit
Zich noordwaarts uitstrekken Porrigi ad septentriones
Het gebied van dit volk strekt zich uit tot aan den Rijn Haec gens pertinet usque ad Rhenum
Zich in de breedte, in de lengte uitstrekken In latitudinem, in longitudinem patere
Zich ver uitstrekken Late patere (ook overdr.)
Het rijk strekt zich uit tot aan het einde der wereld Imperium orbis terrarum terminis definitur
Op een afstand van duizend passen A mille passibus
Op grooten afstand Longo spatio, intervallo interiecto
3. WEG. REIS.
A
Een weg bestraten, plaveien Viam sternere (silice, saxo)
Een bestrate weg Via strata (niet strata alleen!)
Zich met het zwaard een weg banen Ferro viam facere (per confertos hostes)
Den weg versperren Viam intercludere / Iter obstruere
De weg leidt of loopt ergens heen Via fert, ducit aliquo
Zich op weg begeven In viam se dare / Viae se committere
Een weg inslaan Viam ingredi, inire (ook overdr.)
Recht naar iemand toe komen Rectā (viā) ad aliquem venire
Van den rechten weg afwijken De via declinare, deflectere (ook overdr.)
Voor iemand uit den weg gaan (De via) decedere alicui
Langs den Appischen weg vertrekken Appia via proficisci
Aan een dwalende den weg wijzen Erranti viam monstrare
Den weg voortzetten, vervolgen Viam persequi (ook overdr.)
Een langen weg afleggen Longam viam conficere
1. Een reis doen. 2. een weg banen Iter facere
Te zamen een reis doen, reizen Una iter facere
Een reis beginnen, aanvaarden Iter ingredi (pedibus, equo, terra)
Den tocht ergens heen richten, den weg ergens heen nemen Iter aliquo dirigere / Tendere aliquo
Een zeer langen weg afleggen Longum itineris spatium emetiri
Op reis, onderweg In itinere (Maar ex itinere = de reis tot iets afbrekend of ook onmiddellijk na de reis. Dus in itinere cum aliquo conftigere = al voortreizende strijden, ex itinere = de reis staken om te strijden, van de reis komend strijden)
Een reis te land, te voet Iter terrestre, pedestre
Reizen dag en nacht voortgezet Itinera diuma nocturnaque
Een dagreis Iter unius diei of alleen diei
Een lastige, belemmerde weg Iter impeditum
De afgelegenste en verst verwij derde landen doorkruisen Disiunctissimas, ultimas terras peragrare (niet permigrare!)
De reis of het verblijf in het buitenland, in den vreemde Peregrinatio
Op reis in het buitenland zijn, in den vreemde vertoeven Peregrinari, peregre esse
Een reis naar het buitenland doen Peregre proficisci
Op het land leven Ruri vivere, rusticari
Het landleven (van den landbouwer) Vita rustica
Het leven op het land (als een kortstondig verblijf of uitstap) Rusticatio, vita rusticana
B
Een begane weg Via trita (Tritus wordt ook figuurlijk gebruikt, b.v. proverbium (sermone) tritum, een spreekwoord, dat dikwijls gebruikt wordt, vocabulum Latino sermone non tritum, een in het Latijn ongebruikelijk woord)
Een weg maken, aanleggen Viam munire (Ook figuurlijk, b.v. viam ad honores alicui munire, iemand een weg tot eerambten banen)
Een weg banen Viam patefacere, aperire
De zwerftochten van Ulysses Errores Ulixis
Van de reis terugkeeren Ex itinere redire (Niet reverti, dat omkeeren beteekent, wanneer men zijn plan, om langer op eene plaats te blijven of de reis voort te zetten, heeft laten varen. Revenire wordt door Cicero enkel met domum verbonden)
Vermoeid van den tocht, de reis Fessus de via
Hercules op den driesprong, op den tweesprong, op den kruisweg Hercules in trivio, in bivio, in compitis
Iemand bij zijn vertrek uitgeleide doen Aliquem proficiscentem prosequi
Iemand eene gelukkige reis toewenschen, goede reis wenschen Aliquem proficiscentem votis ominibusque prosequi
Een uitstapje doen naar het land, naar buiten Rus excurrere
4. GAAN. KOMEN.
A
Te voet gaan Pedibus ire
Eene stad binnentreden, binnengaan Ingredi, intrare urbem, introire in urbem
Te Rome aankomen Romam venire, pervenire
De aankomst te Rome, in de stad Adventus Romam, in urbem
Op ééne plaats samenkomen, samenstroomen In unum locum convenire, confluere
Te Rome samenstroomen Romam concurrere
Iemand te gemoet gaan Obviam ire alicui
Iemand te gemoet komen (opzettelijk) Obviam venire alicui
Iemand tegenkomen (toevallig) Obvium of obviam esse, obviam fieri
B
Zich van eene plaats verwijderen, eene plaats verlaten Discedere a, de, ex loco aliquo / Egredi loco; excedere ex loco (Relinquere (b.v. domum) beteekent: van het bezit of genot eener plaats voor goed afzien)
Voor altijd eene plaats verlaten Decedere loco, de, ex loco (Vandaar is decedere (ex en de) provincia de gewone uitdrukking, wanneer een stadhouder na volbrachten diensttijd zijne waardigheid neerlegt en de provincie verlaat; en figuurlijk decedere (de) vita of enkel decedere, uit het leven scheiden)
(Door) de poort in-, uitgaan Portā ingredi, exire
Buiten de poort gaan Extra portam egredi
Bij iemand in- en uitgaan Commeare ad aliquem
Iemand aantreffen, bij toeval ontmoeten Incidere in aliquem
Iemand geheel toevallig, onverwachts aantreffen Offendere, nancisci aliquem
5. RIJDEN.
A
In een wagen rijden Curru vehi
Te paard rijden Equo vehi
Te paard zitten In equo sedere; equo insidēre
Het paard de sporen geven Calcaria subdere equo / Calcaribus equum concitare
Het paard aanzetten, om op den vijand los te gaan, op hem aanrennen Equum in aliquem concitare
Den teugel aanhalen Habenas adducere
Den teugel vieren Habenas permittere
Het paard mennen Moderari equum
B
Een paard zadelen Sternere equum
Te paard stijgen Conscendere equum / Ascendere in equum
Van het paard afstijgen Descendere ex equo
Vast in den zadel zitten (In) equo haerere
Spoorslags Equo citato of admisso
Met gevierden teugel Freno remisso; effusis habenis
Het paard den teugel vieren, loslaten Admittere, permittere equum / Frenos dare equo (1) Figuurlijk zegt men calcaria, frenos alicui adhibere)
Het paard krachtig aanzetten Agitare equum
De paarden worden schichtig,schuw Equi consternantur
6. SCHREDE. VOETSTAP. RICHTING.
A
Een stap, eene schrede doen Gradum facere
Zich niet van zijne plaats bewegen Loco of vestigio se non movere
Rechtuit Recta (regione, via); in directum
Schuins of in schuinsche richting In obliquum
In tegenovergestelde richting In contrarium; in contrarias partes
Dwars In transversum, e transverso
Naar alle kanten heen Quoquo versus; in omnes partes
Zij gaan in verschillende richtingen heen, uit elkander In diversas partes of alleen diversi abeunt, discedunt
Hierheen en daarheen Huc (et) illuc
Heen en weer, over en weer Ultro citroque
Wijd en zijd, naar alle kanten (zich verbreiden) Longe lateque, passim (b.v. fluere)
B
Den pas verdubbelen, zijne schreden verhaasten Gradum addere (sc, gradui)
Met vasten tred voortschrijden Certo gradu incedere
Op de teenen Suspenso gradu
Stap voor stap terugwijken Gradum sensim referre
Iemands schreden volgen, in iemands voetstappen treden Vestigia alicuius sequi, persequi / Vestigiis aliquem sequi, persequi / Vestigiis alicuius insistere, ingredi (ook overdr.) (Vestigiis alicuius insistere beteekent ook, iemand op den voet volgen = subsequi)
Dwars van een berg afloopen Obliquo monte decurrere
7. BEWEGING IN HET ALGEMEEN.
A
Zich naar eene plaats begeven Se conferre in aliquem locum / Petere locum
Waar gaat gij heen? Quo tendis?
Op den grond nedervallen Humi procumbere
Iemand ter aarde werpen Humi prosternere aliquem
Op den grond vallen In terram cadere, decidere
De stad naderen Appropinquare urbi, zelden ad urbem
Dichter bij de stad komen Propius accedere ad urbem of urbem
Verder voortgaan, voortrukken Longius progredi, procedere
In de richting van Rome optrekken Romam versus proficisci
Iemand inhalen Consequi, assequi aliquem
Iemand voorbijloopen, voorbijijlen Praecurrere aliquem (celeritate) / Post se relinquere aliquem
B
Hoog, in de hoogte, in de lucht vliegen Sublime (niet in sublime of sublimiter!) ferri
Voorover in de diepte storten Praecipitem ire; in praeceps deferri
In de diepte vallen In profundum deici
Zich van den muur afwerpen, neerstorten Se deicere de muro
Iemand van de Tarpejische rots afwerpen Deicere aliquem de saxo Tarpeio
De Nijl stort zich van zeer hooge bergen af Nilus praecipitat ex altissimis montibus
(Praecipitare is zoowel transitivum: aliquen praecipitare, iemand naar beneden werpen, als intransitivum; ruere (behalve bij dichters) altijd intransitivum.)
IJlings uit het huis loopen Se proripere ex domo
In den grond zinken, verzinken In terram demergi.
Tot vóór Rome rukken, tegen Rome optrekken Ad Romam proficisci.
Hij breekt in aller ijl, ten spoedigste op Properat, maturat proficisci.
De menigte dringt zich om iemand heen Multitudo circumfunditur alicui
Het verspreidt zich over het geheele lichaam Per totum corpus diffunditur
8. TIJD IN HET ALGEMEEN
A. De tijd gaat voorbij, verstrijkt Tempus praeterit, transit.
Tijd tot iets hebben Tempus habere alicui rei
Mij ontbreekt de tijd om iets te doen Tempus mihi deest ad aliquid faciendum
Den tijd MET iets doorbrengen. Tempus consumere IN aliqua re
Den tijd met iets verslijten, verkwisten, verspillen Tempus terere, conterere (in) aliqua re
Tijd aan iets besteden Tempus conferre ad aliquid
'Tijd aan iets wijden Tempus tribuere alicui rei
Geen tijd verzuimen, verliezen Tempus non amittere, perdere
Den tijd rekken Tempus ducere
Iets tot een anderen tijd, tot later verschuiven Aliquid in aliud tempus, in posterum differre
Tijd vragen, geven, nemen, om zich te bedenken Tempus (spatium) deliberaudi of ad deliberandum postulare, dare, sibi sumere.
Iemand een paar dagen geven, om zich te bedenken Paucorum dierum spatium ad deliberandum dare
De tijd brengt het zoo mede Tempus (ita) fert
De tegenwoordige, onze tijd Haec tempora, nostra haec aetas, nostra memoria
In den tegenwoordigen tijd, in onzen tijd, in onze dagen His temporibus, nostra (hac) aetate, nostra memoria, his (niet nostris!) diebus
Onze tijd heeft veel overwinningen beleefd Nostra aetas multas victorias vidit
Ten tijde onzer vaderen Memoriā patrum nostrorum
Ten tijde van Pericles Temporibus (aetate) Periclis
In den ouden tijd Antiquis temporibus
Tijdens de republiek Libera re publica
De tijd der keizers Tempora Caesariana
De middeleeuwen Media, quae vocatur, aetas
Pericles, de beroemdste man vanzijn tijd Pericles summus vir illius aetatis / Pericles, quo nemo tum fuit clarior / Pericles, vir omnium, qui tum fuerunt, clarissimus
In den loop des tijds, mettertijd Tempore progrediente
Na een tamelijk lange tusschenruimte Satis longo intervallo
Na eenigen tijd Spatio temporis intermisso
Voor het oogenblik In praesentia, in praesens (tempus)
Voor het vervolg, voor de toekomst In posterum, in futurum
Voor altijd, voor eeuwig In perpetuum
Meer dan eens, herhaalde malen, herhaaldelijk Semel atque iterum; iterum ac saepius; identidem; (niet iterum atque iterum!)
De toekomst voorzien, vooruitzien Futura PROvidere (niet praevidere!)
De toekomst (ver) vooruitzien Futura of casus futuros (multo ante) prospicere
Niet aan de toekomst denken, zich niet over de toekomst bekreunen Futura non cogitare, curare
B. Geen tijd nutteloos voorbij laten gaan, zondei uitstel. Nullum tempus intermittere, quin (ook ab opere of ad opus)
Niets duurt mij zoo lang, als de tijd, die er verstrijkt voordat... Nihil mihi longius est of videtur
quam dum of quam ut...
Niets valt mij zoo lang, is zoo vervelend, als te... Nihil mihi longius est quam (c. infin.)
Zich naar de omstandigheden of den tijd schikken Tempori servire, cedere
(Zoo wordt servire nog bij veel andere woorden gevoegd: b.v. valetudini, pecuniae, rei publicae, gloriae, utilitati servire)
Sedert den tijd dat..., sedert... Ex quo tempore of ex eo, cum
Op hetzelfde oogenblik, dat; juist, toen Eo ipso tempore, cum; tum ipsum, cum
Daar komen soms tijden voor; daar hebben soms omstandigheden plaats, waarin... Incidunt tempora, cum...
't Is hoog tijd, dat... Tempus maximum est, ut...
Een voor zijn tijd geleerd man Vir ut temporibus illis doctus
Bij de eerste gelegenheid de beste Primo quoque tempore
Op dit oogenblik Hoc tempore
In een oogenblik (in den kortsten tijd), in een ommezien Puncto temporis
Op het gewichtig oogenblik Momento temporis
Juist op het beslissend, hachelijk oogenblik. In ipso discrimine (articulo) temporis.
In den drang van het oogenblik Temporis causa
Op den bepaalden tijd aanwezig zijn Ad tempus adesse
(Ad tempus beteekent ook naar de omstandigheden b.v. ad tempus consilium capere, verder voor korten tijd, tijdelijk. Temporarius komt eerst bij latere schrijvers voor)
Voor korten tijd Ad exiguum tempus
De geest des tijds Saeculi consuetudo of ratio atque inclinatio temporis (temporum)
In den tegenwoordigen (bedorven) tijd His moribus
9. JAAR. JAARGETIJDEN
A. Verleden jaar Praeterito anno (niet praeterlapso!)
In het vorige, het afgeloopen jaar Superiore, priore anno
1) In het afgeloopen jaar 2) in het naaste of eerstvolgende jaar Proximo anno
Toekomend jaar Insequenti (e) anno (niet sequente!)
Na verloop van een jaar Anno peracto, circumacto, interiecto, intermisso
(Unus wordt bij annus, mensis, dies, hora, en bij verbum niet uitgedrukt wanneer het den klemtoon mist, of niet als tegenstelling dient)
In den loop van het jaar Anno vertente
In het begin van het jaar Initio anni, ineunte anno
Op het einde van het jaar. Exeunte, extremo anno
Alle jaren, jaar in jaar uit; alle dagen, dag in dag uit Singulis annis, diebus
Alle 4 jaren, om de 4 jaren Quinto quoque anno
Over een jaar, toekomend jaar Ad annum
't Is langer dan 20 jaren geleden Amplius sunt (quam) viginti anni of viginti annis
Ruim 20 jaren Viginti anni et amplius, aut plus
Heden vóór 20 jaren Abhinc (ante) viginti annos of viginti his annis
't Is 5 jaren geleden, dat ik u niet meer gezien heb Quinque anni gunt of sextus annus est, cum te non vidi
Hij is (reeds). vijf jaren afwezend Quinque annos of sextum (iam) annum abest
De viervoudige afwisseling der jaargetijden Commutationes temporum quadripartitae
In den lente-, zomer-, herfst-, wintertijd Verno, aestivo, autumnali, hiberno tempore
In het begin der lente Ineunte, primo vere
De lente nadert Ver appetit
De aangename lente Suavitas verni temporis
In het hartje van den zomer, in den koudsten tijd van den winter Summa aestate, hieme
De winter staat voor de deur, is nabij Hiems subest
Bestand zijn tegen den winter, het in den winter uithouden Hiemem tolerare
De indeeling, de verdeeling van het jaar Anni descriptio
Het schrikkeljaar Annus (mensis, dies) intercalaris
De kalender (tijdwijzer) Fasti
10. DAG.
B. Voor het aanbreken van den dag Ante lucem
Met het aanbreken van den dag Prima luce
Bij klaarlichten dag Luce (luci)
Toen het dag was geworden, toen de dag was aangebroken Ubi illuxit, luxit, diluxit
't Is dag Lucet
In de morgenschemering Diluculo
't Wordt avond Advesperascit
Bij het vallen van den avond Die, caelo vesperascente
't Is reeds klaarlichte dag Multus dies of multa lux est
Tot diep in den nacht Ad multam noctem
Nog in den nacht, bij dag De nocte, de die
Nog diep in den nacht Multa de nocte
Diep in den nacht, in het holle van den nacht Intempesta, concubia nocte
In de stilte van den nacht, des nachts in alle stilte Silentio noctis
De afwisseling van dag en nacht Vicissitudines dierum noctiumque
Dag en nacht Noctes diesque, noctes et dies, et dies et noctes, dies noctesque, diem noctemque
De morgen, de middag, de avond, de nacht Tempus matutinum, meridianum, vespertinum, nocturnum
De morgenUREN Tempora matutina
Van dag tot dag In dies (singulos)
Bij den dag leven, van de hand in den tand leven In diem vivere
Om den anderen dag Alternis diebus
Vier dagen achterelkander, vier achtereenvolgende dagen Quattuor dies continui
Eén of twee dagen Unus et alter dies
Eén, twee en nog meer dagen waren voorbijgegaan Dies unus, alter, plures intercesserant
Den dag uitstellen, verschuiven Diem proferre
Twee dagen te laat Biduo serius
(Wanneer er geen tijdsbepaling bijgevoegd is, beteekent sera te laat, en wordt serius slechts gebruikt, als er quam op volgt)
Een uur te vroeg Horā citius
Daags daarna, den vijfden September Postridie qui fuit dies Non. Sept. (Nonarum Septembrium)
Heden, den vijfden September Hodie qui est dies Non. Sept.
Morgen, den vijfden September Cras qui dies futurus est Non. Sept.
De dag van gisteren, van heden, van morgen Dies hesternus, hodiernus, crastinus
Een dag voor het onderhoud bepalen, vaststellen Diem dicere colloquio
Op den vastgestelden, bepaalden dag Ad diem constitutam
Den dag beleven Diem videre
De TIJD zal de droefheid lenigen Dies dolorem mitigabit
Hoe laat is het? Quota hora est?
't Is drie uren Tertia hora est (volgens onzen tijd 8-9 uur in den morgen)
Op het afgesproken uur Ad horam compositam
III. Het menschelijk lichaam en zijne deelen
A. De ooren sluiten, openen AURES claudere, patefacere (b.v. veritati, assentatoribus)
Iemand gehoor schenken, geven, verleenen (= zijne aandacht schenken) Aures praebere alicui
Iemand ter oore komen. Ad aures alicuius (niet alicui!) pervenire, accidere
De ooren spitsen Aures erigere
Het hoofd ontblooten, den hoed afnemen CAPUT aperire (tgst. operire)
Blootshoofds Capite aperto (tgst. operto)
Met omhuld, gesluierd hoofd Capite obvoluto
Het hoofd laten zinken Caput demittere
Iemand onthoofden Caput praecidere
Iemand den nek breken CERVĪCES (bij Cic. slechts in plur.), frangere alicui
De vijand zit iemand op de hielen Hostis in cervicibus alicuius est
Het haar, den baard laten groeien Promittere CRINEM, barbam
Met vliegende, loshangende haren Passis crinibus
De haren staan omhoog Capilli horrent
Ordelijk, gekamd haar Capilli compti, compositi (tgst. horridi)
Het voorhoofd fronsen, ontfronsen FRONTEM contrahere, explicare
Zich voor het hoofd slaan Frontem ferire, percutere
Het staat op het voorhoofd te lezen In fronte alicuius inscriptum est
Van iemands zijde niet wijken Ab alicuius LATERE non discedere
Tot de naaste omgeving des konings behooren A latere regis esse
Iemand de hand geven of reiken MANUM (dextram) alicui porrigere
De hand om iets niet willen verroeren Manum non vertere alicuius rei causa
(Zoo zegt men ook ne digitum quidem porrigere alicuius rei causa, geen vinger om iets verroeren)
De handen aan iemand slaan (om hem geweld aan te doen) Manus inicere, inferre, afferre alicui
De handen ineenslaan (van verbazing) Manus tollere
Zich overwonnen verklaren, zich overgeven Manus dare
Iemand bij de hand leiden Manu ducere aliquem
Iets in de hand houden Manu of in manu tenere aliquid
Iets in de handen hebben / Iets in handen hebben (b.v. de overwinning) / Iets onder handen hebben (een werk) In manibus habere aliquid
Iemand op de handen dragen (= beminnen) In manibus habere aliquem
Iemand iets uit de handen wringen Ex of de manibus alicui of alicuius extorquere aliquid
In iemands handen (macht) geraken In alicuius manus venire, pervenire
Onverwachts in iemands handen vallen In alicuius manus incidere
Iets in de hand nemen In manus(m) sumere aliquid
Uit de handen glijden, aan iemands handen ontkomen E (de) manbus elābi, effugere
Zijne handen in den schoot leggen Compressis manibus sedere (spreekw)
Iets met hand en tand vasthouden MORDICUS tenere aliquid
Zijne blikken op iemand werpen OCULOS conicere in aliquem
Zijne oogen naar alle kanten wenden of laten rondgaan Oculos circumferre
Zijne blikken op den grond vestigen Oculos figere in terram en in terra
De blikken van iets afwenden Oculos deicere, removere ab aliqua re
Iemand de oogen toedrukken Oculos operire (morienti)
(Daarentegen figuurlijk: een oog toedoen, door de vingers zien, conivere in aliqua re)
Het gezicht verliezen, blind worden Oculos, lumina amittere
Iemand van het gezicht berooven Oculis privare aliquem / Luminibus orbare aliquem
Blind, zijn Oculis captum esse
(Daarentegen figuurlijk: verblind zijn door hartstocht, dwaasheid, caecatus, occaecatus cupiditate, stultitia)
Er zweeft mij iets voor oogen Ante oculos aliquid versatur
Iets met de oogen van den geest zien Oculis mentis videre aliquid
Iemand als zijn oogappel beminnen In oculis aliquem ferre / Aliquis est mihi in oculis
Uit de oogen gaan van iemand Abire ex oculis, e conspectu alicuius
Voor iemand verschijnen, onder de oogen komen Venire in conspectum alicuius
Zich laten zien, zich vertoonen Se in conspectum dare alicui
Iemands blik vermijden, iemands oogen ontwijken of vluchten Fngere alicuius conspectum, aspectum
Voor aller oogen In conspectu omnium of omnibus inspectantibus
Alles met één oogopslag zien, met één blik overzien. Omnia uno aspectu, conspectu intueri
Verdwenen zijn Non apparere
Met voeten treden PEDIBUS obterere, conculcare
Voor iemand te voet vallen Ad pedes alicuius accidere
Zich voor iemands voeten nederwerpen Ad pedes alicuius se proicere, se abicere, procumbere, se prosternere
Voor iemands voeten liggen, voor hem op de knieën liggen Ad pedes alicuius iacēre, stratum esse (stratum iacēre)
Niet zien wat voor de voeten of voor de oogen ligt Quod ante pedes est / positum est, non videre
Druipen van bloed, van bloed stroomen SANGUINE manare, redundare
Het gelaat niet vertrekken VULTUM non mutare
B. Over geheel het lichaam beven Omnibus ARTUBUS contremiscere
Iemand aan de ooren malen, baloorig maken, lastig vallen AURES alicuius obtundere / obtundere (aliquem)
Iemand iets in het oor fluisteren In aurem alicui dicere (insusurrare) aliquid
Die taal vindt gemakkelijk ingang Oratio in aures influit
Een fijn, geoefend oor Aures elegantes, terĕtes, tritae
Hooren en zien vergaat mij Neque auribus neque oculis satis consto
Zijn hoofd tegen den muur stooten CAPUT parieti impingere (Caput wordt bovendien nog figuurlijk in verschillende beteekenissen gebruikt: capita coniurationis, de hoofden der samenzwering; caput Graeciae, de hoofdstad van Griekenland; caput fluminis, de uitmonding; caput cenae, het hoofdgerecht; capita legis, de hoofdafdeelingen (kapittels) der wet; id quod caput est, wat de hoofdzaak is; de capite deducere van het kapitaal of van de hoofdsom aftrekken; capitis periculum, levensgevaar, capitis deminutio (maxima, media, minima) verlies of gedeeltelijk verlies van burgerrechten. Dikwijls vindt men caput in verbinding met fons = bron, oorsprong, b.v. fons miseriarum et caput. Caput liberum, noxium beteekent: een vrij, een strafbaar man of persoon.)
Het zwaard hangt hem boven het hoofd Gladius CERVICIBUS impendet
(Impendēre in den eigenlijken zin cum Dativo, in de fig. beteekenis van dreigend boven het hoofd hangen, zoowel cum Dat. als in aliquem.)
Iets met de vingertoppen aanraken Extremis DIGITIS aliquid attingere
Iets van hand tot hand, van de eene hand in de andere laten gaan De MANU in manum of per manus tradere aliquid
Iemand op de armen dragen. 2) In manibus aliquem gestare
(Zoo zegt men ook liberos de parentum complexu avellere, kinderen uit de armen (niet brachium) der ouders rukken; in alicuius complexu (manibus) mori; in iemands armen sterven; libentissimo animo recipere aliquem, iemand met open armen ontvangen.
Iemand op de armen wegdragen Inter manus auferre aliquem
Naar alle kanten een scherpen blik werpen In omnes partes aciem (OCULORUM) intendere
Aller oogen op zich trekken Omnium oculos (et ora) ad se convertere
De algemeene aandacht trekken Omnium animos of meutes in se convertere
De blikken door iets op zich trekken, door iets de aandacht wekken Conspici, conspicuum esse aliqua re
De oogen op iets richten Oculos (aures, animum) advertere ad aliquid
(Maar animum advertere aliquid = animadvertere aliquid, iets bemerken, gewaarworden, en animadvertere in aliquem, berispen, bestraffen)
De oogen zijn onophoudelijk op iemand gevestigd Oculi in vultu alicuius habitant
Zijne oogen aan iets weiden, zich in het beschouwen eener zaak verlustigen Oculos pascere aliqua re (ook alleen pasci aliqua re)
Iemands oogen verblinden Oculorum aciem alicui praestringere (ook alleen praestringere)
Zich iets levendig voor oogen (voor den geest) stellen Oculis, ante oculos (animo) proponere aliquid
(Ook alleen sibi proponere aliquid, hetgeen beteekent: 1. zich in den geest iets voorstellen, 2. zich iets voornemen, zich iets als doel voorstellen, zich ten taak stellen, b.v. propositum est mihi, magna sibi proponere)
Stelt u de daden voor oogen Ante oculos vestros (niet vobis!) res gestas proponite
Iets duidelijk zien Cernere et videre aliquid
Geen aandoening op het gelaat doen blijken, een kalm gelaat toonen Vultum fingere
Een veinzend, huichelend gelaat Vultus ficti simulatique
Het gelaat ernstig plooien, een ernstige houding aannemen Vultum componere ad severitatem
IV. Het menschelijk leven
I. ZINNEN. ZINNELIJKE WAARNEMINGEN. KRACHTEN
A. Gezonde, gave zinnen Sensus sani, integri, incorrupti
Met zinnen, zintuigen begaafd zijn Sensibus praeditum esse
Niet kunnen hooren, van het gehoor beroofd zijn Sensu audiendi carere
Hetgeen door de zinnen kan waargenomen worden Res quae sensibus percipiuntur
Onder het bereik der zinnelijke waarneming, onder de zinnen vallen Sub sensum of sub oculos, sub aspectum cadere / Sensibus of sub sensus subiectum esse
Al het zichtbare, alles wat wij kunnen zien of waarnemen Res sensibus of oculis subiectae / Res quas oculis cernimus / Res externae
Indruk op de zinnen maken Sensus movere (sterker pellere)
Iets maakt een aangenamen indruk op de zinnen Aliquid sensus suaviter afficit / Aliquid sensus iucunditate perfundit
Lichaamskrachten Vires corporis of alleen vires
Krachten winnen, in krachten toenemen Vires colligere
Zijne kracht (krachten) verliezen Vires aliquem deficiunt
Zoolang het de krachten gedoogen Dum vires suppetunt
Sterk zijn, groote kracht bezitten Bonis esse viribus
B. Door uitwendige kracht (stoot, indruk) bewogen worden Pulsu externo, adventicio agitari
Zich van zinnelijke indrukken vrijmaken, den geest daarvan aftrekken Sevocare mentem a sensibus
Iets strijdt met mijn gevoel Aliquid a sensibus meis abhorret
Zooveel in mijn vermogen is, naar krachten, overeenkomstig mijne kracht Pro viribus of pro mea parte. Pro virili parte
(De twee eerste uitdrukkingen hebben een beperkenden zin: b.v. pro mea parte eum defendi = ik heb hem zoo goed ik kon verdedigd (maar mijne krachten waren gering). Pro virili parte daarentegen drukt mannelijke kracht en zelfvertrouwen uit, b.v. pro virili parte eum defendi = ik heb hem verdedigd met al de kracht, waarover ik beschik (en die kracht is niet gering))
2. GEBOORTE. LEVEN
A. Van een vader, van eene moeder geboren Patre, (e) matre natus
Het mannelijke, vrouwelijke geslacht Sexus (niet genus!) virilis, muliĕbris
Iemand als zijn eigen kind beschouwen, behandelen Aliquem in liberorum loco habere
Wat zijt gij voor landsman? Cuias es?
Van geboorte een Bataaf Natione, genere Batāvus
De vaderstad, geboortestad Urbs patria of alleen patria
Ademhalen Animam; spiritum ducere
Een (gelukkig, ongelukkig) leven leiden Vitam (beatam, miseram) degere
Zoolang ik leef Dum vita suppetit; dum (quoad) vivo
De rest van het leven Quod reliquum est vitae
B. Het levenslicht aanschouwen In lucem edi
Degenen, aan wie wij het leven verschuldigd zijn, te danken hebben Ii, propter quos hanc lucem aspeximus
Cato van Utica stamde af, was een afstammeling van Cato, den Censor Cato Uticensis ortus erat a Catone Censorio
Den oorsprong aan iemand ontleenen, van (uit) iemand afstammen Originem ab aliquo trahere, ducere
Te Rome geboren, uit (niet van !) Rome geboortig Romae natus, a Roma oriundus
Uit Duitschland geboortig Ortus a Germanis of oriundus ex Germanis
Lucht inademen Aëra spiritu ducere
Den adem inhouden Animam continere
Zich buiten adem loopen Cursu exanimari
Iemand verstikken Spiritum intercludere alicui
In leven zijn In vita esse
Het leven genieten, zich daarin, verheugen Vita of hac luce frui (niet gaudere!)
Zijn leven (met eere, op het land, in de wetenschap) doorbrengen Vitam, aetatem (omnem aetatem, omne aetatis tempus, honeste, ruri, in litteris) agere, degere traducere
Als ik dan nog leef Si vita mihi suppeditat / Si vita suppetit
(Suppeditare beteekent 1) trans. toereikend, voldoende verschaffen; 2) intrans. toereikend of genoegzaam voorhanden zijn = suppetere)
Den levensloop voleinden Vitae cursum of curriculum conficere
(Vitae (vivendi) cursus of curriculum wijst op de lengte en den duur van den levensloop. De levensloop = levensbeschrijving is niet curriculum vitae, maar alleen vita, vitae descriptio)
Homerus leefde veel jaren voor de stichting van Rome Homerus fuit multis annis ante Romam conditam
(Wanneer men den tijd aangeeft, wannéér iemand leefde, gebruikt men esse, niet vivere. Vivere is: bij leven zijn of een leven leiden, b.v. laute, in otio)
3. OUDERDOM
(De tijdperken van het leven zijn: infans, puer, adulescens, iuvenis, senior, senex, grandis natu)
A. Op dien leeftijd, van dien ouderdom zijn Ea aetate, id aetatis esse
Van de jeugd af, van zijne jeugdige jaren af A puero(is), a parvo(is), a parvulo(is)
Van kindsbeen af, van jongs af A teneris unguiculis (ἐξ ἁπαλῶν ὀνύχων)
De kinderschoenen uittrekken, op houden kind te zijn Ex pueris excedere
Bejaard Grandis natu
De krachten vervallen Vires consenescunt
Door ouderdom uitgeput, onder den last der jaren gebogen zijn Senectute, senio confectum esse
Een zeer hoogen ouderdom bereiken Ad summam senectutem pernire
De laatste levensdagen. Extrema aetas / Extremum tempus aetatis
De avond des levens Vita occidens
Van gelijke jaren, even oud zijn Aequalem esse alicuius
De oudste (van twee) Maior (natu)
Ouder zijn dan iemand. Aetate alicui antecedere
Hoe oud zijt gij? Quot annos natus es? / Qua aetate es?
Ik ben dertien jaren oud Tredecim annos natus sum
Ik ben in mijn dertiende jaar Tertium decimum annum ago
Een knaap van 10 jaar Puer decem annorum
Het tiende jaar intreden Decimum aetatis annum ingredi
Tien jaar oud geworden zijn Decem annos vixisse
Over de 10 jaar of ruim 10 jaar oud zijn Decimum annum excessisse, egressum esse
Nog geen (over de) 20 jaar oud zijn Minorem (maiorem) esse viginti annis
Ik was destijds 10 jaren oud Tum habebam decem annos
Eene geringe vermeerdering der jaren, weinige jaren levens meer Accessio paucorum annorum
De nakomelingen Posteri
B. Van de jongelingsjaren af, van de intrede in het openbare leven Ab ineunte (prima) aetate
De bloei der jeugd Flos aetatis
In den bloei des levens, der jaren zijn Aetate florere, vigere / Integra aetate esse
De hartstochten der jeugd zijn bekoeld, tot bedaren gekomen Adulescentiae cupiditates deferbuerunt
Bij het wassen of toenemen der jaren Aetate progrediente
Met den verzwarenden last der jaren, met den last der klimmende jaren Aetate ingravescente
Mannelijke leeftijd Aetas constans, media, firmata, corroborata (niet virilis!)
Man geworden Grandior factus / Corroborata, firmata aetate
Zijn eigen meester (zelfstandig, onafhankelijk) geworden zijn Sui iuris factum esse
Op vergevorderden leeftijd zijn Aetate provectum esse (niet aetate provecta!)
Hooger bejaard Longius aetate provectum esse (niet aetate provectiore!)
Lijden aan de kwalen van den ouden dag, afgeleefd zijn Aetate affecta esse
In hoogen ouderdom, oud van dagen sterven Exacta aetate mori
Ongemerkt bekruipt ons de ouderdom Senectus nobis obrēpit
In den volsten zin jeugdig, grijsaard Admodum adulescens, senex
Het honderdste jaar bereiken, volle honderd jaren oud worden Centum annos complere / Vitam ad annum centesimum perducere
Reeds het derde geslacht zien, den derden menschenleeftijd beleven Tertiam iam aetatem videre
Het valt in den tijd van iemand; het valt in het jaar.... In aetatum alicuius, in annum incidit
Al de zijnen overleven Omnium suorum of omnibus suis superstitem esse
Onze tijdgenooten Homines qui nunc sunt (tgst. qui tunc fuerunt) / Homines huius aetatis, nostrae memoriae
De latere schrijvers Scriptores aetate posteriores of inferiores
4. HONGER. DORST
A. Honger hebben Esurire
Honger lijden, door den honger gekweld worden Fame laborare, premi
Zich laten doodhongeren Inediā mori of vitam finire.
Den hongerdood sterven Fame perire, confici, interire / Fame necari (tot straf)
Den honger, den dorst stillen Famem, sitim explere / Famem sitimque depellere cibo et potione
Hevigen, brandenden dorst hebben Siti cruciari, premi
B. Den honger met het streng noodige draaglijk maken Famem tolerare, sustentare
Dorst krijgen Sitim colligere
Den dorst met een teug koud water lesschen Sitim haustu gelidae aquae sedare
Honger en dorst kunnen verduren Famis et sitis patientem esse
(Sitis ook figuurlijk b.v. libertatis; evenzoo sitire b.v. honores, libertatem, sanguinem. Maar het partic. sitiens met den genetivus b.v. virtutis)
5. LACHEN. WEENEN.
A. In den lach schieten. Risum edere, tollere
(Niet in risum erumpere, dat eerst de latere schrijvers gebruiken. Maar klassiek is risus, vox, fletus erumpit)
In een schaterlach uitbarsten, het uitproesten Cachinnum tollere, edere
Aan het lachen brengen Risum movere, concitare
Iemand een lach ontlokken (afpersen) Risum elicere (sterker excutere) alicui
Het lachen bijna niet kunnen bedwingen, inhouden Risum tenere vix posse / Risum aegre continere posse
Den lachlust trachten op te wekken Risum captare
Iets belachelijk maken Aliquid in risum vertere
Tranen, een stroom van tranen vergieten, storten Lacrimas, vim lacrimarum effundere, profundere
In tranen baden In lacrimas effundi of lacrimis perfundi
Met tranen in de oogen Lacrimis obortis
Onder veel tranen Multis cum lacrimis / Magno cum fletu
De tranen niet (bijna niet) kunnen bedwingen Lacrimas tenere, fletum cohibere non posse / Vix mihi tempero quin lacrimem / Vix me contineo quin lacrimem
Iemand tot tranen roeren, bewegen Lacrimas of fletum alicui movere
Van tranen, van aandoening niet kunnen spreken Prae lacrimis loqui non posse
Van vreugde weenen Gaudio lacrimare!
Vandaar die tranen, daar ligt de knoop, daar ligt de hond begraven Hinc illae lacrimae! (spreekw.)
Krokodillentranen Lacrimula
6. GEZONDHEID ZIEKTE
A. Eene goede gezondheid genieten Bona (firma, prospera) valetudine esse of uti
(Valetudo is vox media = toestand der gezondheid)
Zorg dragen voor zijn gezondheid Valetudini consulere, operam dare
Een gezond, sterk gestel Firma corporis constitutio of affectio
Ziek zijn Infirma, aegra valetudine esse of uti
Ziek worden In morbum incidere / Aegrotare coepisse
Door een ziekte aangetast worden Morbo tentari of corripi
Op het ziekbed geworpen worden Morbo affligi
Het bed houden Lecto teneri
Zwaar ziek zijn, liggen Graviter aegrotare, iacēre / Gravi morbo affectum esse, conflictari, vexari
Ongesteld, onpasselijk zijn Leviter aegrotare, minus valere
De pest breekt in de stad uit Pestilentia in urbem (populum) invadit (niet pestis!)
Iemand verliest alle bewustheid, valt in bezwijming, valt in flauwte Animus relinquit aliquem
De ziekte verergert, wordt slimmer Morbus ingravescit
(Van aeger en aegrotus is de comparativus ongebruikelijk)
Door eene ziekte weggerukt worden Morbo absūmi
Aan iemands ziekbed zitten Assidēre aegroto
Een zieke verplegen; over een zieke gaan, of hem behandelen (als geneesheer) Aegrotum curare
De geneeswijzen, kuren Curationes
Een zieke genezen Aegrotum sanare (niet curare!)
Van een ziekte genezen of herstellen, aan de beterhand zijn Ex morbo convalescere (niet reconvalescere!)
Van een zware ziekte herstellen, er weder bovenop komen E gravi morbo recreari of se colligere
B. De heete koorts hebben Aestu et febri iactari
Aan al zijne leden verlamd zijn Omnibus membris captum esse
(Zoo ook auribus, oculis captum esse, doof, blind zijn, niet hooren (in deze beteekenis niet non audire, non videre!), mente captum esse, waanzinnig zijn)
Aan pootje of voeteuvel lijden Ex pedibus laborare, pedibus aegrum esse
Het gaat beter met hem Melius ei est, melius se habet
Het gaat iets beter met hem Meliusculus est, meliuscule ei est
Hij is weder hersteld Melius ei factum est
Zich om redenen van gezondheid verontschuldigen, den toestand der gezondheid ter verontschuldiging laten gelden Valetudinem (morbum) excusare / Valetudinis excusatione uti
(Maar se excusare alicui of apud aliquem (de en in aliqua re) = zich bij iemand (over iets) verontschuldigen; excusationem alicuius rei habere = iets ter verontschuldiging hebben, b.v. na een misstap)
7. SLAAP DROOM.
A. Gaan slapen, zich ter ruste begeven Cubitum ire
Zich aan den slaap overgeven Somno of quieti se tradere
De droom komt uit Somnium verum evādit
Een droom uitleggen, verklaren Somnium interpretari
Een droomuitlegger, droomverklaarder Somniorum interpres, coniector
B. Niet kunnen inslapen Somnum capere non posse
De zorgen houden mij den slaap uit de oogen, verhinderen mij te slapen Curae somnum mihi adimunt, dormire me non sinunt
Ik heb geen oog kunnen sluiten Somnum oculis meis non vidi
Vast slapen (ten gevolge van vermoeienis) Arte, graviter dormire (ex lassitudine)
In een vasten slaap vallen Artus somnus aliquem complectitur
In slaap gedompeld zijn Somno captum, oppressum esse
Vast ingeslapen, in diepen slaap verzonken zijn Sopītum esse
Tot klaarlichten dag slapen In lucem dormire
Ontwaken, wakker worden Somno solvi
Uit den slaap wekken, wakker maken (E) somno excitare, dormientem excitare
Het bed verlaten E lecto of e cubili surgere
In den droom iets zien In somnis (niet in somnio!), secundum quietem, in quiete aliquid videre
Een droomgezicht hebben In somnis speciem videre
Ik droomde, dat ik zag In somnis visus (mihi) sum videre
Ik had een droomgezicht Species mihi dormienti oblata est
8. DOOD
A. Uit het leven scheiden (De) vita decedere of alleen decedere / (Ex) vita excedere, ex vita abire / De vita exire, de (ex) vita migrare / Mortem (diem supremum) obire
Op den laatsten dag zijns levens, op zijn sterfdag Supremo vitae die
Den laatsten adem uitblazen, den geest geven Animam edere of efflare / Extremum vitae spiritum edere
Een vroege dood Mors immatura
Reeds vroeg sterven Mature decedere
Een plotselingen dood sterven Subita morte exstingui
Hij heeft zich (zelven) gedood Mortem sibi (ipse) conscivit (niet sibi ipsum)
(Ongewoon is se interficere, se occidere, se necare zonder toevoeging van ipse)
Hij heeft zich het leven benomen Se (ipse) vita privavit
De handen aan zich zelven slaan Manus, vim sibi afferre
Een einde aan het leven maken Vitae finem facere
Zoo kwam hij om het leven (van een geweldigen dood) Talem vitae exitum (niet finem!) habuit
Den dood te gemoet gaan Mortem oppetere
Zijn bloed voor het vaderland vergieten Sanguinem suum pro patria effundere of profundere
Zijn leven voor het vaderland prijsgeven Vitam profundere pro patria
Zich voor het vaderland opofferen Se morti offerre pro salute patriae
Vergift innemen Venenum sumere, bibere
Zich vergeven, zich door vergift het leven benemen Veneno sibi mortem consciscere
Den giftbeker drinken, ledigen Poculum mortis (mortiferum) exhaurire
Van kant helpen, uit den weg ruimen E of de medio tollere
B. Zieltogen Animam agere
Een natuurlijken dood sterven Necessaria (tgst. voluntaria) morte mori / Morbo perire, absūmi, consūmi / Debitum naturae reddere
(Sua morte defungi komt eerst bij latere schrijvers voor)
Den dood voor het vaderland sterven Mortem occumbere pro patria
Den doodsteek geven Plagam extremam infligere
(Ik ben verloren, het is met mij gedaan) (Perii!) actum est (de me!)
(Actum est of res acta est beteekent eigenlijk: de openbare behandeling eener zaak (het proces) is uit, de akten zijn gesloten)
9. BEGRAFENIS.
B. Begraven worden (op staats-, op eigen kosten) Funere efferri, ook alleen efferri (publice, publico, suo sumptu)
Iemand begraven, ter aarde bestellen Sepultura aliquem afficere
Iemand de laatste eer bewijzen Iusta facere, solvere alicui / Supremo officio in aliquem fungi
Eene lijkstaatsie voor iemand houden Funus alicui facere, ducere
Een doode geleiden, aan de uitvaart deelnemen Funus alicuius exsequi / Exsequias alicuius funeris prosequi
Iemand den laatsten plicht bewijzen Supremis officiis aliquem prosequi
Een lijk bijzetten Mortuum in sepulcro condere
(Anders heet het lijk corpus mortuum of hominis mortui of alleen corpus. Cadaver is een lijk, dat reeds in ontbinding is)
Iemands lijk verbranden Aliquem mortuum cremare
Een plechtige lijkstoet Pompa funebris
Eene plechtige begrafenis houden Funus of exsequias celebrare
Openbare spelen geven ter eere van een overledene Ludos funebres alicui dare
De lijkrede Oratio funebris
(Als lofrede laudatio funebris of alleen laudatio)
De eer der begrafenis missen, derven Sepulturae honore carere
Op den grafsteen staat het volgende opschrift Sepulcro (Dat.) of in sepulcro hoc inscriptum est
Hier ligt begraven, hier rust Hic situs est...
V. Omstandigheden van het leven (Dit geheele hoofdstuk valt onder B)
1. TOESTAND. OMSTANDIGHEID
Menschelijke zaken, de wereld (in den zin van menschelijke dingen) Res humanae of alleen res
Dit is 's werelds loop Haec est rerum humanarum condicio
Zoo gaat het in de wereld Sic vita hominum est
Dat is onze bestemming Ita (ea lege, ea condicione) nati sumus
Het aardsche, ondermaansche verachten Res externas of humanas despicere
Zich boven het aardsche verheven gevoelen Res humanas infra se positas arbitrari
Zich in een beteren (slechteren) staat bevinden Meliore (deteriore) condicione esse, uti
Het lot, de toestand der laagste volksklasse Condicio ac fortuna hominum infimi generis
Mijne zaken zijn in beteren toestand Res meae meliore loco, in meliore causa sunt
In een beteren toestand verplaatst, gebracht worden Meliorem in statum redigi
Iemand in zijn vorigen toestand herstellen Aliquem in antiquum statum, in pristĭnum restituere
In zulke ongunstige omstandigheden In tanta rerum (temporum) iniquitate
Een onzekere, hopelooze, benarde toestand Res dubiae, perditae, afflictae
Iemand in het nauw, in verlegenheid brengen In angustias adducere aliquem
Zich in moeielijkheid, verlegenheid bevinden In augustus (difficultatibus), esse of versari / Angustiis premi, difficultatibus affici
Het gaat hem goed, uitstekend Agitur bene, praeclare CUM aliquo
De zaak is zoo gelegen Res ita est, ita (sic) se habet
Met die zaak is het evenzoo (geheel anders) gelegen, gesteld Eadem (longe alia) est huius rei ratio
Dit is geheel anders Hoc longe aliter, secus est
De zaak, de aard der zaak brengt dit mede Res (ita) fert
Naar gelang van de zaak, van de omstandigheden Pro re (nata), pro tempore.
Naar tijd en omstandigheden Pro tempore et pro re
De zaak is zoo ver gekomen, dat... Res eo of in eum locum deducta est, ut
Hoe gaat het met u? Hoe staan de zaken? Qua loco res tuae sunt?
Ik verkeer in hetzelfde geval, ik bevind mij in dezelfde omstandigheden Eadem est causa mea of in eadem causa sum
Indien mij iets overkwam, indien ik kwam te sterven Si quid (humanitus) mihi accidat of acciderit
Nu het zóó met de zaak is gelegen, onder deze of zoodanige omstandigheden Quae cum ita sint
Hoe het ook uitvalle, wat er ook van kome, het ga zoo 't wil Utcumque res ceciderit
2. BEGIN. EINDE. AFLOOP. UITSLAG
Eene zaak met iets beginnen Initium capere, incipere AB aliqua re
Beginnen, aanvangen Initium facere, ducere, sumere (alicuius rei)
Met het kleine beginnen, nederig beginnen Ab exiguis initiis proficisci
Zich gereedmaken, toerusten, aangorden tot iets Parare (c. Inf.) / Aggredi ad aliquid faciendum
De eerste kennis, het begin van iemands wetenschap, de kennis van den eerstbeginnende Velut (quasi) incunabula doctrinae
(Incunabula eigenlijk = windsels. Eerst bij latere schrijvers wordt ook cunabula = de wieg, voor begin, oorsprong, gebruikt)
Ergens een einde aan maken Finem facere alicuius rei / Finem imponere, afferre, constituere alicui rei
Een einde nemen Finem habere
Iets ten einde brengen Ad finem aliquid adducere / Ad exitum aliquid perducere
Tot het gewenscht einde gebracht worden Ad exitum pervenire, adduci
Iets loopt mede, gaat voorspoedig, gaat glad van stapel (gemeenzaam) Aliquid (bene, prospere) succedit of procedit (tgst. parum procedere, non succedere)
Een uitkomst, uitslag, uitwerking hebben Eventum habere
Een gunstigen afloop hebben Felicem exitum habere
Waarop zal dit uitloopen, hoe zal dit afloopen, wat zal het einde hiervan wezen? Quorsum haec res cadet of evadet?
Iets verijdelen Ad irritum redigere aliquid / Irritum reddere aliquid (pass. ad irritum redigi of cadere)
De zaak viel anders uit, dan ik gedacht had Res aliter cecidit ac putaveram
Wat zal er van hem worden? Quid illo fiet?
Wat aan te vangen, wat moet ik aanvangen met dien man? Quid huic homini (ook hoc homine) faciam?
3. REDEN. OORZAAK. BRON.
Eene reden opgeven, beweegreden bijbrengen of aanvoeren Causam afferre
Om goede, billijke, gegronde redenen Iustis de causis
(Men zegt ob eam causam, niet eam ob causam, maar wel ea en qua de causa. De beteekenis van iustus blijkt nog duidelijker uit: bellum iustum = een rechtvaardige, wettige oorlog, proelium iustum = een geregelde, ordelijke strijd)
Gewichtige of zware redenen, allerdringendste redenen Magnae (graves), necessariae causae
Niet zonder reden, om goede reden Non sine causa
Wat was de reden dat...? Quid causae fuit, cur...?
De reden ligt in, moet gezocht worden in iets Causa posita est in aliqua re / Causa repetenda est ab aliqua re (niet quaerenda est!)
Vele redenen bewogen mij daartoe Multae causae me impulerunt ad aliquid of ut
Eene reden, iets als reden voorwenden Causam interponere of interserere
Iets voorwenden, zich achter iets verschuilen Praetendere, praetexere aliquid
Een geschikt voorwendsel vinden Causam idoneam nancisci
Onder het voorwendsel Per causam (c. Gen.)
Oorzaken en gevolgen Causae rerum et consecutiones
Uitwendige oorzaken Causae extrinsecus allatae
Oorzaken, die in den aard der zaak liggen Causae in ipsa re positae
Aaneenschakeling, onderling verband van oorzaken Rerum causae aliae ex aliis nexae
Kleine oorzaken hebben dikwijls groote gevolgen Ex parvis saepe magnarum rerum momenta pendent
Uit iets ontstaan, voortvloeien Ex aliqua re nasci, manare
Van iets uitgaan of voortkomen Ab aliqua re proficisci
In ruime mate of overvloedig uit iets voorkomen (voor iets) Ex aliqua re redundare (in of ad aliquid)
Voordeel, nut ontspruit uit iets Utilitas efflorescit ex aliqua re
Uit de eerste, onvervalschte bronnen putten (tgst. uit niet te vertrouwen bronnen putten, de hoofdbronnen niet kennen) E fontibus haurire (tgst. rivulos consectari of fontes non videre)
Dat komt uit dezelfde bron, dit is van denzelfden oorsprong Haec ex eodem fonte fluunt, manant
Bron en oorsprong Fons et caput (zie noot bl. 33.)
4. OPZICHT. BELANG. INVLOED. MACHT. WELGEVALLEN.
In dit opzicht Quo in genere
In vele opzichten, in menig opzicht Multis rebus of locis
In beiderlei opzicht, in beide gevallen In utraque re
In alle andere opzichten, voor het overige Ceteris rebus (niet cetera!)
In elk opzicht Omni ex parte; in omni genere; omnibus rebus
Eenigermate, in eenig opzicht Aliqua ex parte
Iets in aanmerking nemen, in rekening brengen Rationem habere alicuius rei
Van groot belang, van geen belang zijn Magni, nullius momenti esse
Den doorslag aan iets geven Momentum afferre ad aliquid
Eene zaak raken, voor eene zaak van belang zijn Pertinere ad aliquid
Dit heeft geen invloed op den wijze Hoc nihil ad sapientem. pertinet
Dit is niet van toepassing op den wijze, de wijze is daarboven verheven Hoc in sapientem non cadit
Veel tot iets bijdragen Multum valere ad aliquid / Multum afferre ad aliquid
Dit heeft grooten invloed op (het geschieden van) iets Hoc magnam vim habet ad aliquid
Op iets berusten, in iets vervat zijn, op iets steunen Positum, situm esse in aliqua re / Contineri aliqua re / Consistere in aliqua re
(Contineri aliqua re beteekent ook 1) ingesloten of begrensd zijn door iets, b.v. oceano, 2) beperkt zijn tot iets, b.v. moenibus)
Op u steunt alles, van u hangt alles af, gij hebt alles in handen In te omnia sunt
Op dit ééne punt berust alles, daarop komt alles aan, daarvan hangt alles af In ea re omnia vertuntur
Van iets afhangen Pendēre ex aliqua re
Uit iets bestaan Constare ex aliqua re
Uit iets blijken, zich in iets openbaren Cerni (in) aliqua re (niet ex aliqua re!)
In iemands macht staan, iets in handen hebben In manu of in potestate alicuius situm of positum esse / Penes aliquem esse
De zaak is nog niet uitgemaakt, is onbeslist, hangende Res integra est
(De hoofdbeteekenis van integer (in-TAG tango), waarvan ook de overige beteekenissen kunnen worden afgeleid, is: onaangeroerd, ongerept)
Ik heb er nog de vrije beschikking over, mijne handen zijn daarin nog niet gebonden Res mihi integra est
Het is niet meer in mijne macht Mihi non est integrum, ut...
Zich de vrije beschikking, de beslissing voorbehouden Integrum (causam integram) sibi reservare
Zooveel in mijne macht is Quantum in me (situm) est
Zooveel in zijne macht is Quantum in ipso (niet in eo!) est.
Aan u staat het hierover te beslissen Penes te arbitrium huius rei est
Alles aan iemands welgevallen overlaten Arbitrio alicuius omnia permittere / Omnium rerum arbitrium alicui permittere
Volgens uw welgevallen, zooals het u belieft Arbitratu of arbitrio tuo
5. GELEGENHEID MOGELIJKHEID AANLEIDING. TOEVAL
Eene gunstige, geschikte, goede, schoone gelegenheid biedt zich aan Occasio datur, offertur
(Niet occasio opportuna, bona, pulchra, omdat in occasio reeds het begrip van gunstig ligt opgesloten. Daarentegen zegt men occasio praeclara, ampla, tanta)
Bij gelegenheid Occasione data, oblata / Per occasionem
Bij elke gelegenheid Quotiescumque occasio oblata est / Omnibus locis
Iemand gelegenheid geven, verschaffen tot iets Occasionem alicui dare, praebere. alicuius rei of ad aliquid faciendum
Eene gelegenheid (toevallig) vinden Occasionem nancisci
Van eene gelegenheid gebruik maken Occasione uti
Eene gelegenheid laten voorbijgaan Occasionem praetermittere, amittere (uit onachtzaamheid), omittere (met opzet), dimittere (vrijwillig)
De gelegenheid verzuimen, ongebruikt laten voorbijgaan Occasioni deesse
(Evenzoo deesse officio = zijn plicht verzuimen, aan zijn plicht te kort komen, muneri = zijn ambt of bediening niet vervullen, rei publicae, het welzijn van den staat uit het oog verliezen, sibi, zich zelf te kort doen, nadeel doen)
Eene gelegenheid gretig aangrijpen, bij de haren grijpen (gemeenz.) Occasionem arripere
Iemand in de gelegenheid, in de mogelijkheid, in staat tot iets stellen Facultatem alicui dare alicuius rei of ut possit / Potestatem, copiam alicui dare, facere met gen. gerund.
(Zoo zegt men potestatem alicui pugnandi facere, iemand een veldslag aanbieden, potestatem sui facere alicui 1) een gevecht aannemen, 2) iemand audiëntie verleenen, voor iemand te spreken zijn (ook sui conveniendi alicui potestatem facere)
Iemand de mogelijkheid tot iets ontnemen Facultatem, potestatem alicui eripere, adimere
Er is geen middel, geen mogelijkheid daartoe Nulla est facultas alicuius rei
Aanleiding geven tot verdenking Locum dare suspicioni
Aanleiding, reden geven tot berisping Ansas dare ad reprehendendum, reprehensionis / Ansam habere reprehensionis
Aanleiding in iets vinden, tot iets gebracht worden Adduci aliqua re (ad aliquid of ut)
Door een of ander toeval Nescio quo casu
Enkel toevalligerwijze Temere et fortuīto; forte (et) temere
6. GELUK
Voorspoed hebben Fortuna secunda uti
Door het geluk begunstigd of gediend worden, de gunst der fortuin ondervinden, het gaat voor den wind, het geluk lacht toe Fortunae favore of prospero flatu fortunae uti / Fortunam fautricem nancisci
Het geluk verblindt Fortuna caecos homines efficit, animos occaecat
Zijn geluk beproeven Fortunam tentare, experiri
Zijn geluk in de waagschaal stellen, of op het spel zetten Fortunam periclitari (periculum facere)
Het op zijn geluk laten aankomen Fortunae se committere
Zijn geluk in handen hebben Fortunam in manibus habere
Het geluk uit de handen geven Fortunam ex manibus dimittere
Het geluk wendt zich af, keert den rug toe Fortuna commutatur, se inclīnat
Een speelbal der fortuin Ludibrium fortunae
Een troetelkind van de fortuin of van het geluk Is, quem fortuna complexa est
Door het geluk verlaten zijn A fortuna desertum, derelictum esse
Het geluk maakt iemand groot, ook: verhoovaardigt iemand Fortuna aliquem effert
Door voorspoed hoogmoedig, vermetel of roekeloos worden Rebus secundis efferri
Iets zet het geluk de kroon op Ad felicitatem (magnus) cumulus accedit ex aliqua re / Aliquid felicitatis cumulum affert
Het geluk de kroon opzetten Felicitatem magno cumulo augere
Indien alles gelukkig en naar wensch gaat In rebus prosperis et ad voluntatem fluentibus
Gelukzaligheid, gelukkig leven Beata vita, beate vivere, beatum esse
(Beatitas en beatitudo is door Cicero slechts op eene plaats (de natura deorum I 34, 95) en nog alleen bij wijze van proef gebruikt)
Tot een gelukkig leven Ad bene beateque vivendum
Het treft zeer gelukkig, dat... Peropportune accidit, quod
7. ONGELUK. LOT. VERDERF.
Het ongeluk, de tegenspoed Fortuna adversa / Res adversae, afflictae, perditae
Ongelukkig worden, een ongeluk beloopen In calamitatem incidere
Hem overkomt een ongeluk, onheil; hij ondergaat eene wederwaardigheid Calamitatem accipit, subit
Geen ongeluk of ramp beleven, (in het leven) ondervinden Nihil calamitatis (in vita) videre
Den lijdenskelk ledigen Calamitatem haurire / Omnes labores exanclare
(Dikwijls mag men een beeld, dat in het Nederlandsch door een werkwoord met een zelfst. naamwoord uitgedrukt wordt, in het Latijn alléén door een werkwoord teruggeven: b.v. amicitiam iungere, den band der vriendschap sluiten, religionem labefactare, het gebouw van den godsdienst ondermijnen, bellum exstinguere, de oorlogsfakkel uitdooven, libido consedit, de storm van den hartstocht is bedaard, vetustas monumenta exederat, de tand van den tijd had aan de gedenkteekens geknaagd)
Ongeluk, verderf over iemand brengen Calamitatem, pestem inferre alicui
Door rampen getroffen worden Calamitatibus afflīgi
Door ongeluk, rampen overstelpt worden Calamitatibus obrui
Het einde van zijn lijden vinden Calamitatibus defungi
Door rampspoed geleerd, wijs geworden Calamitate doctus
Met tegenspoed te kampen hebben Conflictari (cum) adversa fortuna
In 't ongeluk neergestort liggen In malis iacēre
Door rampen bestormd worden Malis urgeri
De wisselingen van het lot; de onbestendigheid, wisselvalligheid der fortuin Fortunae vicissitudines
Allerlei hachelijke voorvallen uit het leven Ancipites et varii casus
Aan de wisselvalligheid van het lot onderworpen zijn Sub varios incertosque casus subiectum esse
Een afwisselend lot hebben Varia fortuna uti
Velerlei wisselingen van het lot te doorworstelen hebben Multis casibus iactari
Door wederwaardigheden zwaar beproefd worden Multis iniquitatibus exerceri
(De eerste beteekenis van exercere is afmatten, geen rust laten. Vandaar overdrachtelijk: veel moeite veroorzaken, kwellen, b.v. fortuna aliquem vehementer exercet. En daarom is exercere de kunstterm voor elk handwerk, ambacht en in het algemeen voor elken werkkring, waarin bestuur of toezicht gevorderd wordt: exercere agros, landbouw drijven, metalla, mijnen ontginnen, navem, reederij drijven, vectigalia, de tollen beheeren, voornamelijk van de pachters der rijkstollen (publicani); is, qui exercet iudicium, de voorzitter der rechtbank (praetor))
Aan de slagen van het lot blootgesteld zijn Fortunae telis propositum esse
Aan een ongelukkig lot prijsgegeven zijn Fortunae obiectum esse
Aan de onbillijkheid van het lot blootgesteld zijn Ad iniurias fortunae expositum esse
Zich schikken of zich voegen naar zijn lot Fortunae cedere
Iemand in het verderf storten Aliquem affligere, perdere, pessumdare, in praeceps dare
In zijn verderf loopen, zijn verderf te gemoet ijlen, te gronde gaan Praecipitem agi, ire / Ad interitum ruere / Ad exitium vocari / In perniciem incurrere
Het op iemands ondergang toeleggen Pestem alicui (in aliquem) machinari
Iemand ten ondergang brengen, iemands ondergang bereiden, iemand ten verderve strekken Perniciem (exitium) alicui afferre, moliri, parare
Iemand van den ondergang redden Ab exitio, ab interitu aliquem vindicare
8. GEVAAR. PROEF (PERICULUM). VEILIGHEID
In gevaar zijn of verkeeren In periculo esse of versari
De toestand is zeer hachelijk, hoogst gevaarlijk Res in summo discrimine versatur
In doodsgevaar verkeeren In vitae discrimine versari
In gevaren komen, geraken In pericula incidere of incurrere
Iemand dreigen, bedreigen gevaren Pericula alicui imminent, impendent
Dreigende gevaren vloeien voor iemand ergens uit voort Pericula ex aliqua re in of ad. aliquem redundant
In het gevaar gaan, het gevaar te gemoet gaan, het gevaar onder de oogen zien of treden Periculum subire, adire, suscipere
Zich aan gevaren blootstellen Periculis se offerre
Zijn leven aan gevaar blootstellen Salutem, vitam suam in discrimen offerre (niet exponere!)
Iemand, iets in gevaar brengen Aliquem, aliquid in periculum (discrimen) adducere, vocare / Alicui periculum creare, conflare
(Vocare wordt in verschillende uitdrukkingen gebezigd, b.v. in invidiam, in suspicionem, in dubium, ad exitium, in periculum vocare. In het passief dient het ter omschrijving van niet gebruikelijke passiva, b.v. in odium vocari = gehaat worden. Hetzelfde geldt van venire)
Zich in levensgevaar storten In periculum capitis, in discrimen vitae se inferre
Iemands leven staat op het spel Salus, caput, vita alicuius agitur, periclitatur, in discrimine est of versatur
Op het oogenblik van het gevaar In ipso periculi discrimine
Iemand uit het gevaar redden Aliquem ex periculo eripere, servare
Geen gevaar vreezen of ontzien voor... Nullum periculum recusare pro...
Gevaren te boven komen, aan gevaren ontsnappen Periculis perfungi
De proef van iets nemen, iets op de proef stellen Periculum facere alicuius rei.
Zich met den vijand meten Periculum hostis facere
't Is tot het uiterste gekomen Res ad extremum casum perducta est / Ad extrema perventum est
In veiligheid zijn In tuto esse
Iets in veiligheid brengen In tuto collocare aliquid
9. HULP. REDDING. TROOST
Iemand hulp verleenen, redding brengen Auxilium, opem, salutem ferre alicui
Iemand te hulp komen Auxilio alicui venire
Iemand om hulp smeeken Alicuius opem implorare
Zijne toevlucht tot iemand nemen Confugere ad aliquem of ad opem, ad fidem alicuius
Tot het laatste redmiddel overgaan, naar het laatste redmiddel grijpen Ad extremum auxilium descendere
(Zoo wordt descendere dikwijls gezegd van datgene, waartoe men niet dan ongaarne overgaat)
Onmiddellijke hulp Auxilium praesens
(2) Ook poena praesens, onmiddellijke straf; pecunia praesens gereed geld; medicina praesens, snel werkend geneesmiddel; deus praesens, hulpvaardige god; in rem praesentem venire, zich ter plaatse begeven, om de zaak in oogenschouw te nemen)
Iemand ter zijde staan (om te helpen b.v. als advocaat) Adesse alicui of alicuius rebus (tgst. deesse)
Iemand redding brengen Salutem alicui afferre
Op zijne redding bedacht zijn Saluti suae consulere, prospicere
Voor eigen belangen, voor zich zelf zorgen Suis rebus of sibi consulere
In de redding slagen Salutem expedire
Troost schenken Solacium praebere, afferre
Geen troost aanbieden, verleenen Nihil habere consolationis
Daarin troost vinden, den troost smaken Hoc solacio frui of uti
Iemand troosten over iets Consolari aliquem de aliqua re
Iemand in zijn smart troosten Consolari dolorem alicuius
Iemand troosten in het ongeluk Consolari aliquem in miseriis
Ik troost mij daarmede Hoc (illo) solacio me consōlor / Haec (illa) res me consolatur
10. RIJKDOM. GEBREK. ARMOEDE
Rijk zijn Divitiis, copiis abundare
Zeer rijk zijn Magnas opes habere / Opibus .maxime florere / Omnibus opibus circumfluere
Met de gaven der fortuin rijk bedeeld zijn Fortunis maximis ornatum esse
In grooten overvloed leven In omnium rerum abundantia vivere
Iemand van arm rijk maken Aliquem ex paupere divitem facere
Gebrek aan iets lijden Inopia alicuius rei laborare, premi
Tpt de (uiterste) armoede, tot (de uiterste) behoeftigheid komen of vervallen Ad paupertatem, ad inopiam (summam omnium rerum) redigi
Zich kommervol onderhouden, het leven kommervol voortsleepen Vitam inopem sustentare, tolerare
In armoede leven In egestate esse, versari / Vitam in egestate degere
Behoeftig, doodarm zijn In summa egestate of mendicitate esse
Aalmoezen vragen, bedelen Stipem colligere
Eene aalmoes geven Stipem porrigere
Geld bijdragen tot iets Stipem (pecuniam) conferre in aliquid
11. NUT. BELANG. VOORDEEL. SCHADE.
Nuttig, van nut zijn Usui of ex usu esse
Nut, voordeel aanbrengen Utilitatem afferre, praebere
Veel (niets, iets) tot het nut van 't algemeen, tot het openbare nut bijdragen Multum (nihil, aliquid) ad communem utilitatem afferre
Iets tot eigen nut of voordeel aanwenden, doen strekken Aliquid in usum suum conferre
Bij alles slechts zijn eigen voordeel beoogen Omnia ad suam utilitatem referre
Voor iemands belangen zorgen, ze behartigen, beschermen (tgst. ze schaden, in den weg staan) Rationibus alicuius prospicere of consulere (tgst. officere, obstare, adversari) / Commodis alicuius servire / Commoda alicuius tueri
Mijn belang bracht het zoo mede Meae rationes ita tulerunt
(Rijk) gewin, (groote) winst, voordeel uit iets trekken Fructum (uberrimum) capere, percipere, consequi ex aliqua. re
(Ook fructum alicuius rei capere, percipere, consequi ex aliqua re, b.v. virtutis fructus ex re publica (magnos, laetos, uberes) capere, zich voor zijne deugd door den staat (rijkelijk) beloond zien)
Iemand vloeien voordeelen uit iets toe Fructus ex aliqua re redundant in of ad aliquem
Iets komt mij te baat, ten goede Aliquid ad meum fructum redundat
Wat (niets) baat het te... Quid (nihil) attinet? (met volg. infin.)
Aan wien strekt het tot voordeel? Cui bono?
Schade lijden Damnum (tgst. lucrum) facere / Damno affici / Detrimentum capere, accipere, facere
(Evenzoo incommodum accipere, nadeel lijden; naufragium facere, schipbreuk lijden)
Iets ten offer brengen, opofferen Iacturam alicuius rei facere
(Damnum is schade, door eigen schuld, vooral in het vermogen, geleden; fraus, de schade, door bedrog veroorzaakt; iactura (eigenlijk = het overboord werpen), is het prijsgeven, het opofferen van iets kostbaars, om grooter schade te voorkomen of grooter voordeel te verkrijgen. "Schadelijk" is inutitis, qui nocet enz., niet noxius, dat in deze beteekenis geen naamval regeert, homo noxius = een boosdoener)
Iemand schade doen, toebrengen Damnum inferre, afferre alicui
Schade of verlies (met moed en kracht) weten te dragen Damnum ferre
Iemand benadeelen Incommodo afficere aliquem
De geleden verliezen herstellen Incommodis mederi
Schade vergoeden of herstellen, schadeloosstellen Damnum of detrimentum sarcire (niet reparare!) / Damnum compensare cum aliqua re
Schadevergoeding eischen Res repetere
Schadevergoeding geven Res restitnere
12. WELWILLENDHEID. GUNST. GENEGENHEID. WELGEVALLEN
Welwillend jegens iemand zijn, welwillendheid jegens iemand koesteren Benevolo animo esse in aliquem / Benevolentiam habere erga aliquem
Zich iemands welwillendheid, gunst, genegenheid verwerven Benevolentiam, favorem, voluntatem alicuius sibi conciliare of colligere (ex aliqua re)
Iemand welwillendheid of genegenheid betoonen Benevolentiam alicui praestare, in aliquem conferre / Benevolentia aliquem complecti of prosequi
Bij iemand in gunst staan Gratiosum esse alicui of apud aliquem / In gratia esse apud aliquem
In hooge gunst bij iemand staan Multum valere gratia apud aliquem / Florere gratia alicuius
In gunst bij iemand komen; de gunst van iemand verwerven Gratiam inire ab aliquo of apud aliquem / In gratiam alicuius venire
Iemands gunst trachten te winnen, (sterker) bejagen Gratiam alicuius sibi quaerere, sequi, (sterker) aucupari
Iemand genegen zijn Studere, favere alicui / Studiosum esse alicuius / Propenso animo, studio esse of propensa voluntate esse in aliquem (tgst. averso animo esse ab aliquo)
Iemand te wille zijn, zijn zin geven Alicui morem gerere, obsequi
Iemands belangen toegedaan zijn; het goed met iemand meenen Alicuius causa velle of cupere
Iemand een (groot) genoegen doen Gratum (gratissimum) alicui facere
Zich naar iemand voegen, schikken Se conformare, se accommodare ad alicuius voluntatem / Alicuius voluntati morem gerere
Zich naar iemands wensch gedragen, schikken Se convertere, converti ad alicuius nutum
(Daarentegen se convertere ad aliquem = zich tegen iemand (met vijandig oogmerk) keeren, óf = zijn blik met vertrouwen op iemand richten)
Zich geheel en, al naar iemand plooien, schikken; geheel naar den zin van iemand leven; naar
iemands pijpen dansen (gemeenzaarn) Totum se fingere et accommodare ad alicuius arbitrium et nutum
Iemand van zich afkeerig maken Voluntatem of animum alicuius a se abalienare, aliquem a se abalienare of alienare
13. WELDAAD. DANK. VERGELDING.
Iemand eene weldaad bewijzen Beneficium alicui dare, tribuere / Beneficio aliquem afficere, ornare
Iemand met weldaden overladen Beneficia in aliquem conferre
Iemand door weldaden verplichten, aan zich verbinden Beneficiis aliquem obstringere, obligare, devincire
Eene weldaad (ruimschoots) vergelden Beneficium remunerari of reddere (cumulate)
Dankbaarheid Gratus (tgst. ingratus) animus
(Het ontbrekende subst. wordt ook met animus omschreven in: animus inexorabilis = onverbiddelijkheid, animus implacabilis = onverzoenlijkheid (maar placabilitas = verzoenlijkheid), animus (fides) venalis = omkoopbaarheid)
Iemand dankbaarheid verschuldigd zijn Gratiam alicui debere
Iemand dank weten (inwendig) Gratiam alicui habere
Zich dankbaar jegens iemand betoonen (door daden), iemand erkentelijkheid bewijzen Gratiam alicui referre (meritam, debitam) pro aliqua re
Iemand dankzeggen (met woorden), dank betuigen Gratias alicui agere pro aliqua re
Op plechtige wijze (de Goden) dankzeggen Grates agere (dis immortalibus)
Dankbaarheid verdienen Gratiam mereri
Gelijk met gelijk vergelden Par pari referre of paria paribus respondere
Iets goed (rijkelijk) vergelden Bonam (praeclaram) gratiam referre
Goed met kwaad vergelden Benefacta maleficiis pensare
Kwaad met goed vergelden Maleficia benefactis remunerari / Pro maleficiis beneficia reddere
14. VERDIENSTE. WAARDE. BELOONING. PRIJS.
Zich bij, jegens iemand of jegens iets verdienstelijk maken Bene, praeclare (melius, optime) mereri de aliquo of de aliqua re
(Wijl mereri eene vox media is, wordt het nooit zonder adverbium gebruikt)
Iemand of iets een ondienst doen of bewijzen, iemand slecht dienen Male mereri de aliquo of de aliqua re
De verdienste van iemand jegens iemand of iets Meritum(a) alicuius in aliquem of aliquid
Zonder mijne verdienste Nullo meo merito
Naar verdienste Ex en pro merito
Veel (eenige) waarde aan iets hechten Multum (aliquid) alicui rei tribuere
Veel met iemand ophebben, iemand hoogschatten, op prijs stellen Multum alicui tribuere
Iemand (schitterend) beloonen Praemiis (amplissimis, maximis) aliquem afficere
(Men lette op het menigvuldig gebruik van afficere: b.v. afficere aliquem admiratione, beneficia, exsilio, honore, iniuria, laude, poena, supplicio. Van bijzonder belang is het passieve gebruik van afficere, b.v. affici admiratione, bewonderd worden, gaudio, voluptate, verblijd worden, dolore, smartelijk aangedaan worden, poena, gestraft worden)
Iemand naar verdienste beloonen Meritum praemium alicui persolvere
Eene belooning, een prijs uitloven Praemium exponere of proponere (tot aanmoediging) / Praemium ponere (als prijs voor den overwinnaar)
Iemand den prijs toekennen, geven Palmam deferre of dare alicui
Den prijs wegdragen, behalen Palmam ferre, accipere
Het loon voor iets bedongen Pacta merces alicuius rei
Gehuurd zijn (van personen) Mercede conductum esse
15. VERZOEK. WENSCH. LAST. BEVEL.
Iemand met aandrang, dringend, zeer dringend verzoeken Orare et obsecrare aliquem / Magnopere, vehementer, etiam atque etiam rogare aliquem
Iemand met verzoeken bestormen, lastig vallen Precibus aliquem fatigare
Ootmoedig smeeken Supplicibus verbis orare
Het verzoek toestaan, inwilligen Precibus obsequi
Aan iemands verzoek voldoen Alicui petenti satisfacere, non deesse
Zich door dringende (ootmoedige) beden laten bewegen, overhalen Magnis (infimis) precibus moveri
Iemand iets afslaan Negare (sterker denegare) alicui aliquid
Iemand een verzoek, eene bede afslaan Petenti alicui negare aliquid / Repudiare, aspernari preces alicuius
Ik zal geen uwer vorderingen afwijzen Nihil tibi a me postulanti recusabo
Iets bij iemand bewerken, van iemand verkrijgen Aliquid ab aliquo impetrare
Mijne wenschen worden vervuld Optata mihi contingunt
Iemands wensch vervullen, verlangen bevredigen Voluntati alicuius satisfacere, obsequi
Naar wensch Ex sententia
Aan eene zaak den besten uitslag wenschen Aliquid optimis ominibus prosequi
Moge het goed voor u uitvallen! / Moge het u goed bekomen! Bene id tibi vertat!
Iemand een taak opleggen, een last opdragen Mandatum, negotium alicui dare / Negotitim ad aliquem deferre
Een last volbrengen, zich van zijn last kwijten Mandatum exsequi, persequi, conficere
Bevelen volbrengen Iussa (gewoonlijk slechts in plur.), imperata facere
16. VRIENDSCHAP. VIJANDSCHAP. VERZOENING
Vriendschap met iemand sluiten, aangaan Amicitiam cum aliquo iungere, fa cere, inire, contrahere. (Zie ook bl. 51 aanm. 2)
Vriendschap koesteren, onderhouden, daaraan getrouw zijn Amicitiam colere
Iemand tot vriend hebben Uti aliquo amico
Ik leef in vriendschap, in vijandschap met iemand Est of intercedit mihi cum, aliquo amicitia / Sunt of intercedunt mihi cum aliquo inimicitiae
(In den singularis staat inimicitia slechts, wanneer er spraak is van het abstracte begrip van het woord)
Vriendschappelijken, gemeenzamen, vertrouwelijken omgang met iemand hebben Uti aliquo familiariter
Door den innigsten, nauwsten band van vriendschap met iemand vereenigd zijn Artissimo amicitiae vinculo of summa familiaritate cum aliquo coniunctum esse
Door oude vriendschap verbonden zijn Vetustate amicitiae coniunctum esse
Iemands vriendschap zoeken Amicitiam alicuius appetere
Iemands vriendschap verwerven In amicitiam alicuius recipi
Zich bij iemand als vriend aansluiten Ad alicuius amicitiam se conferre, se applicare
Iemand als derde in het vriendschapsverbond opnemen Aliquem tertium in amicitiam ascribere
De vriendschap opzeggen Amicitiam renuntiare
Den band der vriendschap breken, de vriendschap afbreken Amicitiam dissuere, dissolvere, praecīdere
Mijn beste vriend Amicissimus meus of mihi
Mijn vertrouwdste vriend, boezemvriend Homo intimus, familiarissimus mihi
In vijandschap met iemand leven Inimicitias gerere, habere, exercere cum aliquo
Met iemand in vijandschap geraken Inimicitias sibi cum aliquo suscipere
Zich iemands vijandschap op den hals halen Inimicitias alicuius suscipere
Zijne vijandschap, vijandelijke gezindheid afleggen Inimicitias deponere
Vriend en vijand Aequi iniqui
Iemand met een ander verzoenen Placare aliquem alicui of in aliquem / Reconciliare alicuius animum of alleen aliquem alicui / In gratiam aliquem cum aliquo reducere
Zich met iemand verzoenen In gratiam cum aliquo redire / Sibi aliquem of alicuius animum reconciliare of reconciliari alicui
17. AANZIEN. GEZAG. WAARDIGHEID
In groot aanzien staan, in aanzien zijn, groot gezag hebben Magna auctoritate esse / Auctoritate valere of florere / Magna auctoritas est in aliquo
In groot aanzien bij iemand staan, hoog bij iemand aangeschreven staan, veel gezag bij iemand hebben Multum auctoritate valere of posse apud aliquem / Magna auctoritas alicuius est apud aliquem
Iemands gezag weegt zwaar bij iemand Alicuius auctoritas multum valet apud aliquem
Zich aanzien of gezag verwerven Auctoritatem of dignitatem sibi conciliare, parare
Het allerhoogste aanzien verkrijgen, tot het toppunt van aanzien stijgen Ad summam auctoritatem pervenire (niet ad fastigium!)
Iemand in hooger aanzien brengen, iemands invloed, gezag vermeerderen (tgst. iemands aanzien, gezag verkleinen) Auctoritatem alicuius amplificare (tgst. imminuere, minuere)
Met iemands gezag of aanzien den spot drijven Auctoritati, dignitati alicuius illudere
Hooge waardigheid bezitten. Dignitas est summa in aliquo / Summa dignitate praeditum esse
Iets beneden zijne waardigheid, beneden zich, zijner onwaardig achten Aliquid alienum (a) dignitate sua of enkel a se ducere / Aliquid infra se ducere of infra se positum arbitrari
18. LOF. GOEDKEURING. BERISPING. VERWIJT
Iemand lof toekennen Laudem tribuere, impertire alicui / Laude afficere aliquem
Iemand (hoog) verheffen, verheerlijken, roem, lof toezwaaien (Maximis, summis) laudibus efferre aliquem of aliquid / Eximia laude ornare aliquem
Iemand met loftuitingen overladen Omni laude cumulare aliquem
Iemand (iets) hemelhoog, tot in de wolken verheffen Laudibus aliquem (aliquid) in (ad) caelum ferre, efferre, tollere
Iemands lof verkondigen Alicuius laudes praedicare
Iemand gelukkig prijzen Aliquem beatum praedicare
Van alle kanten lof inoogsten Omnium undique laudem colligere
Iemand iets tot eer aanrekenen Aliquid laudi alicui ducere, dare
Iemand in zijn aangezicht prijzen Aliquem coram, in os of praesentem landare
Gij hebt er goed aan gedaan met... Recte, bene fecisti quod...
Ik vind de zaak aannemelijk, de zaak bevalt mij Res mihi probatur (letterlijk: aan mij wordt als goed voorgesteld)
(Vinden wordt niet altijd letterlijk vertaald; zoo is: rust, verademing vinden = conquiescere, acquiescere, requiescere, relaxari; verontschuldiging vinden = exusari; excusationem habere; geloof vinden = fidem habere. Acquiescere (in) aliqua re ook = voldoening in iets vinden)
De zaak wordt door mij bewezen, aangeprezen, goedgekeurd Res a me probatur (letterlijk: door mij wordt als goed voorgesteld)
Hierover berisp ik u, hierom misprijs ik U Hoc in te reprehendo (niet ob of propter eam rem!)
Bestraffing, berisping ondergaan, afkeuring, veroordeeling vinden Vituperationem subire / In vituperationem, reprehensionem cadere, incidere, venire
Iemand iets verwijten, verwijtingen doen over iets Exprobrare alicui aliquid (de aliqua re) / Aliquid alicui crimini dare, vertere
Zich BIJ iemand over iets beklagen, zijn beklag BIJ iemand doen Conqueri of expostulare cum aliquo de aliqua re
19. GERUCHT. GEPRAAT. TIJDING. VERMELDING
Het gerucht gaat, loopt, is in omloop Rumor, fama, sermo est of manat
Men fluistert elkander in 't oor Fama serpit (per urbem)
Meer en meer verspreidt zich het gerucht Rumor increbrescit
Een gerucht uitstrooien, verspreiden, in omloop brengen Rumorem spargere / Famam dissipare
Onzekere, losse geruchten komen ons ter oore Dubii rumoren afferuntur ad nos
Iets weten van hooren zeggen Auditione et fama accepisse aliquid / Fando aliquid audivisse
Ik heb hem hooren zeggen... Ex eo audivi, cum diceret
Algemeen zegt men, het is algemeen verspreid Vulgo dicitur, pervulgatum est
Het voorwerp van aller gesprekken zijn, op de tong rijden In ore hominum of hominibus esse / Per omnium ora ferri
Gij hebt den mond vol van... Semper tibi in ore est
Iets altijd in den mond hebben In ore aliquid (semper) habere
Bekendmaken, openbaarmaken, ruchtbaar maken Efferre of edere aliquid in vulgus
Uitgebracht worden, uitlekken, ruchtbaar worden Foras efferri, palam fieri, percrebescere, divulgari, exire, emanare, in medium proferri
Het onderwerp der gesprekken worden In sermonem hominum venire / In ora vulgi abire
Het praatje der stad worden Fabulam fieri
Op de tijding Nuntio allato of accepto
Te Rome kwam de tijding aan Romam nuntiatum est, allatum est
Iemand van iets kennis geven Certiorem facere aliquem (alicuius rei of de aliqua re)
Iets ter sprake brengen of gewag van iets maken Mentionem facere alicuius rei of de aliqua re
(Maar commernorare gewagen, gewag maken (eig. = zichzelf of anderen aan iets doen gedenken) veronderstelt, dat de zaak, die men vermeldt, reeds bekend is)
In 't voorbijgaan even iets ter sprake brengen Mentionem inicere de aliqua re of Acc. c. Inf.
Toevallig van iets gewagen In mentionem alicuius rei incidere / Mentio alicuius rei incidit
20. ROEM. ROEP
Zich roem verwerven Gloriam, famam sibi comparare
Roem behalen Gloriam (immortalem) consequi, adipisci
Tot roem strekken Gloriae, laudi esse / Laudem afferre
Zeer beroemd zijn Gloria, laude florere
Op het toppunt van roem staan Summa gloria florere (niet in fastigio esse!)
Beroemd worden Gloriam colligere, in summam gloriam venire / Nobilitari, clarum fieri, illustrari (niet het latere clarescere of inclarescere!)
Iemands naam onsterfelijk maken Aliquem immortali gloria afficere / Aliquem sempiternae gloriae commendare
Zich een onsterfelijken naam verwerven, zijn naam vereeuwigen of onsterfelijk maken Immortalitatem consequi, adipisci, sibi parĕre
Zich door roemzucht laten leiden, roemzuchtig zijn Gloria duci / Laudis studio trahi / Laudem, gloriam quaerere
Van roem- of eerzucht blaken Gloriae, laudis cupiditate incensum esse, flagrare
Iemands roem beknibbelen, verkleinen, daaraan afbreuk doen, iemands verdiensten miskennen, onrecht doen De gloria, fama alicuius detrahere / Alicuius gloriae of alleen alicui obtrectare / Alicuius famam, laudem imminuere
Iemands roem verduisteren, iemand in vergetelheid brengen Obscurare alicuius gloriam, laudem, famam (niet obscurare aliquem!)
(Evenzoo zegt men: iemand verbeteren alicuius mores corrigere (niet aliquem corrigere!), iemand verstaan alicuius orationem of quid dicat intellegere (niet aliquem intellegere!))
Voor zijn goeden naam zorgen. Famae servire, consulere
Den reeds verworven roem ophouden, onbesmet bewaren of houden Famam ante collectam tueri, conservare
Een goeden naam hebben, in een kwaden roep staan Bene, male audire (ab aliquo) / Bona, mala existimatio est de aliquo
De schande van een daad op zich laden, voor den naam van iets niet terugdeinzen Famam facinoris subire
Iemand in een kwaden roep bren gen, zijn goeden naam bezoedelen Infamiam alicui inferre, aspergere, conflare, infamem facere aliquem
Een grooten naam nalaten Magnam sui famam relinquere
Den naam hebben van... Opinionem alicuius rei habere
De openbare meening Existimatio hominum, omnium
(Existimatio is niet slechts actief het beoordeelen, maar ook passief het beoordeeld worden, de roep, gewoonlijk in goeden zin, ook zonder de toevoeging van bona, integra, magna)
21. EER. HOON. SCHANDE. SCHANDVLEK
In eer zijn bij iemand Esse in honore apud aliquem
Iemand eer bewijzen Honorem alicui habere, tribuere
Iemand eeren Aliquem honore afficere, augere, ornare, prosequi
Iemand van roemzucht doen blaken Aliquem cupiditate honorum inflammare (of aliquem ad cupiditatem honorum inflammare)
Naar eer streven Honores concupiscere (tgst. aspernari)
Iemand eershalve noemen, iemand met achting noemen Honoris causa aliquem nominare of appellare
Een standbeeld iemand ter eere oprichten Statuam alicui ponere, constituere
Iemand in eere houden Aliquem tolere et observare
Iemand hoonen, iemand schandvlekken Aliquem ignominia afficere, notare / Alicui ignominiam inurere
Schande op zich laden, inleggen, zich berucht maken Infamiam concipere, subire, sibi conflare
Den glans van zijn roem door vlekken ontluisteren Vitae splendori(em) maculas(is) aspergere
Iemands naam brandmerken, schandvlekken Notam turpitudinis alicui of vitae alicuius inurere
Eene schandvlek, de oneer op zijn naam niet laten kleven Ignominiam non ferre
Eene schandvlek uitwisschen Maculam (conceptam) delere, eluere
22. MOEITE. VLIJT. ARBEID. INSPANNING
Op iets bedacht zijn, voor iets zorgen Respicere aliquid zorgen
(Daarentegen respicere ad aliquid (aliquem) = omzien (= achterwaarts zien) b.v. ad oppidum)
Zich (groote) moeite geven, om... Operam (studiose, enixe, sedulo, maxime) dare, ut... (niet magnam!)
Moeite, zorg aan iets besteden Operam alicui rei tribuere, in aliquid conferre / Operam (laborem; curam) in of ad aliquid impendere
Groote moeite en inspanning aan iets besteden Egregiam operam dare alicui rei / Multum operae ac laboris consumere in aliqua re
IJver, vlijt aan iets besteden Studium, industriam (niet diligentiam!) collocare, ponere in aliqua re
Zich met ijver, met de borst op iets toeleggen Incumbere in (ad) aliquid
Werk verrichten (vooral van veldarbeid) Opus facere
(Opus is niet werk in het algemeen, maar het bepaalde werk, waarmede men bezig is; labor is de zwarigheid, last, vermoeienis, die aan krachtsinspanning verbonden is; vandaar is laborare niet eenvoudig arbeiden, maar met inspanning van kracht arbeiden; opera is de (vele of geringe) moeite, die aan iets besteed wordt)
Met een werk een begin, een aanvang maken, de handen aan het werk slaan Opus aggredi / Ad opus faciendum accedere
Die zaak kost veel moeite en arbeid Res est multi laboris et sudoris
Zich moeite en arbeid in iets getroosten Desudare et elaborare in aliqua re
Geen arbeid, geene moeite ontzien Labori, operae non parcere
Het werk onafgebroken voortzetten Laborem non intermittere
Den arbeid geen oogenblik staken, zich geen verpoozmg gunnen Nullum tempus a labore intermittere
Des nachts werken Lucubrare
Inanem laborem-suscipere.
Zich moeite geven voor niet. Operam (et oleum) perdere of frustra consumere
Vergeefsche moeite doen, op eene afgedane zaak terugkomen Rem actam of enkel actum agere (spreekw.)
Zich de moeite besparen, de moeite sparen Labore supersedere
Gehard tegen vermoeienissen Patiens laboris
Afkeerig van den arbeid Fugiens laboris
Het loont de moeite Operae pretium est (c. Inf.)
Na volbrachten arbeid is het goed rusten Acti labores iucundi (spreekw.)
Zijne krachten inspannen Contentionem adhibere
Al zijne krachten bij iets te hulp roepen Omnes nervos in aliqua re contendere
(Nervi in de eigenlijke beteekenis zijn spieren, pezen, niet zenuwen, welke de ouden niet kenden. Overdrachtelijk is nervi niet slechts kracht in het algemeen, maar ook in 't bijzonder = zielskracht, levenskracht, b.v. omnes nervos virtutis elidere, incīdere, de zielskracht van den man, de mannenkracht geheel verlammen; ook = de zetel der kracht, de zenuw of ziel van iets b.v. vectigalia nervi rei publicae sunt; nervi belli pecunia = het geld is de zenuw van den oorlog)
Al zijne krachten inspannen, zijn uiterste pogingen aanwenden om... Omnibus viribus of nervis contendere, ut / Omni ope atque opera, of omni virium contentione eniti, ut / Contendere et laborare, ut
23. BEZIGHEID. VRIJE TIJD. LEDIGHEID. TRAAGHEID
Een arbeid, werk, taak op zich nemen Negotium suscipere
Eene zaak waarnemen, verrichten, volbrengen, uitvoeren Negotium obire, exsequi
Eene zaak ten einde brengen, voltooien, afmaken Negotium conficere, expedire transigere
Met zaken bezig zijn, zaken doen Negotia agere, gerere
Met bezigheden overladen, overkropt zijn, het zeer druk hebben Multis negotiis implicatum, districtum, distentum, obrŭtum esse
Vrij zijn van bezigheden Negotiis vacare
MET iets bezig zijn Occupatum esse IN aliqua re / Intentum esse alicui rei
Iemand eene moeielijkheid veroorzaken, berokkenen Negotium alicui facessere
Het kost veel moeite, het heeft heel wat in heel wat in Magnum negotium est (c. Inf.)
Zonder eenige moeite Nullo negotio
Ledigen tijd hebben, geen bezigheid hebben Otiosum esse / In otio esse of vivere / Otium habere
Vrijen of ledigen tijd in overvloed hebben Otio abundare
Rust genieten Otio frui
De rust beminnen Otium sequi, amplexari
Zijn vrijen tijd aan iets besteden Otiosum tempus consumere in aliqua re
Zijn vrijen tijd nuttig, wel besteden Otio abūti of otium ad suum usum transferre
(Abuti is oorspronkelijk: opgebruiken, verbruiken, in volle mate gebruiken. Daaruit heeft zich de minder gewone beteekenis ontwikkeld: bovenmatig gebruiken, misbruiken = perverse, intemperanter, immoderate uti)
In ledigheid geheel versuffen, ontzenuwd worden (In) otio languere et hebescere
In nietsdoen vergaan Otio diffluere
Zich aan vadsigheid en traagheid overgeven Desidiae et languori se dedere / Ignaviae et socordiae se dare
(De oorspronkelijke beteekenis van ignavia (in-gnavus [navos verg. navare]) is niet lafheid, maar traagheid
VI. Het huiselijk leven.
1. Het HUIS. ZIJNE DEELEN
A. Een huis van al het benoodigde voorzien Domus necessariis rebus instructa
Een huis afbreken, sloopen Domum demoliri
Het huis kan niet allen bevatten Domus non omnes capit (χωρεῖν)
(Ook overdr. b.v. Macedonia te non capit = Macedonië is voor u te klein)
Een huis dikwijls bezoeken, in- en uitgaan Domum frequentare
Ik was bij hem als thuis Apud eum sic fui tamquam domi meae
Onder dak komen Tectum subire
Iemand in zijn huis opnemen Tecto, (in) domum suam aliquem recipere (tgst. prohibere aliquem tecto, domo)
Geen voet buiten de deur zetten Domo pedem non efferre
Den voet over den drempel zetten Pedem limine efferre
Naar buiten (= buiten de deur) gaan, uit het huis gaan Foras exire
Iemand naar. buiten (= buiten de deur) zenden Foras mittere aliquem
Voor zijne dierbaarste bezittingen strijden Pro aris et focis pugnare, dimicare
Te huis; in het vaderland Domi (tgst. foris)
Aan de deur kloppen Ostium, fores pulsare
De deur openen, sluiten Ostium, fores aperire, claudere
De deur toegrendelen Fores obserare
De deur openbreken, wegrukken Ianuam effringere, revellere
B. Het huis dreigt in te vallen Domus ruina impendet / Domus collapsura (esse) videtur
(Ruina beteekeut instorting, val (ook overdrachtelijk b.v. ruina rei publicae = de val van den staat, ruinαε fortunarum = verlies van vermogen), in plur. ook = het puin (d.i. alles, wat daar verbrijzeld ligt). Maar hetgeen wij bouwvallen, ruïne noemen (d.i. de overeind staande overblijfselen der muren) zijn parietĭnae)
Het huis stortte plotseling in Domus subita ruina collapsa est
Een huis dat in slechten staat is (dat b.v. begint te vervallen, gescheurd is) herstellen Domum, quae vitium fecit, reficere
Op de straat In publico
Op straat komen of zich op straat vertoonen In publicum prodire
Niet in het openbaar verschijnen, niet op straat komen Publico carere, se abstinere / Domi se tenere
Iemand eershalve van diens huis af geleiden Deducere aliquem de domo
(Let bovendien op: deducere coloniam = kolonisten overvoeren, eene volkplanting stichten; deducere naves = van stapel laten loopen (tgst. subducere = op het land trekken); deducere adulescentes ad virum clarissimum = onder de leiding stellen van een groot staatsman; deducere aliquem de sententia = tot andere gedachten brengen; rem in eum locum deducere ut = iets daarheen weten te leiden; de capite deducere (tgst. addere) = van het kapitaal aftrekken; deducere aliquem = iemand uit de provincie met zich naar Rome voeren)
De deur (de poort) versperren, barricadeeren Valvas (portam) obstruere
2. HUISHOUDEN. VERMOGEN. BEZIT. EIGENDOM
A. De huiselijke zaken, de aangelegenheden of belangen van huis of huisgezin regelen, besturen,
behartigen, leiden, verzorgen Rem domesticam, familiarem administrare, regere, curare, tueri
Een groot vermogen bezitten Opibus, divitiis, bonis, facultatibus abundare
De huishouding goed (slecht) besturen, het vermogen goed beheeren Rem bene (male) gerere
De huishouding verwaarloozen, slecht huishouden Rem familiarem neglegere
Een oppassend, degelijk huisvader Diligens paterfamilias
Streng gezag over de zijnen oefenen Severum imperium in suos exercere
In het bezit van iets komen In possessionem alicuius rei venire
Iemand uit zijn huis, zijne bezittingen uitdrijven, verjagen Expellere aliquem domo, possessionibus
Roerende goederen Res quae moveri possunt; res moventes
Grondeigendom Fundi
B. Vermogen bezitten Rem of opes habere, bona possidere, in bonis esse
Huishoudelijk zijn Diligentem esse
Een bruikbaar slaaf Frugi (tgst. nequam) servus
(Frugi is een dativus (van den ongebruikelijken nom. frux), die adjectief geworden is. Vergelijk: bonae frugi esse = voor iets goed, dienstig zijn; ad bonam frugem se recipere = zich beteren, tot rede komen)
Zich iets gewelddadig toeëigenen, met geweld in bezit nemen In possessionem alicuius rei invadere
Iemand uit het bezit stooten, van het bezit berooven Deicere aliquem de possessione
Iemand van have en goed berooven Exturbare aliquem omnibus fortunis
Iemand uit huis en erf verjagen van alle goederen berooven Evertere aliquem bonis, fortunis patriis
Iemand het bezit eener zaak afstaan Possessione alicuius rei cedere alicui
3. WONING. KLEEDING
A. Zijne woonplaats ergens hebben, ergens woonachtig zijn Domicilium (sedem ac domicilium) habere in aliquo loco
Zijn woning ergens opslaan, zich metterwoon ergens vestigen Sedem collocare alicubi / Sedem ac domicilium (fortunas suas) constituere alicubi / Considĕre alicubi
Aan eene menigte op het land eene woonplaats aanwijzen Multitudinem in agris collocare
Den geboortegrond verlaten, uitwijken Domo emigrare
Geen heenkomen (geen vaderland en geen thuis) hebbend Domo profŭgus
Zich aankleeden Induere vestem (gewoonlijk zonder sibi) of se veste
Van kleederen (en schoenen) verwisselen Vestimenta (et calceos) mutare
Versleten, afgedragen kleederen Vestitus obsoletus, tritus
De mannelijke toga aandoen Togam virilem (puram) sumere
Dekkleed, sprei Vestis stragula of alleen vestis
B. Bij iemand wonen, gehuisvest zijn Habitare in domo alicuius, apud aliquem
(Men zegt niet habitare locum, slechts in het passief komt dit voor met den nominativus der plaats. Daarentegen wel incolere Asiam of met de praeposities cis, trans, inter, prope, circum. Dit laatste werkwoord wordt van eene samenwonende menigte, het eerste van afzonderlijke personen gebruikt)
Rouwkleederen aantrekken Vestem mutare (tgst. ad vestitum suum redire = de rouwkleederen afleggen)
Met lompen bedekt, schamel gekleed zijn Pannis obsĭtum (van obsĕro) esse
Met de toga (het wijde lange opperkleed), met het pallium (een Griekschen mantel) aan Togatus, palliatus
(Togatus is de Romeinsche burger 1) in tegenstelling van die geen Romein is, 2) in tegenstelling van soldaten (= het kleed in vredestijd), 3) in tegenstelling van tunicatus, dat in het bijzonder van de armere volksklasse gezegd werd, waarvan de gewone dracht de tunica (zonder toga) was (tunicatus popellus Horat, Epist. 1, 7, 65))
Met den veldheersmantel (paludamentum) met den soldatenmantel (sagum) om Paludatus, sagatus
Het kleed uittrekken Vestem ponere (exuere)
(Daarentegen vestem deponere, kleederen afleggen, om ze niet meer te gebruiken)
4. SPIJS. DRANK
A. Voedsel gebruiken Cibum sumere, capere
Een sterke eter zijn Multi cibi esse, edacem esse
Iemand spijs voorzetten Cibum apponere, ponere alicui
i) Zich verkwikken, zich te goed doen; 2) zich genezen Corpus curare (cibo, vivo, somno)
Zich van voedsel onthouden Cibo se abstinere
Vasten Ieiunium servare
Slechts zooveel eten en drinken als voldoende is Tantum cibi et potionis adhibere, quantum satis est
Een lekker beetje Cibus delicatus
Zwart, grof brood, gerstebrood Panis cibarius
Aan den drank overgegeven, verslaafd zijn Vino deditum esse, indulgere
Bovenmatig drinken, lustig bekeren Potare
Bij het drinken, bij het drinkgelag Inter pocula
Een beker ledigen Exhaurire poculum
B. Voedsel verteren, verduwen Cibum concoquere, conficere
Iemand te drinken geven Alicui bibere dare
Bij iemand schenker zijn Alicui bibere ministrare
Ik drink uwe gezondheid Propīno tibi hoc poculum, salutem
Op uw welzijn! op uw gezondheid! Bene tibi of te!
5. LEVENSONDERHOUD IN HET ALGEMEEN.
A. Het dagelijksch brood Victus cotidianus
Schrale kost Victus tenuis
De noodzakelijke levensbehoeften Res ad vitam necessariae / Quae ad victum pertinent
Van vleesch, van visch, van roof leven Vivere carne, piscibus, rapto
Van eigen middelen leven De suo (tgst. alieno) vivere
Karig, bekrompen leven Parce vivere
Goed, heerlijk leven Laute vivere
(Niet bene vivere, dat rechtschapen leven beteekent)
B. Hetgeen tot onderhoud en gemak des levens noodig is Res ad victum cultumque necessariae
In iemands onderhoud toereikend voorzien Omnes ad vitam copias suppeditare alicui
Wat voor levensonderhoud voldoende is Quae suppeditant ad victum
De middelen zijn voor de gewone uitgaven toereikend Copiae cotidianis sumptibus suppetunt (zie bladz. 36, noot 1)
Zijn onderhoud door iets verdienen, zich verschaffen Victum aliqua re quaerere
Ik heb geen middelen van bestaan Non habeo qui (unde) vivam
6. KOSTEN. VERKWISTING
A. Kosten voor iets maken Sumptum facere in aliquid
Verkwistende, dwaze uitgaven Sumptu effusi of profusi
Zijne uitgaven beperken Sumptibus modum statuere
Zich in overvloed baden Omnium rerum copia diffluere
Geld, zijn erfdeel verkwisten, verspillen Effundere, profundere pecuniam, patrimonium
Zijn vermogen doorbrengen Dissipare rem familiarem suam / Lacerare bona sua
B. Weinig kosten maken Sumptui parcere
Gewone uitgaven Sumptus perpetui
Uitgaven door de welvoeglijkheid gevorderd Sumptus liberales
Weekelijk en weelderig leven Delicate ac molliter vivere
7. GASTMAAL. GASTVRIJHEID.
A. Een gastmaal aanrechten Convivium instruere, apparare, ornare (magnifice, splendide)
De tafels met keur van spijzen bezetten Mensas exquisitissimis epulis instruere, exstruere
Een rijk voorziene tafel Mensae exstructae
Het hoofdgerecht, de hoofdschotel Caput cenae
Het nagerecht Secunda mensa
Van het begin tot het einde Ab ovo usque ad mala (spreekw.)
Iemand te gast nooden of noodigen Aliquem vocare, invitare ad cenam
Gastmalen, die reeds vroeg beginnen Convivia tempestiva
Iemand (feestelijk enz.) ontvangen, onthalen Accipere aliquem (bene, copiose, laute, eleganter, regio apparatu, apparatis epulis)
Ik ben iemands gastvriend Mihi cum aliquo hospitium est, intercedit
Iemands gastvrijheid genieten Hospitio alicuius uti
Iemand gastvrij (ten zijnent) opnemen Hospitio aliquem accipere of recipere (domum ad se)
Het huis staat gastvrij voor iemand open Domus patet, aperta est alicui
B. Eene uitnoodiging aannemen of zijn woord geven Promittere ad cenam, ad aliquem
Zich bij iemand te gast noodigen Condicere alicui (ad cenam)
Iemand aan tafel noodigen, nemen Adhibere aliquem cenae of ad cenam, convivio of in convivium
Iemand een maaltijd voorzetten Cenam alicui apponere
Bij iemand te gast komen Deverti ad aliquem (ad [in] villam)
Bij iemand te gast zijn, in iemands huis als gast vertoeven Deversari apud aliquem
Iemand ten zijnent verzoeken, uitnoodigen Invitare aliquem tecto ac domo of domum suam
Zich met iemand door den band der gasttrouw verbinden Hospitium cum aliquo facere (con)iungere
De gastvriendschap (= de verbintenis tot gasttrouw) opzeggen Hospitium renuntiare
8. GEZELSCHAP. OMGANG. VERKEER. EENZAAMHEID
A. Met iemand vertrouwelijk omgaan Uti aliquo (familiariter) / Alicuius familiaritate uti
Den omgang met de menschen vermijden Hominum coetus, congressus fugere
In de eenzaamheid leven In solitudine vivere
Een eenzaam leven leiden Vitam solitariam agere
Met iemand in onmin zijn, in gespannen verhouding staan In simultate esse cum aliquo
B. Het gezellig, het maatschappelijk leven Vitae societas
(Het adiect. socialis, in de beteekenis "gezellig, maatschappelijk" komt eerst bij latere schrijvers voor)
De slag, de ware trant, de juiste toon om met iedereen om te gaan; een gezellig, aangenaam karakter Facilitas, faciles mores
De verspreid levende menschen tot _een maatschappelijk leven vereenigen Dissipatos homines in (ad) societatem vitae convocare
Eene overeenkomst (tot onderlinge samenwerking b.v. een vennootschap) met iemand sluiten, aan-
gaan Societatem inire, facere cum aliquo
Zich als deelgenoot, vennoot, medewerker, bondgenoot bij iemand aansluiten. Socium se adiungere alicui
Iemand als deelgenoot, vennoot, bondgenoot toelaten Aliquem socium admittere
Altijd in iemands gezelschap zijn Assiduum esse cum aliquo
Met iemand omgang hebben, verkeeren Usu, consuetudine coniunctum esse cum aliquo / Est mihi consuetudo of usus cum aliquo / Vivere cum aliquo
Wij gaan vele jaren met elkander om Vetus usus inter nos intercedit
Iemand door zijn omgang aan zich hechten Devincire aliquem consuetudine
In gemeenzaam verkeer met iemand treden, zich op vertrouwelijken voet met iemand stellen Se dare in consuetudinem alicuius
Op fijne manier iemands vertrouwelijkheid zoeken, zich bij iemand op een witten voet weten te stellen Se insinuare in consuetudinem alicuius
In nauwe betrekking tot iemand staan Summa necessitudine aliquem contingere
Voor zichzelven leven Secum vivere
9. GESPREK. AUDIENTIE. ONDERHOUD.
A. Een gesprek met iemand aan knoopen Sermonem conferre, instituere, ordiri cum aliquo (niet conserere!)
Het gesprek op iets brengen Sermonem inferre de aliqua re
Het gesprek valt op iets Sermo incidit de aliqua re
Een gesprek beginnen In sermonem ingredi
Een gesprek begint met iets Sermo oritur ab aliqua re
Het gesprek op iets anders brengen Sermonem alio transferre
Midden in het gesprek, in het midden van het gesprek afbreken Medium sermonem abrumpere
Een gesprek rekken, voortzetten (tot laat in den nacht) Sermonem producere (b.v. in multam noctem)
Een onderhoud hebben, een gesprek met iemand over iets voeren Sermonem habere cum aliquo de aliqua re
Het gesprek ontspon zich daaruit, werd daardoor ingeleid Hinc sermo ductus est / Sermo inductus a tali exordio
Een lang gesprek Multus sermo
Verhaal of vertelling, vertelsel Narratio, fabula
De anekdote, het sprookje Narratiuncula, fabella
Deze fabel leert ons Haec fabula docet (niet nos!)
Iemand, dien men wil spreken, (toevallig) ontmoeten; bij iemand komen om hem te spreken Convenire aliquem
(Met voordacht) met iemand eene samenkomst hebben Congredi cum aliquo
De taal van het dagelijksch leven Sermo cotidianus, ook enkel sermo
Persoonlijk spreken Coram loqui (cum aliquo)
Zonder getuigen of onder vier oogen Remotis arbitris of secreto
Binnen de vier muren (tgst. in het openbaar) Intra parietes
B. Op een gesprek komen, in een gesprek geraken, dat... In eum sermonem incidere, qui...
Iemand een gehoor of audiëntie geven, toestaan Suī potestaten facere, praebere alicui / Colloquendi copiam facere, dare / Conveniendi aditum dare alicui
(Hiervoor mag men audientia niet gebruiken, omdat dit woord slechts in de zegswijze audientiam facere alicui of orationi alicuius = iemand gehoor verschaffen, voorkomt)
Gehoor vragen bij iemand, iemand om gehoor vragen, om een gehoor verzoeken Aditum conveniendi of colloquium petere
(Colloquium is een gevraagd of toegestaan onderhoud in den zin van onderhandeling)
Gehoor verkrijgen bij iemand (Ad colloquium) admitti / In congressum alicuius venire
Iemand wenschen te spreken Velle aliquem
Slechts een paar woorden! Paucis te volo / Tribus verbis te volo.
Gedachtenwisseling Commercium loquendi et audiendi
De hoofden bij elkander of bijeen steken Capita conferre
10. GROET. VAARWEL. GELUKWENSCH
A. Iemand groeten Salutem alicui dicere, impertire, nuntiare
Cicero groet Atticus hartelijk Cicero Attico S. D. P. (salutem dicit plurimam)
U mijn hartelijken groet Tibi plurimam salutem
Na wederzijdsche begroeting Salute data (accepta) redditaque
Elkander groeten Inter se consalutare
Iemand de hand reiken, geven Dextram alicui porrigere, dare
Elkander de hand geven Dextram iungere cum aliquo, dextras inter se iungere
Vaarwel! Vale of cura ut valeas
Goede reis! Bene ambula!
Iemand met iets gelukwenschen Gratulari alicui aliquid of de aliqua re
B. Hoe gaat het u? hoe vaart gij ? hoe maakt gij het? Quid agis?
(Quid agis? heeft ook de beteekenis: wat hebt gij voor? (met verbazing))
Hoe gaat het? Quid agitur? quid fit?
Groet uw broeder mijnentwege Nuntia fratri tuo salutem verbis meis
De groeten aan iemand (in een brief) er bijvoegen; iemand (in den brief van een ander) laten groeten Adscribere alicui salutem
Iemand groeten Aliquem salvere iubere
Ik zeg u vaarwel, neem afscheid van u Te valere iubeo
(Valeducere alicui is dichterlijk)
11. VERLOVING. HUWELIJK. ECHTSCHEIDING
B. Zijne dochter aan iemand verloven Filiam alicui despondere
Zich met iemand verloven (van den man Sibi aliquam despondere
Een huwelijk tot stand brengen Nuptias conciliare
De bruiloft bereiden, gereedmaken Nuptias parare
Eene partij Conditio (uxoria)
Huwen (van den man) Ducere uxorem / Ducere aliquam in matrimonium
Huwen (van de vrouw) Nubere alicui
Met iemand gehuwd zijn Nuptam esse cum aliquo of alicui
Gehuwd zijn Uxorem habere
Aan eene dochter een bruidschat, uitzet geven Dotem filiae dare
Zijne dochter aan iemand ten huwelijk geven, uithuwen Filiam alicui in matrimonio of in matrimonium collocare- of alleen filiam alicui collocare / Filiam alicui in matrimonium dare / Filiam alicui nuptum dare
Scheiden (de vrouw van den man of omgekeerd) Nuntium remittere alicui / Repudium dicere of scribere alicui
Scheiden (de man van de. vrouw) Divortium facere cum uxore / Aliquam suas res sibi habere iubere
(Habere aliquid sibi beteekent: iets voor zich behouden. Vandaar de bovenstaande formule van echtscheiding. Onverdrachtelijk zegt men ook schertsend: tuas res tibi habeto = pak je weg, (ons huwelijk is ontbonden))
Scheiden (de. vrouw van den man) Repudium remittere viro
12. TESTAMENT. ERFENIS
A. Een testament maken Testamentum facere, conscribere
Een testament verzegelen Testamentum obsignare
Een testament openen, ontzegelen Testamentum resignare
Een testament ongeldig verklaren Testamentum rescindere
Iemand bij testament tot erfgenaam benoemen Aliquem heredem testamento scribere, facere
Iemands erfgenaam zijn Heredem esse alicui
Iets erven Hereditate aliquid accipere
Iets is (als erfgoed) door iemand nagelaten Hereditate aliquid relictum est ab aliquo
Mij valt van iemand eene erfenis ten deel Hereditas ad me of mihi venit ab aliquo
B. Een testament onderschuiven Testamentum subicere, supponere
Een testament vernietigen Testamentum irritum facere, rumpere
Iets in het testament vaststellen, bepalen Testamento aliquid cavere
Iemand bij testament geld vermaken Pecuniam alicui legare
De uiterste wil of wilsbeschikking van een overledene Alicuius mortui voluntas (suprema)
Eenen boedel, de nalatenschap aanvaarden Hereditatem adire, cernere
Algemeen of algeheel erfgenaam Heres ex asse
13. GEWOONTE. GEBRUIK
A. Aan iets gewend, gewoon Assuefactus of assuetus aliqua re
(Te onderscheiden zijn assuescere = zich gewoon maken, en assuefacere aliquem = iemand gewoon maken)
Gewoonte worden, in gebruik of zwang komen In consuetudinem of morem venire
Een gebruik bij ons invoeren, in zwang brengen In nostros mores inducere aliquid
Bij zijne gewoonte blijven, zich aan zijne gewoonte houden Consuetudinem suam tenere, retinere, servare
Een gewoonte schiet wortel Consuetudo inveterascit
Iets raakt in onbruik, komt uit de mode Res obsolescit
Van eene oude gewoonte afwijken, haar verloochenen A vetere consuetudine discedere / A pristina consuetudine deflectere
Tot de oude gewoonte van iets terugkeeren In pristinain consuetudinem revocare aliquid
Het is mijne gewoonte Aliquid est meae consueludinis / Aliquid cadit in meam consuetudinem
Het is een gebruik, dat Mos (moris) est ut
't Is een aangenomen gebruik, gebruikelijk More, usu receptum est
Gelijk of zooals het gewoonlijk gaat Ut fit, ita ut fit, ut fere fit / Ut solet, ut fieri solet
Het gebruik brengt het zoo mede Ita fert consuetudo
Naar de zeden en gewoonten onzer vaderen, naar voorvaderlijk gebruik More institutoque maiorum
Volgens herkomstig gebruik Ex instituto
VII. Handel. Bouw
1. HANDEL IN HET ALGEMEEN. KOOPEN. KOSTEN
A. Groothandel drijven Mercaturam facere
Geld verdienen Quaestum facere
In- en uitvoerartikelen Res quae importantur et exportantur
Waren (te koop) uitstallen Exponere, proponere merces (venales)
Voor geringen, lagen prijs of goedkoop koopen Parvo, vili pretio of bene emere
Duur koopen Magno of male emere
Iets kost veel, weinig Aliquid magno, parvo stat, constat
Iets kost niets Aliquid nihilo of gratis constat
Een prijs voor iets vaststellen, bepalen Pretium alicui rei statuere, constituere
(Daarentegen waarde aan iets hechten = tribuere aliquid alicui rei)
B. Kooplieden, handelaars Homines negotii (altijd in sing.) gerentes.
Goede handelaars Negotii bene gerentes
Zijne zaken waarnemen, eene zaak uitvoeren Negotium obire of exsequi
Een zaak tot stand brengen, afdoen Negotium (rem) conficere, absolvere
Zaken doen op Sicilië (in waren of in geld) Negotia habere in Sicilia
Handelsbetrekking met iemand aanknoopen Contrahere rem of negotium cum aliquo
Iets met iemand afmaken, in der minne schikken Transigere aliquid (de aliqua re) cum aliquo of inter se
Geen zaken met iemand willen doen Nihil cum aliquo contrahere
Iets als eene geldwinning aanzien, beschouwen als goed om er geld uit te slaan Quaestui aliquid habere
3. GELD. RENTE. LEENING
A. Veel geld Pecunia magna, grandis (multum pecuniae)
Groote geldsommen, vele gelden Magnae, multae pecuniae
Weinig geld Pecunia exigua, tenuis
Een geldstuk Nummus (niet pecunia!)
Klinkende munt, baar of gereed geld Pecunia praesens (zie bl. 54 noot 2) of numerata
Munt of geslagen geld Aes (argentum) signatum
Geld uitgeven (voor de vloot) Pecuniam erogare (in classem)
Geld aan iets besteden Pecuniam insumere in aliquid of consumere in aliqua re
Iemand in gereed geld betalen, geld in klinkende munt neertellen Pecuniam numerare alicui
Geld betalen Pecuniam solvere
Iemand geld schuldig zijn Pecuniam alicui debere
Iemand geld te leen geven (zonder rente) Pecuniam alicui credere (sine fenore, usuris)
Geld tegen (hooge) rente geven, opnemen Pecuniam (gravi) fenori (fenore) alicui dare, accipere ab aliquo
Geld van iemand leenen Pecuniam mutuari of sumere mutuam ab aliquo
Iemand geld leenen Pecuniam alicui mutuam dare
Geleend geld teruggeven, terugbetalen Pecuniam creditam solvere
Niet kunnen betalen Non solvendo esse
Geld invorderen (met hardvochtigheid) Pecuniam exigere (acerbe)
Veel geld van iets trekken (b.v. van de mijnen) Magnas pecunias ex aliqua re (b.v. ex metallis) facere
B. Bewerkt zilver, zilverwerk Argentum (factum)
Valsch geld Nummi adulterini
Geld op rente zetten, plaatsen, geld beleggen Pecuniam fenore occupare
Geld in iets steken Pecuniam collocare in aliqua re
Het geld ligt renteloos Pecunia iacet otiosa
De koers is ongestadig Nummus iactatur
Eene leening aangaan, sluiten Versuram facere
Voor vuil, onrechtvaardig geld Nummulis acceptis
3. GELDZAKEN. REKENING. REKENSCHAP.
B. Het geldwezen (d.i. van den staat); de geldzaak Res nummaria of pecuniaria
De toestand der geldzaken Ratio pecuniarum
Geldwisselaar, bankier zijn Argentariam facere
Het boek van ontvangst en uitgaaf, schuldboek, grootboek Codex of tabulae excepti et expensi
Schulden, posten boeken Nomina facere of in tabulas referre
Het geld staat uit Pecunia in nominibus est
Geld hebben uitstaan Pecuniam in nominibus habere
Iemand iets (als door ons betaald) in rekening brengen of het op iemands rekening zetten Alicui expensum ferre aliquid
Iets in ontvangst brengen, als voldaan onderteekenen Alicui acceptum referre aliquid
(Ook figuurlijk in den zin van (iets goeds of kwaads) op iemands rekening stellen, iemand iets te danken hebben, b.v. quod vivo, tibi acceptum refero)
Iets berekenen, uitcijferen, overslaan of ramen, de rekening opmaken Rationem alicuius rei inire, subducere / Ad calculos vocare aliquid
Met iemand afrekenen Rationes putare cum aliquo
(Putare is rekenen, berekenen. In overdrachtelijken zin is het = meenen, gelooven, d.i. aannemen of vermoeden, dat iets uitkomt, gelijk men het berekend heeft)
De rekening van iets sluit, komt uit Ratio alicuius rei constat, convenit, par est
De rekening van ontvangst en uitgaaf Ratio acceptorum et datorum (accepti et expensi)
Het boek (dagboek, lijst, register) zorgvuldig houden, bijhouden, bijschrijven Rationem diligenter conficere
Het geheel bedrag opmaken Summam facere alicuius rei
Iets van het kapitaal aftrekken De capite deducere (zie bl. 70 noot) aliquid
Rekening en verantwoording geven; rekenschap van iets geven Rationem alicuius rei reddere
Van iemand rekenschap over iets vorderen Rationem alicuius rei reposcere aliquem of ab aliquo / Rationem ab aliquo repetere de aliqua re
4. WINST. KREDIET. SCHULD.
A. Voordeel trekken van, winst doen met iets Lucrum facere (tgst. damnum facere) ex aliqua re
De schuldenaar Debitor of is qui debet
De schuldeischer Creditor of is cui debeo
In schulden geraken Incidere in aes alienum (altijd in sing.)
Schulden hebben Aes alienum habere / In aere alieno esse
Diep, tot over de ooren in schulden steken Aere alieno obrŭtum, demersum esse
Onder schulden gebukt gaan, drukkende schulden hebben Aere alieno oppressum esse
B. Iets als winst beschouwen In lucro ponere aliquid
Krediet en geldzaken Fides et ratio pecuniarum
Het krediet daalt, neemt af Fides concidit
Iemands krediet schaden, het hem ontnemen Fidem derogare alicui
Iemands krediet begint te dalen Fides aliquem deficere coepit
Het krediet is verdwenen Fides (de foro) sublata est
Het krediet aan het wankelen brengen, ondermijnen Fidem moliri
In geldverlegenheid zijn, verkeeren Laborare de pecunia
In de grootste geldverlegenheid zijn In summa difficultate nummaria versari
In de grootste geldverlegenheid komen In maximas angustias (pecuniae) adduci
Schulden maken, zich in schulden steken Aes alienum facere, contrahere
Groote schulden maken Grande, magnum (tgst. exiguum) aes alienum conflare
Geene schulden hebben In suis nummis versari
Zijne schulden betalen, afdoen Aes alienum dissolvere, exsolvere / Nomina solvere, dissolvere, exsolvere
Schulden invorderen Nomina exigere
Vrij van schulden worden Ex aere alieno exire / Aere alieno liberari
Oude schulden door nieuwe dekken Versurā solvere, dissolvere
5. GEBOUWEN
A. Een gebouw optrekken, een gedenkteeken oprichten Extruere aedificium, monumentum
Den grondslag leggen Fundamenta iacĕre, agere
Een toren bouwen Turrim excitare, erigere, facere
Eene stad bouwen, stichten Oppidum constituere, condere
Eene brug over de rivier leggen, slaan Pontem facere in flumine / Flumen ponte iungere
Er ligt eene brug over de rivier Pons est in flumine
Eene brug afbreken Pontem dissolvere, rescindere, interscindere
B. Een werk, een gebouw aanbesteden Opus locare
Een werk, een gebouw aannemen Opus redimere, conducere
Het bouwen van een huis aanbesteden, aannemen Domum aedificandam locare, conducere
Bouwlustig, bouwziek zijn Aedificatorem esse
Iemands licht betimmeren, hem het uitzicht benemen; iemands glorie verduisteren Luminibus alicuius obstruere, officere.
6. LANDBOUW. VEETEELT.
A. Den akker bebouwen Agrum colere
Vruchtbare akkers, landerijen onbebouwd, braak laten liggen Agros fertiles deserere
Zich op den landbouw toeleggen Agriculturae studere (tgst. agriculturam deserere)
Op het land werken, veldarbeid verrichten Opus facere
De veldarbeid Opus rusticum
Op het platteland wonen In agris esse, habitare
Zaaien Serere, semen spargere
Het zaad op den akker strooien Sementem facere
Zooals gij zaait, zult gij maaien = gij zult loon naar werken krijgen Ut sementem feceris, ita metes (spreekw.)
Lachende (graan)velden Laetae segetes
Een pracht van bloemen Laetissimi flores
Oogsten Messem facere / Fructus demetere of percipere
De vruchten inzamelen, bergen Fructus condere
Een goede, rijke oogst Messis opima (tgst. ingrata)
Boomen planten Arbores serere
Boomen vellen, omhakken Arbores caedere
Gebrek aan graan, koren Inopia (tgst. copia) rei frumentariae / Difficultas annonae
De graanprijzen stijgen Annona ingravescit
De graanprijzen dalen Annona laxatur, levatur, vilior fit.
De duurte van het graan Caritas annonae (tgst. vilitas) ook alleen annona
Het graan, de levensmiddelen zijn duur Annona cara est
In dezen duren tijd Hac annona
Zich op de veeteelt toeleggen Rem pecuariam facere, exercere
Naar de weide brengen, drijven Pastum agere
Naar de weide gaan Pastum ire
De kudde weiden = laten grazen Pascere gregem
De kudden weiden = grazen Greges pascuntur
(Pascere en pasci ook figuurlijk; zie bl. 33 bij oculi)
Paarden, honden houden Alere equos, canes
B. De geuren door de bloemen uitgeademd Odores, qui efflantur e floribus
De oogst staat in de halmen Messis in herbis est
Gij zijt nog ver van uw wensch Adhuc tua messis in herba est (spreekw.)
VIII. Het krijgswezen (Dit valt geheel onder A)
I. WERVING. KRIJGSEED. LEGER IN HET ALGEMEEN
De leeftijd voor den krijgsdienst geschikt Aetas militaris
(De dienstplichtigheid begon met 17 jaar, .en duurde voor de equites tot het 45ste, voor de pedites tot het 50ste jaar)
Weerbare, strijdbare mannen Qui arma ferre possunt of iuventus
Die om hunne jaren ongeschikt zijn voor den krijgsdienst Qui per aetatem arma ferre non possunt
Een leger op de been brengen Exercitum conficere
Troepen werven, lichten Milites (exercitum) scribere, conscribere / Dilectum habere
Aan de steden bevelen soldaten te leveren, op te brengen Imperare milites civitatibus
Zich voor den krijgsdienst laten opschrijven, aanmelden, aanbieden Nomen (nomina) dare
Dienst nemen Militiam (slechts in sing.) capessere
Zich aan den dienst trachten te onttrekken Militiam detrectare
Zich wegens ziekte verontschuldigen Excusare morbum
Vrijstelling van dienst hebben, vrij van den dienst zijn Militiae vacationem habere
Te paard dienen Equo merere
Den krijgseed (bij het vaandel) afleggen, zweren Sacramentum (o) dicere
De soldaten den krijgseed laten afleggen, zweren Milites sacramento rogare, adigere
Van alle kanten troepen oproepen Evocare undique copias
De vrijwilligers Evocati, voluntarii
(Evocati zijn oudgedienden, die bij het uitbreken van den oorlog wederom onder het vaandel geroepen worden. Zij, wier goede diensten voorheen met landerijen enz. beloond waren (beneficiarii) zagen zich verplicht andermaal in dienst te treden; aan de overige (voluntarii) stond dit vrij)
Allen te wapen roepen Omnes ad arma convocare
Twee legioenen vormen Efficere duas legiones
De legioenen voltallig maken Complere legiones
(Een legio telde in Caesars tijd 3000 tot 3600 man, deels voetvolk, deels paardenvolk. Het voetvolk was verdeeld in 10 cohorten van 300-360 man, elke cohors in 3 manipuli van 100-120 man, elke manipulus in 2 centuriae van 50-60 man. De 300 ruiters bij het legioen gevoegd, waren in 3 turmae verdeeld en elke turma wederom in 3 decuriones)
Aanvullingstroepen bijeenbrengen, verzamelen, bijeentrekken Supplementum cogere
Hulptroepen ontbieden, laten komen Auxilia arcessere
(Deze hulptroepen, veelal in de provinciën geworven, waren lichtgewapenden, vooral slingeraars (funditores) en boogschutters (sagittarii). Hunne taak was het onder anderen den strijd te openen, en met de ruiterij den verslagen vijand te vervolgen)
Zich met iemand vereenigen Copias (arma) cum aliquo iungere of se cum aliquo iungere
De troepen samentrekken, vereenigen Conducere, contrahere copias
Alle troepen op één punt samentrekken Cogere omnes copias in unum locum
Een leger, troepen uitrusten Parare exercitum, copias
Een leger onderhouden Alere exercitum
Het leger monsteren Recensere, lustrare, recognoscere exercitum
Het leger afdanken, uit den dienst ontslaan Dimittere exercitum
Verlof geven aan de soldaten Commeatum militibus dare (tgst. petere)
Een groote troepenmacht, veel troepen Magnae copiae (niet multae!)
Weinig troepen Exiguae copiae
Een talrijk leger Ingens, maximus exercitus (niet numerosus!)
De kern van het voetvolk Robora peditum
Lichtgewapende soldaten Milites levis armaturae
Een oud (in dienst vergrijsd) soldaat Vetus miles, veteranus miles
De slagvaardige soldaat (d.i. ontdaan van de hinderlijke pakkage) Expeditus (tgst. impeditus) miles
In de wapenen geoefend Exercitatus in armis
Soldaten in der haast bijeengebracht (tgst. geregelde troepen) Milites tumultuarii (tgst. exercitus iustus)
(Tumultus is elk plotseling dreigend krijgsgevaar, waarbij de geheele stad in de wapenen werd geroepen. Daarom heette een strijd met zulke ongeoefende soldaten tumultuari in tegenstelling van belligerare (dit laatste alleen in hoogeren stijl))
2. SOLDIJ. KRIJGSDIENST. PROVIAND
Soldij aan de troepen uitbetalen Stipendium dare, numerare, persolvere militibus
(De soldij van een gewoon soldaat bedroeg 2 obolen (= 16 cent) daags, van een centurio 4, van een eques, indien hij zijn eigen paard had, 6 (= 1 drachme). Deze soldij werd door Caesar verdubbeld, en alle 4 maanden uitgekeerd)
In het leger dienen (of enkel dienen), onder dienst zijn Stipendia facere, merere
Na voleindigden dienst Emeritis stipendiis
Uitgediend hebben Militia functum, perfunctum esse / Rude donatum esse
(Oorspronkelijk van zwaardvechters, die tot teeken van volslagen vrijstelling of van verworven meesterschap een schermstok (= rudis) ontvingen)
Huurtroepen, leger van huurlingen. Milites mercennarii of exercitus conducticius
Voor de proviand, levensmiddelen zorgen Rem frumentariam comparare, providere / Rei frumentariae prospicere
Graan voor het leger opdoen Frumentum providere exercitui
Een groote hoeveelheid graan aan schaffen Frumenti vim maximam comparare
Den toevoer van levensmidden afsnijden Intercludere commeatum
Aan de vijanden den toevoer afsnijden Intercludere hostes commeatu
(Daarentegen intercludere hostibus itinera, vias, den vijand de wegen, alle passen afsnijden)
3. OPPERBEVEL. COMMANDO. TUCHT
Iemand aan het hoofd van het leger plaatsen, iemand het commando of opperbevel toevertrouwen Praeficere aliquem exercitui
Iemand tot krijgsbevelhebber aanstellen Praeficere aliquem bello gerendo
Aan de spits van het leger staan Praeesse exercitui
Zeer ervaren zijn in het krijgswezen Magnum usum in re militari habere
Onervaren, onbedreven in oorlogszaken zijn Rei militaris rudem esse
De held Vir fortissimus
Heldendaden verrichten Magnas res gerere
Eene roemrijke krijgsdaad, een heldenfeit Res bene gesta
Krijgsdaden Res gestae
De opperste leiding van den oorlog, het opperbevel Summa belli, imperii
Het opperbevel hebben Cum imperio esse
Het opperbevel voeren Imperii summam tenere / Imperii summae praeesse
Iemand het opperbevel opdragen Imperii summam deferre alicui of ad aliquem, tradere alicui
Het commando gaat op iemand over Imperium transfertur ad aliquem (niet transit!)
Iemand het opperbevel ontnemen, een veldheer afzetten Imperium alicui abrogare
De gehoorzaamheid aan de krijgstucht, ondergeschiktheid Modestia (tgst. immodestia).
(Modestia (van modus) is oorspronkelijk het maat houden; derhalve is het 1) bescheidenheid, gematigdheid (tgst. aanmatiging); 2) zelfbeheersching, in 't algemeen zedelijkheid (verg. σωφροσύνη); 3) in den soldaat bestaat het houden der ware maat in de gehoorzaamheid aan de krijgstucht)
Iemand op het woord gehoorzamen Dicto audientem esse alicui
De soldaten in tucht houden Milites disciplina coërcere
4. WAPENEN
Naar de wapenen grijpen, de wapenen opnemen Arma capere, sumere
Zich gereedmaken tot den strijd, de wapenen gereedmaken Arma expedire
Den helm opzetten Galeam induere
Iemand ontwapenen Armis (castris) exuere aliquem
De wapenen afleggen, nederleggen Arma ponere, deponere
De wapenen nederleggen Ab armis discedere
Onder de wapenen staan In armis esse
Wapenen dragen Cum telo esse
Iemand de wapenenen uit de handen wringen Extorquere arma e manibus
Het komt tot een gevecht Res ad arma venit
Pijlen, speren, slingersteenen (alles waarmede men aanvalt) werpen, slingeren. Tela iacĕre, conicere, mittere
Buiten schot zijn Extra teli iactum, coniectum esse
Naderen tot den afstand, waarop het schot kan treffen, tot op schootsverte naderen; onder schot komen Ad teli coniectum venire
Zich aan de pijlen enz. blootstellen Se obicere telis
Uit de verte van lansen, dichtbij van zwaarden gebruik maken Eminus hastis, comminus gladiis uti
Het zwaard uit de scheede trekken Gladium educere (e vagina)
Het zwaard in de scheede steken Gladium in vaginam recondere
Het zwaard trekken Gladium stringere, destringere
Iemand het zwaard in de borst stooten Gladium alicui in pectus defigere
Iemand met het zwaard de borst doorboren Gladio aliquem per pectus transfigere
Iemand den dolk, het mes in het hart stooten Sicam, cultrum in corde alicuius defigere
(Defigere ook overdrachtelijk, b.v. defigere omnes curas, cogitationes in rei publicae salute; = alle zorg aanwenden tot, alle aandacht vestigen op het heil van den staat; mens humi defixa est = de geest is zonder verheffing)
Militaire oefeningen houden, manoeuvreeren Decurrere (in armis)
Door kracht van wapenen Vi et armis
5. DE OORLOG
Zich tot den oorlog uitrusten Bellum parare
Toerusting, toebereidselen, aanstalten tot den oorlog Apparatus (slechts in sing.) belli
Den oorlog (officieel) verklaren Bellum indīcere, denuntiare (niet declarare!)
(Maar indĭcare aliquid alicui, iemand iets aantoonen, bekend maken, verraden)
Voldoening eischen Res repetere (ab aliquo)
Voldoening, genoegdoening geven Res reddere (alicui)
Een geregelde, wettige oorlog Bellum iustum (pium)
Een binnenlandsche, inlandsche oorlog Bellum intestinum, domesticum (tgst. bellum externum)
Een oorlog verwekken Bellum facere, movere, excitare
Een oorlog doen ontbranden Bellum conflare
Oorlog voorhebben Bellum moliri
Den veldtocht openen, de vijandelijkheden beginnen Bellum incipere, belli initium facere
Zich mengen in een oorlog (tusschen anderen) Bello se interponere
In een oorlog verwikkeld worden Bello implicari
Den oorlog met iemand beginnen Bellum cum aliquo inire
De oorlog dreigt, is ophanden Bellum impendet, imminet
De oorlog breekt uit, barst uit Bellum oritur, exardescit
Overal zwaait men de oorlogs-, de krijgsfakkel, de oorlogstoorts Omnia bello flagrant of ardent
Met iemand oorlog voeren Bellum gerere cum aliquo
Den oorlog gemeenschappelijk voeren Bellum coniungere
Den oorlog rekken Bellum ducere, trahere, extrahere
Den oorlog met kracht voeren Omni studio in (ad) bellum incumbere
Iemand den oorlog aandoen Bellum inferre alicui
Een aanvallenden (offensieven) oorlog voeren Bellum of arma ultro inferre
Een verdedigenden (defensieven) oorlog voeren Bellum (inlatum) defendere
Ten oorlog of naar den oorlog gaan, te velde trekken Proficisci ad bellum (niet in)
(Maar proficisci in pugnam, in proelium, ad of contra hostem)
Naar den oorlog zenden Mittere ad bellum
Het opperbevel van den oorlog hebben, den oorlog leiden Bellum administrare
Tegen iemand oorlog voeren iemand beoorlogen Bello persequi aliquem
Een einde aan den oorlog maken Belli finem facere
Den oorlog ten einde brengen (door de kracht der wapenen en de nederlaag der tegenstanders) Bellum conficere
Den oorlog eindigen (door minnelijke schikking) Bellum componere
Het oorlogstooneel verplaatsen Bellum transferre alio, in...
Het oorlogstooneel Belli sedes
6. HET LEGER OP MARSCH
De voorhoede Agmen primum
De achterhoede Agmen novissimum (extremum)
De achterhoede uitmaken of vormen, den trein sluiten Agmen claudere
Opbreken Signa ferre, tollere / (Castra) movere
Het leger laten opmarcheeren Agmen agere
Met het leger voortrukken Procedere cum exercitu
Met geforceerde marschen Magnis itineribus
Met stormmarschen Quam maximis itineribus (potest)
Het leger met gezwinde marschen voeren Citatum agmen rapere / Raptim agmen ducere
Met versnelden, gezwinden pas voorttrekken Citato gradu incedere (zie ook bl. 23 n°. 6)
Het terrein verkennen Loca, regiones, loci naturam explorare
Marcheeren Iter facere
Een weg afleggen Iter conficere
Den marsch verhaasten, sneller aanmarcheeren Iter maturare, accelerare
Den marsch onafgebroken voortzetten Iter continuare
Zonder ophouden voortmarcheeren Iter non intermittere
Van den weg afslaan, een anderen weg inslaan, eene zwenking maken Iter flectere, convertere, avertere / Signa convertere
Zich van - naar - wenden Averso itinere contendere in -
Zich met geweld een doortocht trachten te banen Iter tentare per vim (zie ook bl..20)
Met het leger naar beneden rukken, van de hoogte af naar - rukken Agmen, exercitum demittere in -
Het leger laten aanrukken op - Exercitum admovere, adducere ad
Het vaandel volgen Signa sequi (tgst. a signis discedere, signa relinquere)
In het gelid en in de rangen blijven Ordines servare
In gesloten (tgst. wijde) gelederen, zonder orde Confertis (tgst. raris), solutis ordinibus
De gelederen in verwarring brengen, er door breken Ordines turbare, perrumpere
In gesloten gelederen voortrukken Agmine quadrato incedere, ire
(Agmen quadratum. Voorop trokken naast elkander 3 kolonnen (= langwerpige vierkanten met gering front en diepte). Zij werden gevolgd door de bagage, waarachter wederom 3 kolonnen. De beide flanken werden gedekt door eene 3de en 4de legerafdeeling, in schuinsche slagorde zoodanig opgesteld, dat het geheele leger veel geleek op een parallellogram, en dus naar vier zijden front kon maken)
In twee, drie kolonnen Agmine dupllci, triplici
De achterhoede van nabij vervolgen, in 't nauw brengen, op de hielen zitten Novissimos premere
De achterhoede in verwarring brengen Novissimos turbare
De achterhoede verontrusten, afbreuk doen Novissimos carpere
De achterhoede dekken Novissimis praesidio esse
Den vijand (onverhoeds, onverwachts) overrompelen Opprimere hostes (imprudentes, inopinantes)
Halt maken Subsistere, consistere / Gradum sistere
Eene plaats bezetten Capere, occupare locum
De hoogten bezetten Occupare loca superiora
Eene plaats reeds vooraf bezetten Praeoccupare locum
Een berg bezet houden Tenere montem
Op een berg post vatten Consistere in monte
Aan den voet van den berg eene stelling innemen, zich legeren Considĕre sub monte (sub montis radicibus)
Eene bezetting in eene stad leggen Praesidium collocare in urbe
Posten, wachtposten (van afstand tot afstand in verschillende richtingen) uitzetten Praesidium, custodias disponere
7. DE LEGERPLAATS
Eene legerplaats, waarin men lang verblijft, een vast kamp Castra stativa
Het winterkwartier, de zomerlegerplaats Castra hiberna, aestiva
Een kamp opslaan Castra ponere, locare
Op een gunstig terrein Idoneo, aequo, suo (tgst. iniquo) loco
Eene legerplaats afsteken, uitbakenen Castra metari
De soldaten de winterkwartieren laten betrekken Milites in hibernis collocare, in hiberna deducere
Een verschanste legerplaats opslaan Castra munire
Het kamp met een wal omringen, omschansen Castra munire vallo (aggere)
Een gracht graven Fossam ducere
Een wal opwerpen Vallum iacĕre, exstruere, facere
De legerplaats door voorposten dekken, beveiligen Castra praesidiis firmare
Tot bescherming van het kamp soldaten achterlaten Praesidio castris milites relinquere
Een gemeenschappelijke legerplaats opslaan Castra coniungere
De legerplaats zonder verdedigers laten Castra nudare
De kohort, die de wacht heeft Cohors, quae in statione est
De nachtwacht in de legerplaats houden Vigilias agere in castris
Op den wal de wacht houden Custodias agere in vallo
Op wacht staan voor de poorten Stationes agere pro portis
De nachtposten rondgaan Circumire vigilias
Het parool, wachtwoord geven Tesseram dare
De troepen in de legerplaats bijeenhouden Copias castris continere
Rustig in de legerplaats blijven (= haar niet verlaten) Se (quietum) tenere castris
Een inval, strooptocht in het vijandelijk gebied doen Excursionem in hostium agros facere
Op buit, roof, plundering uitgaan, vrijbuiten, moeskoppen Praedatum ire
Den buit wegvoeren Ferre et agere praedam
(Ferre van het rooven van zaken, agere van het wegvoeren van menschen en dieren (φέρειν καὶ ἄγειν))
Paarden buit maken Capere equos
Hout, water halen Lignatum, aquatum ire
Voeder, koren inhalen, op fourage uitgaan Pabulatum, frumentatum ire
Alles te vuur en te zwaard verwoesten Omnia ferro ignique, ferro atque igni of ferro flammaque vastare
De trompet schettert, gaat (op de trompet wordt het teeken gegeven) voor de tent van den veldheer Classicum of tuba canit ad praetorium
Het sein tot den afmarsch (om in te pakken) geven Vasa conclamare
De bagage inpakken Vasa colligere
Het veldteeken uit den grond trekken (d.i. het teeken tot opbreken) Signa convellere
(Het signum van het legioen was een gouden, zilveren of metalen adelaar met uitgespreide vleugelen; elke kohort had daarenboven haar signum, b.v. een wolf, paard, hond enz. De ruiterij had het vuillam, d.i. eene kleine vierkante vaan van witte of roode kleur)
Een krijgsraad houden Consilium habere
De zaak voor den krijgsraad brengen, daaraan onderwerpen Rem ad consilium deferre
8. DE BELEGERING
Eene door kunst versterkte stad Oppidum manu (opere) munitum
Eene stad belegeren Oppidum obsidere / Oppidum obsidione claudere
Eene stad ingesloten houden Oppidum in obsidione tenere
Eene stad bestormen Oppidum oppugnare
Eene stad met belegeringswerken insluiten Oppidum claudere operibus
Eene stad door wal en gracht insluiten Oppidum cingere vallo et fossa
Belegeringswerken maken Opera facere
Schutdaken aanstuwen, aanvoeren Vineas agere
(Vinea was een teenen of planken schutdak hoog 2.4 m., breed 2.1-3 m., lang 4.8 m.; de zijden waren door huiden of natte lappen (centones) tegen vuur en pijlen beschut. Deze schutdaken werden aan elkander gevoegd en vormden dan een porticus of gang)
Torens bouwen Turres instituere
Onder de beschutting van een schilddak op de muren losgaan, de muren bestormen Testudine facta moenia subire
(Testudo (eig. = schildpad) was 1) een dak uit de schilden boven het hoofd gevormd, terwijl de buitenste rij soldaten met hunne schilden de zijden dekten. Soms stonden 2 of 3 testudines boven elkander, om de muren te beklimmen; 2) een houten loods met huiden gedekt, waaronder men den stormram liet werken (testudo arietaria); 3) eene beschutting der soldaten, die mijnen groeven, grachten dempten, enz. (testudo fossaria))
Stormladders plaatsen Scalas admovere
Op stormladders de muren beklimmen Positis scalis muros ascendere
De muurbreker, de stormram raakt de muren Aries murum attingit
(Aries was een boomstam aan het dikke einde van een metalen ramskop (acumen, caput, cornu, rostrum) voorzien; hij hing aan touwen, en werd als eene schommel in beweging gebracht, om de muren te rammeien)
De bres Iter ruina patefactum / Patentia ruinis (zie aanm. bl. 69)
Mijnen aanleggen Cuniculos agere
Eene stad beschieten Oppidum tormentis verberare
Pijlen, steenen enz. in de stad schieten, werpen of ook naar beneden werpen Tela ingerere
Eene stad uithongeren Oppidum fame urgere, domare
De verdedigers van den muur verdrijven Murum nudare defensoribus
Een uitval uit de stad doen Eruptionem facere ex oppido
De belegeringswerktuigen in brand steken Ignem inferre operibus
Iemand hulp zenden (tot ontzet der stad of anderszins) Subsidium alicui summittere
Zich een weg door de verschansingen banen (tot ontzet der stad) Munitiones perrumpere
Eene stad (door een hulpleger) ontzetten Oppidum obsidione liberare
De bestorming opgeven, het beleg opbreken Oppugnationem, obsidionem relinquere
De poorten versperren, barricadeeren Portas obstruere
De poorten openbreken Portas refringere / Claustra portarum revellere
Met geweld in de stad dringen In oppidum irrumpere / In oppidum irruptionem facere
Eene stad veroveren Oppidum capere, expugnare
Eene stad hernemen, heroveren Oppidum recipere
Eene stad in brand steken Oppidum incendere
Eene stad plunderen Oppidum diripere
Eene stad geheel verwoesten Oppidum evertere, excīdere
Eene stad met den grond gelijkmaken Oppidum solo aequare
Na de overgave Deditione facta
De wapenen overgeven, uitleveren Arma tradere
Den overwinnaar om genade smeeken Salutem petere a victore
Zich met have en goed aan den overwinnaar overgeven Se suaque omnia dedere victori / Se suaque omnia permittere victoris potestati.
Zich aan iemand op genade of ongenade overgeven Se permittere in fidem atque in potestatem alicuius
Iemand in genade aannemen In fidem recipere aliquem
De vrije menschen worden als slaven verkocht Libera corpora sub corona (hasta) veneunt
Met vrouw en kind Cum liberis et uxoribus
Iemand het leven schenken Aliquem (incolumem) conservare
9. VÓÓR DEN SLAG
Den vijand den slag aanbieden Potestatem pugnandi hostibus facere
Een veldslag aannemen. (Zie aanm. bl. 49) Potestatem sui facere (alicui)
Den vijand tot den strijd uittarten, uitdagen Proelio (ad pugnam) hostes lacessere, provocare
Den slag niet aannemen, weigeren Pugnam detrectare
Van den veldslag afzien Supersedere proelio
Den vijand niet laten ontsnappen Hostem e manibus non dimittere
Een geschikt terrein voor den veldslag kiezen Locum ad pugnam idoneum deligere
Een dag voor den slag bepalen Diem pugnae constituere
Het teeken tot den strijd onstuimig verlangen Signum proelii (committendi) exposcere
Het teeken tot den strijd geven Signum proelii dare
De vaan op de tent van den veldheer planten (om tot den strijd op te roepen) Vexillum proponere
Te wapen loopen Ad arma concurrere
Het leger naar het veld laten uitrukken, in den strijd voeren Exercitum educere of producere in aciem
Zijne toevlucht tot de wapenen nemen, tot het uiterste komen Ad vim et arma descendere (zie noot bl. 54)
Den strijd ondernemen, wagen In certamen descendere
Op het slagveld komen In aciem descendere
Het leger in slagorde scharen Aciem (copias, exercitum) instruere
Het leger op drie gelederen scharen Aciem triplĭcem instruere
De slaglinie uitbreiden Aciem explicare of dilatare
Het centrum (het midden van het leger) Media acies
Reservetroepen opstellen Subsidia collocare
De ruiterij op de vleugels plaatsen Equites ad latera disponere
Eene aanspraak tot de soldaten houden Contionari apud milites / Contionem habere apud milites
Tot dapperheid aansporen, opwekken Ad virtutem excitare, cohortari (ook enkel adhortari, cohortari)
Den moed der soldaten aanvuren Animos militum confirmare
10. DE SLAG
a) De strijd in het algemeen
1 Slag leveren, 2 een slag beginnen Proelium committere
Slag leveren Proelium facere
Aan de ruiterij slag leveren (met de ruiterij) Proelium equestre facere
Gelukkig strijden Proelium facere secundum / Proeliis secundis uti
(Gelukkig, ongelukkig) strijden (van veldheeren) Rem (bene, male) gerere (zie ook bl. 70)
Het gevecht voor een tijd staken Proelium intermittere
Het gevecht afbreken of doen ophouden Proelium dirimere
Aan het gevecht wederom eene gunstige wending geven Proelium restituere
Den strijd hernieuwen Proelium renovare, redintegrare
Den strijd opgeven Proelium deserere
Den beslissenden slag leveren Proelio, armis decertare
Een geregelden veldslag leveren, in het open veld strijden (tgst. bedekt, zijdelings, door hinderlagen enz. bestrijden) Acie (armis, ferro) decernere / In acie dimicare
Aan het gevecht deelnemen Proelio interesse
Te paard strijden Ex equo pugnare
Het tweegevecht Certamen singulare
Iemand tot een tweegevecht uitdagen Provocare aliquem ad certamen singulare
Een bloedige strijd Proelium cruentum, atrox
De ordelijke, geregelde strijd Proelium iustum (tgst. tumultuarium) (zie bl. 46 noot)
b) De aanval
De trompet geeft het teeken, sein, signaal tot den strijd Classicum canit
Op den vijand losgaan, aanrukken Gradum inferre in hostem
Den vijand aanvallen, aangrijpen Aggredi hostem / Invadere, impetum facere in hostem / Signa inferre in hostem
(In dativ. sing. en in plural. (ongebruikelijke casus van impetus) door incursio te vervangen)
Den aanval uithouden, doorstaan Impetum sustinere
Den aanval afkeeren Impetum excipere
Zich midden onder de vijanden werpen In medios hostes se inicere
Door het midden der vijandelijke gelederen, door het centrum der vijanden breken Per medios hostes (mediam hostium aciem) perrumpere
Met den vijand handgemeen worden Manum (us) conserere cum hoste / Signa conferre cum hoste
(Signa conferre cum aliquo beteekent ook: zich vereenigen)
In het gevecht op elkander aanstormen Proelio concurrere
Den vijand in het front aanvallen Adversis hostibus occurrere
Den vijand in den rug aanvallen Aversos hostes aggredi / Hostes a tergo adoriri
In geregeld gevecht met den vijand strijden Iusto (tgst. tumultuario) proelio confligere cum hoste
De gelederen worden gedwongen te wijken, zij deinzen Acies inclīnat of inclinatur
Het is onzeker, welke wending de strijd zal nemen Proelium anceps est / Ancipiti Marte pugnatur
Lang bleef de strijd onbeslist Diu anceps stetit pugna
De toestand is zeer gevaarlijk, is zoo hachelijk mogelijk Res est in periculo, in summ discrimine
Thans moeten de triarii strijden Res ad triarios redit
(De triarii, de oudste en meest beproefde soldaten, maakten het derde gelid (de reserve) in de slagorde uit. Hunne centurie bestond slechts uit 25-30 man. Zij zaten op de rechterknie (genu dextro innixi) achter de beide eerste gelederen, namelijk achter de hastati en de principes; in geval deze ongelukkig streden en in nood verkeerden (laborare), sprongen zij op commando (surgite) op, en werden door de hastati en principes in hunne gedunde rijen opgenomen. De manipels stonden op deze wijze op drie gelederen geschaard:
hastati / principes / triarii
Res ad triarios redit is ook een spreekwoord = de zaak is tot het uiterste gekomen)
c) Het gevecht.
Man tegen man vechten Collatis signis (viribus) pugnare
Lijf om lijf of man tegen man Collato pede
Met het zwaard van nabij vechten Gladio comminus (tgst eminus) rem gerere
De werpspietsen of zware lansen wegwerpen en met het zwaard vechten Omissis pilis gladiis rem gerere
Het zwaard moest nu beslissen Res ad gladios vēnit / Res gladiis geri coepta est
Met het blanke, met getrokken zwaard zich op den vijand werpen Strictis gladiis in hostem ferri
Men wordt handgemeen, men gaat lijf om lijf vechten Res ad manus venit
Met ongesloten gelederen strijden Laxatis (tgst. confertis) ordinibus pugnare
Vechten als leeuwen Ferarum ritu pugnare
Persoonlijk dapper Manu fortis
d) Omsingeling. Stellingen. Hulptroepen
Den vijand in de flank aanvallen In latus hostium incurrere
Eene omtrekkende beweging volbrengen, om den vijand in den rug aan te tasten Circumvenire hostem aversum of a tergo
Door de overmacht van den vijand omsingeld worden Multitudine hostium cingi
De overmacht hebben in de ruiterij Equitatu superiorem esse
Tegen den vijand opgewassen zijn Parem (tgst. implărem) esse hosti
Eene carré vormen Orbem facere
(Orbis was een vierkante slagorde; waren de zijden langer dan het naar den vijand gekeerde front, zoo heette het turris, was het front langer dan de zijden, laterculus. Bij geringe troepenmacht werd ook wel eene ronde slagorde (globus) opgesteld)
Eene wigvormige slagorde vormen Cuneum facere
(Ook andere vormen had cuneus, b.v. dien van een vierhoek; dus cuneus is elke aanvalskolonne, wier doel het is door de vijanden heen te breken)
Eene phalanx vormen Phalangem facere
(Onder phalanx verstaat men meestal eene dicht aaneengesloten krijgsbende, die hare schilden tot een testudo boven het hoofd had ineengeschoven)
Door de phalanx breken Phalangem perfringere
De reserve te hulp zenden Subsidia summittere
Versche troepen aan de vermoeide te hulp zenden Integros defatigatis summittere
Versche troepen lossen de vermoeide af Integri et recentes defatigatis succedunt
e) Het gelukken van den aanval
Den vijand terugwerpen, aan het wijken brengen Pellere hostem
De vijandelijke linie wordt teruggeworpen, aan 't wijken gebracht Acies hostium impellitur
Den vijand uit zijne stelling drijven Loco movere, depellere, deicere hostem
Den ruiteraanval afslaan Summovere of reicere hostium equites
Den aanvallenden vijand terugslaan Repellere, propulsare hostem
Van alle kanten in 't nauw gebracht worden Undique premi, urgeri
Den vijand verpletteren Prosternere, profligare hostem
f) Aftocht. Vlucht. Vervolging
De aftocht wordt geblazen Signa receptui canunt / Receptui canitur
Achteruitwijken (zonder zich om te keeren) Pedem referre
Terugtrekken, retireeren Se recipere
Zijne stelling opgeven, prijsgeven Loco excedere
Den vijand op de vlucht slaan Fugare hostem
Het vijandelijke leger verslaan Fundere hostium copias
Den vijand een volkomen nederlaag toebrengen Fundere et fugare hostem
Den vijand voor zich uit drijven Prae se agere hostem
Den vijand op de vlucht slaan of jagen In fugam conicere, convertere, dare hostem
1) (Den vijand) op de vlucht slaan, 2) de vlucht nemen Fugam facere
Vluchten, den rug laten zien Terga vertere of dare
Voor den vijand vluchten, hem de hielen toonen Terga dare hosti
De vlucht nemen Fugae se mandare / Fugam capessere, capere
Op de vlucht gaan of slaan Se dare in fugam, fugae / Se conicere, se conferre in fugam
Zijn heil in de vlucht zoeken Fuga salutem petere
Wilde, overhaaste vlucht Fuga effusa, praeceps
Loopen als hazen, het hazenpad kiezen Pecorum modo fugere
De wapenen wegwerpen Arma abicere
Hals over kop vluchten Praecipitem se fugae mandare
Op de vlucht verstrooid Ex (in) fuga dissipati of dispersi
Den vijand nazetten Hostes insequi
Den vijand vervolgen Hostes (fusos) persequi
Den vijand achterhalen Hostes assequi, consequi
De vluchtelingen op korten afstand achternazetten Fugientibus instare
Den vijand op de hielen zitten Tergis hostium inhaerere
Den vluchtenden vijand tot staan brengen Fugam hostium reprimere
Een vluchteling vangen Excipere aliquem fugientem
Eene menigte van vijanden werd op de vlucht neergeveld Magna caedes hostium fugientium facta est
Iemand bij levenden lijve gevangen nemen Capere aliquem vivum
Aan de handen van den vijand ontkomen, ontsnappen, ontglippen Effugere, elābi e manibus hostium
Den vijand laten ontkomen Dimittere e manibus hostes
Iemand aan de handen der vijanden ontrukken, daaruit redden Eripere aliquem e manibus hostium
Van de vlucht bekomen, weder op zijn adem komen (als men gered is) Se ex fuga recipere
g) Nederlaag. Bloedbad. Wonden. Verlies
Overwonnen, geslagen worden, den slag verliezen Proelio vinci, superari, inferiorem discedere
Den vijand de nederlaag toebrengen Cladem hostibus afferre, inferre
De nederlaag krijgen Cladem accipere
Een vreeselijk bloedbad aanrichten Ingentem caedem edere
Eene slachting aanrichten Stragem edere, facere
Alles is door het zwaard nedergehouwen, is over de kling gejaagd Omnia strata sunt ferro
Den vijand, een leger verdelgen, vernietigen Hostes, exercitum delere, concīdere
Den vijand geheel vernietigen, totaal verslaan Hostes ad internecionem caedere, delere / Hostium copias occidione occīdere
Iemand eene wonde toebrengen Vulnus (ook overdr.) infligere alicui
Iemand een doodelijken slag geven Mortiferam plagam alicui infligere
(Zwaar, doodelijk) gewond worden Vulnus (grave, mortiferum) accipere, excipere
Toen velen aan weerszijden gewond waren, buiten gevecht gesteld waren Multis et illatis et acceptis vulneribus
Door wonden verzwakt, uitgeput Vulneribus confectus
Wonden (litteekens) op de borst Vulnera (cicatrices) adversa (tgst. aversa) / Vulnera adverso corpore accepta
Eene gesloten wond weder openrijten Refricare vulnus, cicatricem obductam
(Ook figuurlijk in de beteekenis van hernieuwen, weder opwekken, b.v. refricare dolorem, memoriam, desiderium; = eene oude wond openen, het
geheugen van iets herroepen, de begeerte weder opwekken)
Aan een wond sterven Ex vulnere mori
Met groot verlies Magno cum detrimento
Van de onzen vielen er ongeveer honderd Nostri circiter centum ceciderunt
Allen kwamen tot den laatsten man om Ad unum omnes perierunt
11. OVERWINNING. ZEGETOCHT
Het zegepralende of zegevierende leger Exercitus victor
Als overwinnaar het slagveld verlaten, uit den strijd treden Superiorem (tgst. inferiorem), victorem (proelio, pugna) discedere
De overwinning, de zege behalen, bevechten Victoriam adipisci, parĕre
Zegevieren Victoriam ferre, referre / Proelio vincere
De overwinning OP den vijand behalen Victoriam reportare AB hoste
Zich reeds als overwinnaar beschouwen, zich zeker wanen van de overwinning Victoriam praecipere (animo)
Eene zekere overwinning uit de handen geven Victoriam exploratam dimittere.
Victorie! roepen Victoriam conclamare
Iemand met de overwinning gelukwenschen Victoriam of de victoria gratulari alicui
De overwinning kostte veel bloed en wonden, werd duur gekocht Victoria multo sanguine ac vulneribus stetit
Een triomftocht over iemand houden, triomf vieren, een zegepralenden intocht houden (om de overwinning) Triumphare de aliquo (ex bellis) / Triumphum agere de of ex aliquo of c. Gen. (victoriae, pugnae Pharsaliae)
Iemand (een gevangene) in (den) zegetocht omvoeren Per triumphum (in triumpho) aliquem ducere
12. WAPENSTILSTAND. VREDE. VERDRAG. VERBOND
Wapenstilstand sluiten, aangaan Indutias facere
Den wapenstilstand breken Indutias violare
Het volkenrecht schenden Ius gentium violare
Met iemand over den vrede onderhandelen Agere cum aliquo de pace
Den vrede tot stand brengen, bewerken Pacem conciliare
Met iemand vrede sluiten Pacem facere cum aliquo
Den vrede verstoren, breken Pacem dirimere, frangere
Onder de volgende voorwaarden, bepalingen His condicionibus
Vredesvoorwaarden aanbieden, stellen Pacis condiciones ferre (niet proponere!)
Iemand de vredesvoorwaarden dicteeren, voorschrijven Pacis condiciones dare, dicere alicui (niet praescribere!)
Zich de vredesvoorwaarden laten gevallen Pacis condiciones subire (tgst. repudiare, respuere)
De vrede wordt getroffen onder beding van, onder de voorwaarde dat... Pax convĕnit in eam condicionem ut...
Ongestoorde vrede Summa pax
Gevangenen uitwisselen Captivos permutare, commutare
Gevangenen loskoopen Captivos redimere
Gevangenen zonder losgeld teruggeven Captivos sine pretio reddere
(Gevangenschap moet men uitdrukken met servitus of condicio servitutis, captivum esse; want captivitas komt eerst later voor)
Gijzelaars geven Obsides dare
Aan de staten opleggen gijzelaars te leveren Obsides civitatibus imperare
Een verdrag met iemand sluiten Pactionem facere cum aliquo
Overeenkomstig of volgens het verdrag, het verbond Ex pacto, ex foedere
Een verbond sluiten, treffen Foedus facere (cum aliquo), icere, ferire
Het verbond breken, schenden Foedus frangere, rumpere, violare
Iemand tot bondgenoot aannemen Socium aliquem asciscere
In vriendschappelijke verhouding tot het Romeinsche volk staan In amicitia populi Romani esse
Hij ontving van den senaat den eeretitel van "vriend" A senatu amicus appellatus est
13. ONDERWERPING
Een land veroveren Terra potiri
Een land aan zich onderwerpen Terram suae dicionis facere
Een volk onder zijne heerschappij, zijn schepter brengen Populum in potestaten suam redigere / Populum in deditionem accipere
Een volk ten onder brengen, onderwerpen Populum perdomare, subigere (zonder dativns: sibi, alicui enz.)
Een volk, een land aan zich onderwerpen Populum, terram suo imperio, suae potestati subicere (niet enkel sibi)
Zich aan iemand onderwerpen Se imperio alicuius subicere (niet enkel alicui) / In deditionem venire / In alicuius potestatem se permittere
Iemands onderdaan zijn, iemand onderworpen zijn Subiectum esse, obnoxium esse imperio of dicioni alicuius (niet enkel alicui) / In potestate, in dicione alicuius esse
De onderdanen Qui imperio subiecti sunt; cives
Iemand weder onder de gehoorzaamheid brengen Aliquem ad officium reducere
Iemand in onderdanigheid houden Aliquem in officio continere
In onderdanigheid volharden In officio manere, permanere
Azië tot provincie of wingewest maken Asiam in provinciae formam (in provinciam) redigere
Azië werd aan de Romeinen onderworpen Asia populi Romani facta est
Een volk geheel en al uitroeien, verdelgen Gentem ad internecionem redigere of adducere
IX. Het zeewezen. (Dit valt geheel onder A.)
1. EENIGE BENAMINGEN
Het oorlogschip Navis longa
Het vrachtschip Navis overaria
Het koopvaardijschip Navis mercatoria
De zeestad Oppidum maritimum
Sterk ter zee zijn Rebus maritimis multum valere
Een schip, eene vloot bouwen Navem, classem aedificare, facere, efficere
Een schip uitrusten Navem armare, ornare, instruere
Eene vloot uitrusten Classem instruere
Een schip van stapel laten loopen of een vaartuig afbrengen Navem deducere (zie bl. 70 aanm.)
Een schip op het land trekken, op het droge halen Navem subducere
Een schip herstellen, kalefaten, breeuwen Navem reficere
Scheep gaan, zich inschepen Navem conscendere
Een leger inschepen Exercitum in naves imponere
Soldaten ontschepen Milites in terram, in terra exponere
Zeesoldaten, mariniers Classiarii
Matrozen Nautae, remiges
Passagiers Vectores
2. SCHEEPVAART. SCHIPBREUK.. LANDING
Het anker lichten Solvere / Navem (naves) solvere / Ancoram (ancoras) tollere
De schepen zeilen de haven uit, loopen uit Naves ex portu solvunt
In zee steken Vela in altum dare
Met gunstigen wind loopen ze uit Ventum (tempestatem) nancti idoneum ex portu exeunt
De zeilen ophalen, onder zeil gaan Vela facere, pandere / Vela dare
De zeilen inbinden, innemen, reven Vela contrahere (ook overdr.)
Langs de kust varen, de kust langsvaren Oram legere
Een eiland voorbijvaren, een eiland omvaren Superare insulam
Den koers ergens heen richten, koers zetten of stevenen naar Cursum dirigere aliquo
Koers houden (tgst. van koers veranderen, ook medegevoerd worden) Cursum tenere (tgst. commutare en deferri)
Eene zeereis volbrengen Cursum conficere
Aan het roer staan, sturen Gubernaculum tractare / Clavum tenere
Roeien Navem remis agere of propellere
Krachtig roeien Navem remis concitare
Ophouden, uitscheiden met roeien Sustinere, inhibere remos
Achteruitroeien Navem retro inhibere
Schipbreuk lijden Naufragium facere
Het schip wordt tegen de klippen geworpen of verbrijzeld Navis ad scopulos alliditur
Stranden In litus eici
Ergens heen geworpen, geslagen worden Deferri, deici aliquo / Tempestate abrĭpi
De storm werpt iemand op onbekende landen (kusten) Procella (tempestas) aliquem ex alto ad ignotas terras (oras) defert
De wrakken (stukken van een gestrand schip) verzamelen Naufragium colligere
Landen, aanlanden (van personen) Appellere navem (ad terram, litus)
Landen, aanlanden (van schepen) Appelli (ad oram)
Het anker werpen, uitwerpen, laten vallen, ankeren Ancoras iacere
Voor (ten) anker komen Naves ad ancoras deligare / Naves (classem) constituere (in alto)
Voor (ten) anker liggen In ancoris esse of stare
Aan wal gaan, landen Exire ex, de navi / Egredi (ex) navi / Exire, egredi in terram / Escensionem facere (van troepen)
Niet kunnen landen Portu, terra prohiberi
3. ZEESLAG
Een zeeslag leveren Pugnam navalem facere
Een schip tot den strijd toerusten Navem expedire
Een schip met de scheepssneb doorboren, beschadigen Navem rostro percutere
Een schip, een vloot in den grond boren Navem, classem deprimere
Een schip aan boord haken Manus ferreas (in navem) inicere
Een schip enteren In navem (hostium) transcendere
Een schip kapen Navem capere, intercipere
TWEEDE AFDEELING
1. De geest en zijne vermogens
I. GEEST. TALENT. VERSTAND
Grootheid van ziel of zielenadel, geestkracht hebben Magno animo esse
Zijne aandacht op iets vestigen, acht slaan op iets Animum attendere ad aliquid
Oplettend, opmerkzaam zijn (tgst. onoplettend zijn, met andere dingen bezig zijn) Diligenter attendere (aliquid) (tgst. alias res of aliud agere)
1) Oplettend zijn, 2) kalm en moedig zijn Animo adesse
Een man van talent, van aanleg, een begaafd man Vir magno ingenio, ingeniosus / Vir magno ingenio praeditus
Talent hebben Ingenio valere
Veel talent, verstand hebben, met uitstekende geestesgaven bedeeld of toegerust zijn Ingenio abundare
Een aangeboren talent Natura et ingenium
Het verstand scherpen, spitsen (op iets) Ingenium acuere (in aliqua re)
Scherp verstand, scherpzinnigheid Ingenii acumen
Traag verstand Ingenii tarditas
Bekrompen verstand, beperktheid van begrip Ingenii infirmitas of imbecillitas
Bij zinnen of bij zijn verstand zijn Mentis compotem esse
Niet wel bij zijne zinnen of bij 't hoofd zijn, het verstand verloren hebben Mente captum esse, mente alienata esse
Gezond verstand hebben Sanae mentis esse
Den geest, de scherpzinnigheid afstompen Aciem mentis praestringere
Het oog van den geest benevelen Mentis quasi luminibus officere (zie bl. 84) of animo caliginem offundere
Groot verstand, vernuft hebben Intellegentia of mente multum valere
Zich in iets naar de bevatting of vatbaarheid van het volk richten, tot het volk afdalen Ad intellegentiam communem of popularem accommodare aliquid
(Captus in de beteekenis van bevattelijkheid, begrip komt slechts voor in ut captus est cum gen. b.v. servorum. Capacitas beteekent alleen de ruimte b.v. van een vat)
2. VOORSTELLING. VERBEELDING. GEDACHTE. BEGRIP
Zich iets voorstellen, verbeelden, voor den geest stellen Animo, cogitatione aliquid fingere (ook enkel fingere, maar zonder sibi!), informare / Animo concipere aliquid
Zich te voren iets voorstellen of een denkbeeld daarvan vormen Animo, cogitatione aliquid praecipere
Zich iets levendig verbeelden, voor den geest stellen Cogitatione sibi aliquid depingere
Vurigheid, levendigheid, vlugheid van geest, van verbeelding Ingenii vis of celeritas
De voorstellingen der verbeelding Res cogitatione fictae of depictae
Iets vatten, begrijpen Animo, mente, cogitatione aliquid comprehendere, complecti
De gedachte valt mij in, dat In eam cogitationem incido (acc. c. inf.)
De gedachte komt bij mij op, dat Haec cogitatio subit animum. (acc. c. inf.) / Occurrit mihi (acc. c. inf.)
Iets komt mij in de gedachte, voor den geest Mihi in mentem venit alicuius rei
Ik kom op de gedachte (om) te Mihi in mentem venit (c. inf.)
Iets zweeft mij voor den geest Aliquid animo meo obversatur (vgl. bl. 31 enz. onder oculi)
Iemands gedachten van iets afleiden, aftrekken Alicuius animum ab aliqua re abducere
Zijne gedachten op iets vestigen, zijne aandacht aan iets wijden of schenken Cogitationem, animum in aliquid intendere
Alle zijne gedachten op iets vestigen, alle aandacht van den geest op iets richten Omnes cogitationes ad aliquid conferre
Zijne gedachten, het oog van den geest, zijne aandacht op iets gevestigd houden Mentem in aliqua re defigere
In gedachten verdiept, verslonden, verzonken, verloren, geheel in zich zelven gekeerd zijn In cogitatione defixum esse
Zijne gedachten, zijn geest op nietigheden, beuzelingen, onedele voorwerpen vestigen (tgst. edele gevoelens koesteren, verhevener zijn in zijne strevingen, het oog op het groote, edele gericht houden) Cogitationes in res humiles abicere (tgst. alte spectare, ad altiora tendere, altum, magnificurn, divinum suspicere)
Aangeboren, ingeschapen begrippen Notiones animo (menti) insitae, innatae
Duistere, onvolkomene begrippen, denkbeelden Intellegentiae adumbratae of inchoatae
(Adumbrare is een kunstterm der schilderkunst = een omtrek maken, van iets eene schets maken, in de hoofdtrekken ontwerpen. Overdrachtelijk = iets slechts aanduiden. Het tegenovergestelde is exprimere, kunstwoord der boetseerkunst; vandaar overdrachtelijk = nauwkeurig, duidelijk schilderen, aanschouwelijk voorstellen, maar nooit ons uitdrukken)
Zich een begrip, een denkbeeld van iets maken Notionem of rationem alicuius rei in animo informare of animo concipere
3. GEVOELEN. VOOROORDEEL. VERMOEDEN
In of bij zijne meening volharden of blijven In sententia manere, permanere, perseverare, perstare
Aan die meening, dat gevoelen houd ik vast Illud, hoc teneo
Zijne meening, zijn gevoelen opgeven, laten varen A sententia sua discedere / De sententia sua decedere / (De) sententia desistere
Van zijne meening, zijn gevoelen afgebracht worden De sententia deici, depelli, deterreri
Iemand van zijne meening, zijn gevoelen af brengen De sententia aliquem deducere, movere
Iemand voor zijne meening, zijn gevoelen winnen Aliquem ad suam sententiam perducere of in suam sententiam adducere
(Daarentegen traducere aliquem ad suam sententiam = iemand, die het gevoelen van een ander toegedaan is, voor zijn gevoelen winnen)
Tot iemands gevoelen toetreden, zich daarmede vereenigen Ad alicuius sententiam accedere, sententiam alicuius sequi
Van hetzelfde gevoelen zijn, met iemand instemmen Idem sentire (tgst. dissentiri ab aliquo)
Voor zijne meening uitkomen, zijn gevoelen openlijk uitspreken Sententiam suam aperire
(Se aperire daarentegen beteekent: zich aan zijne zwakken zijde blootgeven, zich verraden = se indicare)
Zijn gevoelen op zijn gelaat niet laten blijken, zijne gedachten ontveinzen, vermommen Sententiam fronte celare, tegere
Zeg uw gevoelen (laat hooren, welk uw gevoelen is) Dic quid sentias
(Niet sententiam dicere, dat beteekent: zijn stem uitbrengen (van senatoren) (sententiam ferre van rechters))
Zeg oprecht uw gevoelen (zeg datgene, wat gij in waarheid denkt) Dic quod sentis
Ik ben van gevoelen, dat... In hac sum sententia, ut ... putem
Een vertoog in dien geest nog verder uitwerken; het nog breeder ontwikkelen met de bedoeling om... Plura in eam sententiam disputare
Naar mijne meening, volgens mijn gevoelen Ut mea fert opinio / Ut mihi quidem videtur/ Mea (quidem) sententia
Zooveel hoofden, zooveel zinnen Quot homines, tot sententiae
Valsche begrippen inzuigen Opiniones falsas animo imbibere / Opinionibus falsis imbui
Dwaalbegrip Opinionis error
Vooroordeel Opinio praeiudicata, ook enkel opinio (niet praeiudicium = voorafgaand of voorloopig vonnis!)
Ingeworteld veroordeel Opinio confirmata, inveterata
Door dwaze, verkeerde vooroordeelen aangestoken, daarmede besmet worden Opinionum pravitate infici
Hersenschimmen Opinionum commenta
Ongeloofbare verdichtselen, zonderlinge, ongerijmde, buitensporige voorstellingen der verbeelding Monstra of portenta
Iets vermoeden, bij gissing besluiten Coniectura assequi, consequi, aliquid coniectura colligere
Vermoedelijk, naar mijne gissing Quantum ego coniectura assequor, augŭror
Uit iets tot iets bij gissing besluiten Coniecturam alicuius rei facere of capere ex aliqua re
Naar zich zelven (naar zich zelven anderen) beoordeelen De se (ex se de aliis) coniecturam facere
Iets berust, steunt op vermoedens Aliquid in coniectura positum est / Aliquid coniectura nititur, continetur
Het waarschijnlijke door gissing trachten te ontdekken Probabilia coniectura sequi
Iets overkomt mij buiten, tegen verwachting, onverhoopt Aliquid mihi nec opinanti, insperanti accidit
5. WAARHEID. DWALING
De waarheid zeggen, bekennen Verum dicere, profiteri
Alles naar waarheid zeggen Omnia ad veritatem dicere
(Verum is de waarheid concreet, daarentegen veritas de waarheid abstract)
Waarheidlievend Veritatis amans, diligens, studiosus
Voor de waarheid blind zijn, de oogen gesloten hebben A vero aversum esse
Van de waarheid afwijken, daaraan ontrouw worden A veritate deflectere, desciscere
De zucht naar waarheid V.eri videndi, investigandi cupiditas
Het zoeken, het vorschen naar de waarheid Veri inquisitio atque investigatio
Zeer dicht bij de waarheid komen Proxime ad verum accedere
Waarschijnlijk zijn A vero non abhorrere / Veri simile esse
Dit is meer schitterend, verblindend, verleidelijk, dan waar Haec speciosiora quam veriora sunt
Het ware en (van) het valsche, de waarheid en de onwaarheid onderscheiden Vera et falsa (a falsis) diiudicare
Het ware met het valsche vermengen Vera cum falsis confundere
Waarheidszin Veritas
In waarheid, werkelijk, inderdaad Re (vera), reapse (tgst. specie)
Dwalen, in dwaling verkeeren In errore versari
Grovelijk dwalen, in groote, grove dwaling verkeeren, zich grootelijks vergissen Magno errore teneri / In magno errore versari / Vehementer errare
In dwalingen vervallen Erroribus implicari
Bij vergissing misdoen Per errorem labi, of alleen labi
Iemand in dwaling brengen Aliquem in errorem inducere, rapere
De dwaling inzuigen Errorem animo imbibere
De dwaling met de moedermelk inzuigen Errorem cum lacte nutricis sugere
Een wijd en zijd verspreide dwaling Error longe lateque diffusus
De dwaling wegnemen, den kop indrukken Errorem tollere / Errorem amputare et circumcidere
De dwaling met wortel en tak uitroeien Errorem stirpitus extrahere
Van zijne dwaling terugkomen Errorem deponere, corrigere
Iemand van zijne dwaling bevrijden, afbrengen Alicui errorem demere, eripere, extorquere
Indien ik mij niet bedrieg, vergis Nisi fallor / Nisi (animus) me fallit
Zoo ik mij niet geheel en al bedrieg, of ik vergis mij geheel en al Nisi omnia me fallunt
6. KEUS. TWIJFEL. BEZWAAR
Iemand de vrije keus laten geven Optionem alicui dare
(Zonder liberarn omdat vrij reeds in optio vervat is)
Iemand voor de keus stellen, om of ... of Optionem alicui dare, utrum ... an
In twijfel trekken In dubium vocare / In dubio ponere
Twijfelachtig worden In dubium venire
Wat eenigszins twijfelachtig is, wat aan grooten twijfel onderhevig is Quod aliquam, magnam dubitationem habet
Er komt bij iemand een twijfel op Dubitatio alicui affertur, inicitur
Iemands twijfel of onzekerheid wegnemen Dubitationem alicui tollere
Iets onbeslist, in het onzekere laten Aliquid in medio, in dubio relinquere / Aliquid dubium, incertum relinquere
Buiten, zonder (eenigen) twijfel Sine dubio (niet sine ullo dubio!)
Buiten bedenken; zonder aarzelen Sine ulla dubitatione
Een bezwaar, beangstigenden twijfel bij iemand wegnemen, hem daaruit redden Scrupulum ex animo alicuius evellere
Nog één bezwaar, ééne bezorgdheid blijft mij over Unus mihi restat scrupulus
7. WETEN. ZEKERHEID. OVERTUIGING.
Ik weet zeer goed, het is mij niet onbekend Probe scio, non ignoro / Non sum ignarus, nescius (niet non sum inscius!)
Het ontgaat mij niet, ontsnapt mijne aandacht niet Me non fugit (niet effugit!), praeterit
Naar mijn weten, voor zooveel mij bekend is, voor zooverre ik weet Quantum scio / Quod sciam
Iets zeker weten, zekerheid ergens van hebben Aliquid compertum habere
Dát kan men als zeker beschouwen Illud pro certo affirmare licet
Het is voor mij eene uitgemaakte zaak, ik houd het voor zeker Mihi exploratum est, exploratum (certum) habeo
Het is algemeen bekend, een bekend feit Inter omnes constat
Houdt u vast overtuigd, geloof vrij of gerust Sic habeto
Ik ben (volkomen) overtuigd Mihi persuasum (persuasissimum) est (ongewoon zijn persuasum habeo en mihi persuasum habeo!) / Mihi persuasi
Wees overtuigd, verzekerd Persuade tibi / Velim tibi ita persuadeas / Sic volo te tibi persuadere
Ik kom tot de overtuiging Addūcor, ut credam
Ik kan mij niet overtuigen Non possum adduci, ut (credam)
Volgens mijne innigste overtuiging, naar mijn beste weten Ex animi mei sententia
Zijne overtuiging volgen Suo iudicio uti
8. PLAN. RAAD. OVERLEG
Een besluit nemen, een plan vormen Consilium capere, inire (de aliqua re, met Gen. Gerund., niet Inf., zelden met ut)
Van zijn besluit, plan, voornemen afstaan (d.i. ophouden met de volvoering daarvan) Consilio desistere
Van zijn besluit, plan, voornemen afgaan, het laten varen Consilium abicere of deponere
Zich door iets van zijn besluit laten afbrengen, door iets van zijn plan afgeschrikt worden Consilio deterreri aliqua re
Halve maatregelen nemen Mediocribus consiliis uti
Van plan of gedachte, van meening of gevoelen veranderen, zich anders bedenken Consilium, sententiam mutare
Zijn eigen zin volgen, op eigen gezag te werk gaan Suo consilio uti
(Uti wordt in vele uitdrukkingen gebruikt, waardoor men niet slechts te kennen geeft, dat men iets bezit, maar ook dat men er gebruik van maakt, b.v. uti ventis secundis, adversis gunstigen, ongunstigen wind hebben, praesenti animo tegenwoordigheid van geest toonen, perpetua felicitate bestendig geluk hebben, auctoritate sua zijn gezag doen gelden, crudelitate zich wreedheid veroorloven, bona valetudine zich in eene goede gezondheid verheugen, eene goede gezondheid genieten, enz.)
Grootsche plannen vormen, beramen, ontwerpen Magna moliri
Iemand deelgenoot maken van zijne plannen, iets met iemand afspreken Consilia cum aliquo communicare
(Communicare (aliquid cum aliquo) beteekent oorspronkelijk gemeenschappelijk maken. Hieruit vloeien de twee beteekenissen voort 1. (wanneer men iets geeft) = iemand aan iets laten deelnemen, consilia; 2. (wanneer men iets overneemt) = met iemand iets deelen, pericula. Ons mededeelen = berichten, kennis geven, heet dicere, tradere, narrare, exponere, certiorem facere)
Gemeene zaak met iemand maken of gemeenschappelijk handelen Consilia (ook causam, rationem) cum aliquo communicare
Gemeenschappelijk overleggen Consilia inter se communicare
Iemand ter beraadslaging uitnoodigen; toelaten, hem te rade nemen Aliquem in of ad consilium adhibere
Raad houden, onder elkander beraadslagen (van meer personen) Consilium habere (de aliqua re)
Beraadslagen, overwegen of overleggen (ook van één persoon) Consultare of deliberare (de aliqua re)
De geheime beraadslaging bijwonen Consiliis arcanis interesse
Iemand een raad geven Consilium dare alicui / Auctorem esse alicui, ut
Iemand met raad (en daad) bijstaan Aliquem consilio (et re) iuvare
Voor iemand, die raad behoeft, toegankelijk zijn, zich te zijner beschikking stellen Consilii sui copiam facere alicui
Bij iemand om raad vragen, te rade gaan, iemand raadplegen, iemands raad inwinnen Consilium petere ab aliquo
Ten einde of buiten raad zijn Consilii inopem esse
Goede raad is duur Omnia consilia frigent
Zonder overleg, op goed geluk, onberaden, onbezonnen, onbesuisd Nullo consilio, nulla ratione, temere
Iets bij zich zelven overwegen, overleggen Secum (cum animo) reputare aliquid / Considerare in, cum animo, secum aliquid / Agitare (in) mente of (in) animo aliquid
Iets wordt in overweging genomen Aliquid cadit in deliberationem
Na rijp beraad Re diligenter considerata, perpensa / Omnibus rebus circumspectis / Inĭta subductaque ratione
9. BESLUIT. VOORNEMEN
Ik ben van zins of voornemens, het is mijn besluit In animo habeo of mihi est in animo (c. Inf.)
Ik ben besloten Certum (mihi) est
Ik ben vast besloten, het staat bij mij vast Certum deliberatumque est / Stat mihi sententia
Ik ben besluiteloos Incertus sum, quid consilii capiam
Ik ben het met mij zelven niet eens Mihi non constat (met zijdelingsche vraag)
Ik heb mij ten doel, tot taak gesteld Propositum est mihi (c. Inf.)
Aan zijn voornemen getrouw blijven, aan zijn plan vasthouden Propositum, consilium tenere (tgst. a proposito deterreri)
Zijn voornemen, zijn plan volvoeren, ten uitvoer leggen of brengen Propositum assequi, peragere (niet consilium perficere!)
(Omdat propositum in het classieke proza nog niet volkomen substantivum geworden is, mag het niet met een genetivns, adjectivum of pronomen verbonden worden)
Zich iets groots ten doel stellen Magna sibi proponere of magna spectare
In zijn voornemen, onderneming, poging volharden In incepto of conatu perstare
Van zijn voornemen, onderneming, poging afstaan, afzien, het opgeven Incepto of conatu desistere
Toebereidselen tot iets maken, iets in gereedheid brengen Parare aliquid
Het van zich verkrijgen, over zijn hart brengen Animum inducere c. Inf. (niet in animum inducere!)
Het niet van zich kunnen verkrijgen A se impetrare non posse, ut
Tot iets, tot alles overgaan of komen (veelal met weerzin) Descendere ad aliquid, ad omnia (zie aanm. bl. 54)
Tot de uiterste maatregelen overgaan Descendere ad extrema consilia
10. INZICHT. DOEL. VERTRAGING. UITSTEL
Mijn inzicht, oogmerk, doel is Consilium est (c. Inf. of ut) / Id sequor, ut
Iets beoogen, iets tot doel hebben, het aanleggen op iets Spectare aliquid of ad aliquid
Daarop is het aangelegd, de toeleg is, de strekking daarvan is, om Res eo spectat ut
Geweld wordt beoogd Res spectat ad vim (arma)
De Perzen hebben het op Athene gemunt Athenae a Persis petuntur
Hij bereikte zijn doel Id quod voluit consecutus est / Ad id quod voluit pervenit
Welk is uwe bedoeling? wat hebt gij in den zin? Quid tibi vis?
Wat moet dat beteekenen? Wat heeft dat te beduiden? Quid hoc sibi vult? / Quid hoc rei est?
Met de bedoeling, met het doel om Eo consilio, ea mente, ut
Met opzet, opzettelijk De industria, dedita opera (tgst. imprudens)
Juist met dat doel, juist daartoe Ad id ipsum
(Het doel, de strekking van een boek, van een gedicht is: consilium, quo liber scriptus est, quo carmen compositum est, of quod quis in libro scribendo, in carmine componendo secutus est (niet consilium libri, carminis!)
Onverrichter zake Infecta re
Iets vertragen Moram alicui rei afferre, inferre, facere
Iemand ophouden, laten wachten In mora alicui esse
Geen oogenblik dralen, talmen, om; zonder uitstel... Nullam moram interponere, quin
Onverwijld Sine mora of nulla mora interposita
Van den eenen dag tot den anderen uitstellen Diem ex die ducere, differre
11. GEHEUGEN. AANDENKEN. HERINNERING. VERGETELHEID
Iets in het geheugen hebben, geheugen voor iets behouden; iets van buiten of uit het hoofd kennen Memoriā tenere aliquid / Memoriam alicuius rei tenere
Iets ligt versch in het geheugen Recenti memoria tenetur aliquid
Een goed, getrouw geheugen hebben (tgst. een zwak geheugen hebben, vergeetachtig zijn) Memoriā (multum) valere (tgst. memoriā vacillare) / Memorem esse (tgst. obliviosum esse)
Hij had zulk een uitmuntend, sterk geheugen, het bleef hem zoo getrouw, dat Memoria tanta fuit, ut
Door zijn geheugen bedrogen worden Memoriā labi
Iets in het geheugen prenten Memoriae mandare aliquid
(Te onderscheiden van ediscere, dat eenvoudig van buiten leeren beteekent)
Iets is vast in mijn geheugen geprent Aliquid in memoria mea penitus insedit
Uit het hoofd Ex memoria (tgst. de scripto)
1) Uit het geheugen getrouw verhalen, 2) uit eigen herinnering verhalen Memoriter narrare
In het geheugen bewaren, onthouden Memoria custodire
Iets in het geheugen roepen, herinneren Memoriam alicuius rei renovare, redintegrare, refricare
Zich iets (iemand) in (of voor) het geheugen herroepen Memoriam alicuius rei repetere / In memoriam alicuius redire
Iemand iets in het geheugen roepen, hem iets herinneren In memoriam alicuius redigere, reducere aliquid (niet revocare!)
Levendige herinnering, levendig aandenken Memoria et recordatio
Iemand een dankbaar aandenken wijden, in dankbare herinnering houden Grata memoria aliquem prosequi
(Prosequi wordt, vooral overdrachtelijk en met een ablativus verbonden, in vele zegswijzen gebezigd, b.v. prosequi aliquem honore, iemand met onderscheiding behandelen, verbis honorificis, iemand in eervolle bewoordingen zijne hoogachting betuigen, beneficiis, officiis, studiis suis, iemand weldaden, diensten bewijzen, zijne belangstelling toonen, ominibus, votis, lacrimis iemand met zijne wenschen, met zijne tranen vergezellen enz.)
Het geheugen van iets herroepen, de herinnering er van weder opwekken of wakker maken (tgst. iets uit het geheugen verbannen) Memoriam alicuius rei repraesentare (tgst. memoriam alicuius rei deponere, abicere))
Iets blijven gedenken, in gedachtenis of blijvende herinnering houden Memoriam alicuius rei conservare, retinere
Iemand in dankbare gedachtenis houden Gratam (gratissimam) alicuius memoriam retinere
Nimmer zal de herinnering daarvan uit mijn hart verdwijnen Numquarn ex animo meo memoria illius rei discedet
Zijn aandenken, gedachtenis zal immer voortleven Memoriam eius nulla umquam delebit (obscurabit) oblivio / Semper memoria eius in (omnium) mentibus haerebit
Zich door iets een blijvend aandenken bij de nakomelingschap verzekeren Nomen suum posteritati aliqua re commendare, propagare, prodere.
Bij menschengeheugen of sedert menschengeheugenis Post hominum memoriam / Post homines natos
Tot een aandenken, tot eene gedachtenis Memoriae causa, ad (niet in!) memoriam
Ik vergeet iets Oblivio alicuius rei me capit
Iemand iets doen vergeten Aliquem in oblivionem alicuius rei adducere (pass. in oblivionem venire)
Iets ontgaat, ontvalt, ontschiet, gaat door het hoofd, wordt uit het geheugen verloren Aliquid excidit e memoria, effluit, excidit ex animo
Het geheugen van of aan iets, de herinnering van iets is verloren Memoria alicuius rei excidit, abiit, abolevit
In vergetelheid geraken, aan de vergetelheid prijsgegeven worden Obliterari / Memoria alicuius rei obscuratur, obliteratur, evanescit / Oblivioni esse, dari / In oblivionem adduci / Oblivione obrui, deleri, exstingui
(Deze en de volgende zegswijzen zijn geschikt, om het ontbrekende passivum van oblivisci te vervangen.)
Aan de vergetelheid prijsgegeven, daartoe gedoemd zijn In oblivione iacēre (van personen)
Iets aan de vergetelheid onttrekken, ontrukken Aliquid ab oblivione vindicare
Vergeet niet Mementote met Acc. c. Inf.
12. THEORIE. PRACTIJK. ERVARING
Iets uit de theorie (uit de practijk) kennen, theoretische (practische) kennis van iets hebben Ratione, doctrina (tgst. usu) aliquid cognitum habere
Iets onder regels brengen, tot de theorie terugbrengen Ad artem, ad rationem revocare aliquid
Theorie met practijk vereenigen Doctrinam ad usum adiungere
Met de practijk vertrouwd, daarin bedreven, ervaren zijn In rebus atque in usu versatum esse
Ervaring, ondervinding hebben Usu praeditum esse
(Niet experientia, dat in het classieke proza poging of proef beteekent)
Veel bedrevenheid, ervarenheid, rijpe ondervinding in iets hebben Magnum usum in aliqua re habere
Eene veelzijdige ondervinding Multarum rerum usus
Wij weten door of bij ondervinding, uit eigen ervaring Usu rerum (vitae, vitae communis) edocti suinus / Experti scimus, didicimus / Usu cognitum habemus
De (dagelijksche) ondervinding leert het Usus rerum (cotidie) docet
In de wereld onervaren zijn (Rerum) imperitum esse
Hij moest menige bittere ondervinding opdoen Multa acerba expertus est
II. Taal en schrift
I. TAAL. SPRAAKGEBRUIK. VERTALING. SPRAAKKUNST
De Grieksche taal is rijker dan de Latijnsche Lingua Graeca Latinā locupletior (copiosior, uberior) est
Het gebruik van dezelfde taal Commercitun linguae
De vlugheid in het spreken, eene radde tong Volubilitas, solutio linguae
Taalfout Vitium orationis, sermonis of alleen vitium
Hij heeft veel fouten gemaakt Saepe (crebro, multa) peccavit, erravit, lapsus est
Dezelfde taal spreken als iemand Eiusdem linguae societate coniunctum esse cum aliquo
De spraak, het spraakvermogen missen Orationis expertem esse
De moedertaal Sermo patrius (niet lingua vernacula!)
Het spraakgebruik Consuetudo sermonis, loquendi
Het gewone, dagelijksche spraakgebruik Cotidiani sermonis usus / Communis sermonis consuetudo / Sermo familiaris et cotidianus
Iets strijdt met het Latijnsche spraakgebruik Aliquid a consuetudine sermonis Latini abhorret, alienum est
Het verkeerde (tgst. het juiste, onvervalschte) spraakgebruik Consuetudo vitiosa et corrupta (tgst. pura et incorrupta) sermonis
De echte; zuivere Latijnsche taal Incorrupta Latini sermonis integritas
Goed Latijn Sermo Latinus (tgst. sermo parum Latinus) (niet sermo bene Latinus!)
1) Latijn spreken, 2) goed Latijn spreken, 3) ronde taal (goed Hollandsch) spreken Latine loqui
De Grieksche taal spreken Graece of Graeca lingua loqui
Latijn verstaan Latinam linguam scire of didicisse / Latine scire
Latijnsche opstellen, verhandelingen maken Latine commentari
Iets uit het Grieksch in het Latijn vertalen, overbrengen, overzetten, vertolken Aliquid e Graeco in Latinum (sermonem) convertere, vertere, transferre
Plato vertalen Platonem vertere, convertere
Uit Plato vertalen Ab of de (niet ex) Platone vertere, convertere, transferre
Uit de Phaedon van Plato is het volgende in het Latijn overgebracht Ex Platonis Phaedone haec in Latinum conversa sunt
Iets (Grieksch) in het Latijn vertolken Aliquid (Graeca) Latine reddere of sermone Latino interpretari
Woordelijk, woord voor woord, letterlijk vertalen Ad verbum transferre, exprimere / Verbum e verbo exprimere / Verbum pro verbo reddere / Totidem verbis transferre (niet verbo tenus!)
De regels der taal, der spraakkunst Leges dicendi / Praecepta grammaticorum
(Niet regula, dat richtsnoer, maatstaf beteekent)
Een taalvorscher, taalgeleerde, philoloog Grammaticus
Zuivere taal, zonder fouten schrijven Emendate scribere
Goed Latijn schrijven Latine scribere
2. VOLZIN. PERIODE. WOORD. SPREEKWOORD. LETTERGREEP. LETTER
De volzin Enuntiatio, enuntiatum, sententia
De zinbouw, periodenbouw Compositio, structura verborum
De periode Ambitus, circuitus, comprehensio, continuatio (verborum, orationis), ook alleen periodus
De constructie (= de verbinding der woorden en zindeelen volgens de taalregels) Constructio, structura verborum, forma dicendi
(Bij Cicero is constructio en structura de rhetorische woordschikking, die de woorden plaatst, zooals de nadruk (vis, pondus), de welluidendheid (numerus) en de sierlijkheid (ornatus) het vorderen)
Construeeren Construere
Den conjunctivus regeeren Adiungi, addi coniunctivo
Woordenrijkheid of rijkdom van woorden Copia, ubertas verborum
Woordenrijk of rijk aan woorden zijn Verbis abundantem esse, abundare
Gebrek aan woorden Inopia verborum
Goed gekozen, met zorg gekozen woorden gebruiken Lectissimis verbis uti
Verouderde, dubbelzinnige woorden Obsoleta (tgst. usitata), ambigua verba
De zegswijze, spreekwijze Locutio
Naar de letter, naar het heet -- maar in waarheid, inderdaad Verbo, nomine -- re, re quidem vera
Naar de woorden, of de woorden genomen zooals zij zijn Si verba spectas
Uit den naam of namens iemand (b.v. groeten.) Verbis alicuius (b.v. salutare) (niet nomine alicuius!)
Dat zijn maar complimenten, dat zijn maar woorden Verba istaec sunt
Klinkklank, geklinkklang van woorden, zinledige klanken Inanis verborum sonitus
Een vloed of stroom van holle woorden, bombast Inanium verborum flumen
Onzin, woorden zonder zin, praatjes voor den vaak uitslaan Inanes voces fundere
Rhetorische opsmukking Flosculi, rhetŏrum pompa
Woorden laten vallen (vrijwillig), iets te verstaan geven Voces iacĕre
Geen woord zeggen Nullum (omnino) verbum facere
Ook niet met één woord van iemand gewagen, reppen Ne verbum (zonder unum!) quidem de aliquo facere
Het woord nemen, het woord voeren, eene redevoering houden Verba facere
Iemand een woord ontlokken, afpersen, een woord uit iemand krijgen Verbum ex aliquo elicere
Eene woordenwisseling met iemand hebben, twisten Verbis concertare of altercari cum aliquo
Woordentwist Verborum concertatio
Een woord tegen iemand aandringen, urgeeren Verbo (zonder uno!) premere aliquern (niet urgere!)
Slechts weinige woorden zeggen Pauca dicere (pauca verba dicere slechts van redenaars!)
Van de lange rede is in het kort de zin Omnia verba huc redeunt
Hij liet zich geen woord ontvallen, geen woord ontglipte hem Nullum verbum ex ore eius excidit (ook enkel ei)
Het juiste woord, de uitdrukking niet kunnen vinden Verbo parum valere
Hiervoor hebben wij geen woord Huic rei deest apud nos vocabulum
Een nieuw woord in de Latijnsche taal invoeren Inducere novum verbum in Latinam linguam
Woorden vormen, smeden Verba parĕre, fingere, facere
Woordafleiding Nominum interpretatio (niet etymologia!)
Een woord afleiden van... (van hem, die een nieuw woord schept) Vocabulum, verbum, nomen ducere ab, ex
(Verbum derivare beteekent slechts: van gebruikelijke woorden nieuwe vormen, b.v. door achtervoegsels, als van Atreus Atrides)
Een woord afleiden (van hem, die een woord uitlegt) Verbum ductum esse a ... putare / Originem verbi repetere a ...
De afstamming der woorden in 't licht stellen, onderzoeken, de woorden etymologisch verklaren,
navorschen Nomina enodare of verborum origines quaerere, indagare
Het woord amicitia is ontleend aan amare Nomen amicitiae (of alleen amicitia) dicitur ab amando
VAN iets gezegd of gebruikt worden IN aliqua re dici
Wat beteekent dit woord? Welke beteekenis wordt aan dit woord gehecht? Quid significat haec vox? Quae est vis huius verbi? Quae notio of sententia subiecta est huic voci?
De oorspronkelijke, eerste beteekenis van een woord Vis et notio verbi, vocabuli
Het woord carere heeft de beteekenis van... Vox, nomen carendi of alleen carere hoc significat
Wat verstaan wij door een wijze? Quem intellegimus sapientem?
Wat verstaat men door deugd? Quae intellegitur virtus? / Quid est virtus?
Hetzelfde beteekenen Idem valere, significare, declarare
Gelijkbeteekenende woorden, synoniemen Vocabula idem declarantia
De beteekenis van het woord strekt zich verder uit Vocabulum latius patet.
Het woord heeft eene meer beperkte beteekenis Vocabulum angustius valet
De oploopendheid bepaalt men: eene hartstochtelijke begeerte om zich te wreken Iracundiam sic (ita) definiunt, ut ulciscendi libidinem esse dicant of ut u. libido sit of iracundiam sic definiunt: ulc. libidinem
Iets in goeden, in kwaden zin nemen; ten goede, ten kwade uitleggen In bonam, malam partem accipere aliquid
Het woord aemulatio wordt in dubbelen zin, zoowel ten goede als ten kwade gebruikt Aemulatio dupliciter dicitur, ut et in laude et in vitio hoc nomen sit
Zich aan de letter (eener wet) houden Verba ac litteras of scriptum (legis) sequi (tgst. sententiam den zin, den geest)
Dit woord is van het onzijdig geslacht Hoc vocabulum generis neutri (niet neutrius!) est
De volgorde der woorden, woordschikking Ordo verborum
Het eigenlijke, juiste woord, de echte uitdrukking Vocabulum proprium
De troop Verborum immutatio
De overdrachtelijke uitdrukking Verbum translatum
De metaphoor Translatio
De allegorie Continua translatio
De ironie Dissimulatio
Eene vergelijking gebruiken Simili uti
't Is een, oud gezegde, oude spreuk, dat... Vetus (verbum) est (c. Acc. c. Inf.)
Gelijk het spreekwoord zegt Ut of quod of quomodo aiunt, ut of quemadmodum dicitur / Ut est in proverbio
Een spreekwoord worden In proverbii consuetudinem of enkel in proverbium venire
Een spreekwoord geworden zijn Proverbii locum obtinere
Dit is bij de Grieken een spreekwoord Hoc est Graecis hominibus in proverbio
Treffend is de les van dat Grieksche spreekwoord Bene illo Graecorum proverbio praecipitur
Een oud spreekwoord verbiedt ons Vetamur vetere proverbio
Een oud, alom bekend spreekwoord Proverbium vetustate (sermone) tritum
Eene lettergreep, eene letter lang uitspreken Syllabam, litteram producere (tgst. corripere)
Dit woord gaat uit op eene lange lettergreep Haec vox longa syllaba terminatur in longam syllabam cadit, exit
Een woordenzifter, woordenvitter Syllabarum auceps
Woordenzifterij, -- vitterij Verborum aucupium of captatio
De letters duidelijk uitspreken Litteras exprimere (tgst. obscurare)
Letterlijk Ad litteram, litterate
Het alphabet Litterae, elementa
Alphabetisch rangschikken Ad litteram of litterarum ordine digerere
3. SCHRIFT. SCHRIJVER. BOEK
Iets opschrijven, opteekenen, op het papier brengen, te boek stellen Litteris mandare of consignare aliquid
Iets schriftelijk behandelen Litteris persequi aliquid
De schrijver, de auteur Striptor (niet auctor = zegsman)
Schrijven (= boeken enz. vervaardigen) Scribere
Schrijver worden, zich op het schrijven toeleggen, zijn zin op het schrijven zetten Ad scribendum of ad scribendi studium se conferre / Animum ad scribendum appellere, applicare
Een boek schrijven Librum scribere, conscribere
Een boek bewerken, samenstellen Librum conficere, componere
Een boek uitgeven Librum edere
Een boek openslaan, openen Librum evolvere / Volumen explicare
Aan iemand een boek opdragen Librum mittere ad aliquem
De titel van een boek Index, inscriptio libri
(Niet titulus, dat beteekent 1) opschrift (op standbeelden, grafzerken enz.) en 2) een bordje aan een huis dat te koop of te huur staat)
Het boek heeft tot titel, de titel van het boek is Laelius Liber inscribitur Laelius
Er bestaat een werk over... Liber est de...
Het boek bestaat nog Exstat liber (niet liber exstat!)
Het boek dat op iemands naam gaat Liber, qui fertur alicuius
Het boek gaat door voor het werk van een onbekende Liber refertur ad nescio quem scriptorem
Het boek handelt over de vriendschap Hic liber est de amicitia (niet agit!) of hoc libro agitur de amicitia
Het boek behelst, bevat iets, in het boek komt iets voor Libro continetur aliquid (niet liber continet aliquid!) / Libro scriptor complexus est aliquid
Aan, op het einde van het boek In extremo libro
Het boek onder handen hebben, daaraan werken Liber mihi est in manibus / Librum in manibus habere
Het boek, de redevoering is overal verspreid, overal te krijgen Liber, oratio in manibus est
Een boek ter hand nemen, gaan lezen Librum in manus sumere
Een boek uit de handen leggen Librum de manibus ponere
Een boek, een werk fijn beschaven, polijsten, gladslijpen Perpolire, limare diligenter librum, opus
De laatste hand wordt aan een werk gelegd Extrema manus accēdit operi (actief: extremam manum imponere operi)
Een grondig geschreven boek Liber accurate, diligenter scriptus
Een uittreksel maken uit Cicero's werken Aliquid, multa ex Ciceronis libris excerpere
Iets in zijn aanteekenboek opschrijven Aliquid in commentarios suos referre
Een boek met aanmerkingen, leesteekens voorzien Librum annotare, distinguere
Zich in zijne bibliotheek begraven Se abdere in bibliothecam suam
Plato lezen Platonem legere
Eene plaats uit Plato aanhalen (citeeren) Locum Platonis afferre, proferre, laudare (niet citare!)
Onze schrijver zegt hier Scriptor (zonder noster) hoc loco dicit
Plato bestudeeren Platonem legere et cognoscere
Iets vluchtig doorlezen, doorloopen Legendo percurrere aliquid
IN Plato lezen wij, dat. Apud Platonem scriptum videmus, scriptum est of alleen est
(Legere wordt in deze verbinding slechts in het perfectum gebruikt)
IN de Phaedon van Plato lezen wij IN Platonis Phaedone scriptum est
De tekst van den schrijver Verba, oratio, exemplum (niet textus!) scriptoris
De lezers Legentes, ii qui legunt
(Niet lector = een (vaste) voorlezer, getrouwe lezer, ook iemand, die zich nogal met lezen bezig houdt. Zoo beteekenen de woorden op tor, trix niet iemand, die ééne handeling verricht, maar die eene gewoonte heeft, die dikwijls handelt b.v. mercator = groothandelaar, structor = metselaar, calumniator = die dikwijls lastert, enz.; zij kunnen echter ook een persoon beteekenen, die door ééne handeling vermaard is, b.v. creator huins urbis, Romulus; servator Graeciae (Themistocles) enz. Spreekt men van ééne handeling, zoo zegge men dus niet auditores, maar audientes, of ii qui audiunt)
Den lezer vervelen Languorem, molestiam legentium animis afferre
Een boeiend, onderhoudend boek Liber plenus delectationis
Iemands geest ademt, leeft, spreekt in zijne geschriften Alicuius mens in scriptis spirat
Schrijffout Mendum (scripturae)
Vol schrijffouten Mendose scriptum
Zich verschrijven Labi in scribendo
1) Zich dikwijls verschrijven, 2) vol fouten zijn (van een geschrift) Mendosum esse
Een woord doorhalen, doorstrijken, uitstrijken Inducere verbum
4. DE BRIEF
Aan iemand een brief schrijven Epistulam (litteras) dare, scribere, mittere ad aliquem
Een brief aan Atticus Epistula ad Atticum data, scripta, missa of quae ad A. scripta est
Iemand een brief ter bezorging geven Epistulam dare alicui
Iemand een brief ter hand stellen bezorgen (van den biievenbesteller) Epistulam reddere alicui
Briefwisseling Epistularum commercium; litterae missae et allatae
Met iemand in briefwisseling zijn of briefwisseling houden Colloqui cum aliquo per litteras
In briefwisseling zijn Litteras inter se dare et accipere
Een brief ergens heenbrengen Litteras perferre aliquo
Een brief zegelen, verzegelen Epistulam signare, obsignare
Een brief openbreken, openmaken, openen Epistulam solvere, aperire, resignare (ook linum incīdere = den draad stuksnijden)
Een brief onderscheppen Epistulam intercipere
Een brief in beslag nemen Epistulam deprehendere
Een schrijven voorlezen Litteras recitare
Een schrijven, dat luidt als volgt Litterae hoc exemplo
Het schrijven is van den volgenden inhoud Litterae in hanc sententiam of his verbis scriptae sunt
Rome, den 1 Januari Kalendis Ianuariis Romā
De datum Dies
Geliefde vader Pater optime of carissime! mi pater!
(Amatus en dilectus mogen niet gebruikt worden, omdat het eerste in het geheel niet, het laatste slechts bij dichters en latere schrijvers als adjectivum voorkomt)
III. Gemoed en hart.
I. GEMOEDSSTEMMING, GEMOEDSAANDOENING IN HET ALGEMEEN
De gemoedsstemming Animi aflectio of habitus
In zulke gemoedsstemming zijn Ita animo affectum esse
(Maar niet magno, abiecto, laeto enz. animo affectum esse of affici)
De stemming, de gezindheid trachten te ontdekken Animos tentare
(Animum tentare beteekent ook 1) iemands gezindheid op de proef stellen 2) iemand (tot iets kwaads) aanzetten)
Iemands gemoed buigen, hem anders stemmen; zijne gezindheid veranderen Animum alicuius of alleen aliquem flectere
De gemoedsaandoening Animi motus, commotio, permotio
Iets maakt indruk op iemand, werkt op zijn gemoed Aliqua re moveri, commoveri
Iemands hart bewegen of roeren, treffen Alicuius animum commovere, pellere
Het gevoel opwekken Motus excitare in animo (tgst. sedare, exstinguere)
Aangedaan, bewogen zijn, in gevoel zijn Commotum of concitatum esse
Hevig bewogen, ontroerd, geschokt zijn Commotum perturbatumque esse.
Iemand in verwarring brengen, ontstellen Alicuius mentem turbare, conturbare, perturbare
Hoe zijt gij te moede? Quid tibi animi est?
2. VREUGDE. SMART
Iemand verblijden, iemand genoegen doen Afficere aliquem gaudio, laetitia / Afferre alicui laetitiam
Vreugde, vermaak scheppen in iets, zich in iets verblijden, zijn lust in iets vinden Laetitiam capere of percipere ex aliqua re / Delectari aliqua re
Zich in stilte verheugen; in het vuistje lachen In sinu gaudere
Met vreugde vervuld worden Gaudio perfundi
(Gaudio compleri wordt bij Cicero een enkel maal, gaudio impleri volstrekt niet gevonden. In het algemeen verbinde men complere, implere, replere nooit met substantiva, die eene gemoedsaandoening te kennen geven)
Iemands vreugde ten top voeren Cumulum gaudii alicui afferre
Van vreugde juichen, jubelen Gaudio, laetitia exsultare
Uitgelaten zijn van vreugde Laetitia gestire
De uitgelaten vreugde Effusa laetitia / Laetitia gestiens
(Men zegt ook: effusa fuga = wilde vlucht, effusi sumptus, overdreven, dwaze uitgaven)
Buiten zich zelf van vreugde zijn Gaudio, laetitia efferri
Iemands hart tot blijdschap stemmen Animum alicuius ad laetitiam excitare
Van al te groote blijdschap bijna het verstand verliezen Nimio gaudio paene desipere
Het smart, bedroeft mij, doet mij leed, ik ben bedroefd, verdrietig, misnoegd over iets Doleo aliquid, aliqua re, de en ex aliqua re / Aegre, graviter, moleste fero aliquid (met Acc. c. Inf. of met
quod)
Gij doet mij in de ziel leed, ik ben om uwentwil bedroefd Tuam vicem doleo
(Zoo staat vicem cum gen. of met een pronomen possessivum in de beteekenis van wegens, met betrekking tot, vooral bij de werkwoorden die eene gemoedsaandoening uitdrukken (doleo, timeo, irascor)
Gevoelig, pijnlijk, smartelijk aangedaan worden Dolore affici
Smart gevoelen over iets Dolorem capere (percipere) ex aliqua re
Groote pijnen, hevige smarten lijden Doloribus premi, angi, ardere, cruciari, distineri et divelli
Iemand smart veroorzaken Dolorem alicui facere, afferre, commovere
Iemand eene gevoelige, bittere smart veroorzaken Acerbum dolorem alicui inurere
De pijn is zeer hevig Acer morsus doloris est
Zijne smart door tranen lucht geven, verlichten, daarin uitstorten Dolorem in lacrimas effundere
De smart woont in de ziel Dolor infixus animo haeret
Van smart wegkwijnen, vergaan Dolore confici, tabescere
De pijnen verminderen, bedaren Dolores remittunt, relaxant
Tegen de pijn harden, daarvoor gevoelloos maken Callum obducere dolori
(Zoo zegt men: consuetudo callum obduxit stomacho meo, de gewoonte heeft mij ongevoelig gemaakt. Callum is eigenlijk = eelt)
Ik ben voor het lijden gevoelloos geworden Animus meus ad dolorem obduruit
De smart verbannen, de kwellende gedachte van zich afzetten niet langer daaraan toegeven Dolorem abicere, deponere, depellere
Iemands smart wegnemen, hem daarvan verlossen Dolorem alicui eripere
Tot mijne groote smart Cum magno meo dolore
3. KOMMER. ZORG. ONBEZORGDHEID. TEVREDENHEID. ROUW.
Kommer of zorgen hebben, bekommerd of bezorgd zijn In aegritudine, sollicitudine esse / Aegritudine, sollicitudine affici / Sollicitum esse
Zich om iets niet bekommeren, zich over iets geen grijze haren laten wassen Non laborare de aliqua re
Iets baart mij zorg, kommer Aliquid me sollicitat, me solliciturn habet, mihi sollicitudini est, mihi sollicitudinem affert
De kommer knaagt aan het hart en mergelt geheel en al uit Aegritudo exest animum planeque conficit
Door kommer, door zorgen uitgemergeld, verteerd worden Aegritudine, curis confici
Onder den kommer gebukt, gekromd gaan, daardoor terneergeslagen, ontmoedigd zijn Aegritudine afflictum, debilitatum esse, iacēre
Iemands kommer lenigen, verzachten Aegritudinem alicuius elevare / Aliquem aegritudine levare
Rustig, kalm, onbekommerd, onbezorgd blijven Quieto, tranquillo, securo animo esse
Met zijn lot tevreden zijn Rebus suis, sorte sua contentum esse
Het is mij voldoende, genoeg te... Satis habeo, satis mihi est c. Inf.
Met weinig tevreden zijn Paucis, parvo contentum esse
Ik ben met mijn lot ontevreden Fortunae meae me paenitet
Ik ben over mijne vorderingen niet ontevreden Non me paenitet quantum profecerim
In den rouw zijn In luctu esse
In zwaren rouw zijn; in zak en asch zitten In sordibus luctuque iacēre.
De dood van iemand heeft mij in rouw gedompeld Mors alicuius luctum mihi attulit
In (zwaren) rouw gedompeld worden In maximos luctus incidere / Magnum luctum haurire (zonder ex) / Luctum percipere ex aliqua re
Allen rouw doen verdwijnen, verbannen Omnem luctum plane abstergere
Den rouw afleggen Luctum deponere
De tijd doet allengskens zelfs den zwaarsten rouw slijten Vel maximos luctus vetustate tollit diuturnitas
4. VREES. SCHRIK. ANGST
Iemand vrees inboezemen, schrik aanjagen Timorem, terrorem alicui inicere, sterker incutere
De vrees maakt zich van iemand meester Timor aliquem occupat
In vrees verkeeren In timore esse, versari
Bevreesd worden, door vrees bevangen worden In timorem venire, pervenire
De vrees brengt hem buiten zich zelven, berooft hem van het verstand Metus aliquem exanimat
Door vrees overmand, overweldigd zijn Metu fractum et debilitatum, perculsum esse
De vrees laten varen, afleggen Abicere, omittere timorem
Ruimer ademhalen A metu respirare
Van de vrees bekomen Ex metu se recreare, se colligere
De schrik bevangt, overvalt iemand, valt hem op het lijf Terror incidit alicui / Terror invadit in aliquem (zelden alicui, sedert Livins aliquem)
Iemand den schrik op het lijf jagen In terrorem conicere aliquem
Zich angstig, bezorgd, ongerust maken (Animo) angi
De zorg kwelt en verontrust iemand Cura sollicitat angitque aliquem
Door angst benauwd, beklemd worden Angoribus premi
In groote benauwdheid zijn, doodsangst uitstaan Angoribus confici
5. MOED. MOEDELOOSHEID. KLEINMOEDIGHEID. OPGEBLAZENHEID. HOOGMOED. OVERMOEDIGHEID. AANMATIGING. TROTSCHHEID
Goeden moed hebben Bono animo esse / Bonum animum habere
Moed vatten, scheppen Animus alicui accedit / Animum capere, colligere
Weder moed scheppen, nieuwen moed krijgen Animum recipere
Moed hebben Animo forti esse
Toon u moedig, geef bewijs van moed Fortem te praebe
Vroolijk en wel te moede zijn Alacri et erecto animo esse
Iemand moed geven, inboezemen Animum facere, addere alicui
Iemand aanmoedigen, zijn moed versterken Animum alicuius confirmare
Iemands moed verhoogen Animum alicui augere
Iemand weder moed geven, nieuwen moed inboezemen Animum alicuius redintegrare
De moed verflauwt, wordt verlamd, nedergeslagen Animus frangitur, affligitur, percellitur, debilitatur
De moed ontzinkt, zinkt Animi cadunt
Den moed laten zinken, verliezen; versagen Animo cadere, deficere / Animum demittere
Iemand bemoedigen of opbeuren Erigere animum of aliquem
Den moedelooze en ternedergeslagene weder opbeuren (tgst.den moed nederslaan) Excitare animum iacentem et afflictum (tgst. frangere animum)
Kleinmoedig, mismoedig, ontmoedigd, moedeloos zijn Animo esse humili, demisso (sterker. animo esse fracto, perculso et abiecto)
Trotsch, verwaand door iets geworden zijn, op iets zijn Inflatum, elatum esse aliqua re
Opgeblazen zijn Superbia infiatum esse
Hoogmoedig zijn Magnos spiritus sibi sumere
Iemands hoogmoed fnuiken Spiritus alicuius reprimere
Zich overmoedig, laatdunkend gedragen Insolentius se efferre
Zich trotsch, verwaand gedragen Elatius se gerere
Zich iets aanmatigen Sibi sumere aliquid
Zich trotsch aanstellen Contumacius se gerere
De rondborstige, edele fierheid of trots van Socrates (voor de rechters) Libera contumacia Socratis
6. TEGENWOORDIGHEID VAN GEEST. GELIJKMOEDIGHEID. BERADENHEID. VERTWIJFELING.
Tegenwoordigheid van geest hebben Praesenti animo uti
Met (groote) gelijkmoedigheid, gemoedskalmte iets verdragen Aequo (aequissimo) animo ferre aliquid
Met gelatenheid, bedaardheid, kalmte iets dragen Humane, modice, moderate, sapienter, constanter ferre aliquid
Op iets voorbereid zijn (Animo) paratum esse ad aliquid
Bereid zijn om alles te verduren Omnia perpeti paratum esse
Zich op alle gebeurlijkheden voorbereiden Ad omnes casus se comparare
Iemand zijne kalmte, de kalmte van zijn geest doen verliezen, van zijn stuk brengen Animum alicuius de statu, de gradu demovere (sterker depellere, deturbare)
Zijne kalmte, de kalmte van zijn geest verliezen, zich van zijn stuk laten brengen De statu suo of mentis deici / De gradu deici, ut dicitur; perturbari (animo)
(De uitdrukkingen zijn aan het gevecht ontleend)
Niet bij zinnen, zich zelven geen meester, buiten zich zelven zijn Sui (mentis) compŏtem non esse / Non esse apud se
Nauwelijks bij zijne zinnen zijn, zich ternauwernood meester blijven Mente vix constare
Kalm en moedig zijn Animo adesse (zie bl. 110)
Tot zich zelven komen, tot bezinning komen Ad se redire
Zijne bedaardheid bewaren, kalm blijven Constantiam servare / Mente consistere
Aan zijn toestand wanhopen Desperare suis rebus
(Desperare wordt met de geconstrueerd, met den accusativus in de beteekenis: niet meer op iets rekenen b.v. reditum, pacem, of ook met den dativus, bijzonder met sibi, suis rebus, saluti, fortunae suae. Desperatus = vertwijfeld, hopeloos)
In (de grootste) vertwijfeling geraken, tot wanhoop vervallen, gebracht worden Ad (summam) desperationem pervenire, adduci
Hopelooze toestand, volslagen wanhoop Desperatio rerum (omnium)
Wat zal er van mij worden of wat zal mijn lot zijn? Quid (de) me fiet?
Het is met mij gedaan! Actum est DE me!
7. HOOP. VERWACHTING
Hoop hebben, voeden, koesteren Spem habere / Spe duci, niti
Ik koester groote hoop, dat... Magna me spes tenet (met Acc. c. Inf.)
Ik vlei mij met de hoop Sperare videor
Goede, de beste hoop van iemand hebben Bene, optime (meliora) sperare de aliquo
Hoop opvatten, krijgen In spem venire, ingredi, adduci / Spem concipere animo
Op nieuw hoop krijgen Spem redintegrare
Iemand hoop geven, met hoop bezielen Spem alicui facere, afferre, inicere
De hoop in iemand doen herleven of wekken, verlevendigen Ad spem aliquem excitare, erigere
De beste hoop in iemand levendig maken In maximam spem aliquem adducere
Iemands hoop opbeuren, betere verwachtingen bij hem opwekken In meliorem spem cogitationem aliquem inducere
Iemand het vooruitzicht op iets openen Spem alicuius rei alicui proponere
Een straal of flikkering van hoop blinkt Spes affulget
Iemand ijdele hoop geven, iets ijdels voorspiegelen Spem falsam alicui ostendere
Iemand de hoop benemen Spem alicui adimere, tollere, auferre, eripere
De hoop afsnijden Spem praecīdere
De hoop verliezen Spem perdere / Spe deici
De hoop faalt of mislukt, wordt teleurgesteld of verijdeld Spes ad irritum cadit, ad irritum redigitur
De hoop opgeven, laten varen Spem abicere, deponere
Zich door ijdele, valsche hoop laten leiden, verleiden of verlokken Inani, falsa spe duci, induci
Iemand ziet zich in zijne hoop teleurgesteld, bedrogen Spes aliquem frustratur
De hoop vervliegt allengskens Spes extenuatur et evanescit
Iemand in zijne hoop teleurstellen Spem alicuius fallere
Iemands hoop verminderen, verzwakken Spem. alicui of alicuius minnere
Iemand in zijne hoop versterken, bevestigen Spem alicuius confirmare
Iemands hoop voedsel geven Spem alicuius alere
Zijne hoop op iemand stellen, vestigen Spem habere in aliquo / Spem suam ponere, collocare in aliquo
Tusschen hoop en vrees dobberen Inter spem metumque suspensum animi esse.
Buiten verwachting Praeter speur; exspectationem
1) Maken, dat men verwacht wordt, 2) verwachting van zich geven of de verwachting spannen Exspectationem sui facere, commovere
De verwachtingen vervullen Exspectationem explere
Aan de verwachtingen voldoen, beantwoorden Exspectationi satisfacere, respondere
Over iets in bange verwachting zijn Exspectatione alicuius rei pendēre (animi)
Door pijnlijke verwachting geslingerd, gefolterd worden Exspectatione torqueri, cruciari
In gespannen verwachting zijn Suspenso animo exspectare aliquid
Iemands verwachting zeer hoog of ten hoogste spannen Aliquem in summam exspectationem adducere
8. MEDELIJDEN. TOEGEEFLIJKHEID. VERGIFFENIS. GEVOELLOOSHEID. WREEDHEID.
Iemands medelijden opwekken Misericordiam alicui commovere / Misericordiam alicuius concitare
Iemand tot medelijden stemmen Ad misericordiam aliquem allicere, adducere
Door medelijden bewogen, getroffen worden Misericordia moveri, capi
Het medelijden inroepen Misericordiam implorare
Iemands gebreken door de vingers zien, daarvoor toegeeflijk zijn Indulgere vitiis alicuius
Iemand vergiffenis schenken Alicui veniam dare (alicuius rei)
Alle menschelijk gevoel afgelegd, verloren hebben, geheel gevoelloos zijn, geen hart hebben Omnem humanitatem exuisse, abiecisse / Omnem humanitatis sensum amisisse
Van alle menschelijk gevoel ontbloot, verstoken zijn Omnis humanitatis expertem esse
Alle menschelijk gevoel in zijn hart verstikken Omnem humanitatem ex animo exstirpare
Geen sprankje gevoel hebben Nullam partem sensus habere
Zich wreedaardig gedragen, zich wreedheid veroorloven Crudelitate uti
Iemand wreedaardig behandelen, wreedheid aan hem plegen Crudelitatem exercere in aliquo / Crudelitatem adhibere in aliquem
9. LIEFDE. VERLANGEN. BEWONDERING. GEESTDRIFT
Iemand liefhebben Carum habere aliquem / In amore habere aliquem / Amore prosequi, amplecti aliquem
Iemand dierbaar zijn Carum esse alicui / Carum atque iucundum esse alicui
Liefde voor iemand opgevat hebben, hem zijne liefde geschonken hebben Adamasse aliquem (gewoonlijk in Perf. en Plqpf.)
Iemand met geheel zijn hart, uit geheel het hart, van ganscher harte beminnen Aliquem toto pectore, ut dicitur, amare
(Pectus wordt slechts hier en daar in enkele verbindingen figuurlijk aangetroffen (b.v. toto pectore cogitare = met gespannen geest denken, toto pectore tremere = tot in het diepste van zijn hart sidderen). Daarom vervange men het door animus)
Iemand hartelijk beminnen Aliquem ex animo of ex animi sententia amare
Door liefde tot de deugd getroffen, in liefde ontstoken, ontvlamd zijn, van liefde branden Amore virtutis captum, incensum, inflammatum esse, ardere
De liefde uit het hart verbannen Amorem ex animo eicere
Iemands lieveling Amores et deliciae alicuius
Iemands lieveling zijn In amore et deliciis esse alicui (act. in deliciis habere aliquem)
Iemand innig liefhebben Aliquem in sinu gestare (aliquis est in sinu alicuius)
Ik stel levendig belang in iemand, in iets; iets gaat mij ter harte (in den zin van: er is mij veel aan gelegen) Aliquis, aliquid mihi curae of cordi est
(Cor wordt slechts in deze zegswijze overdrachtelijk gebruikt; in de plaats. treedt animus)
Voor iets zorg dragen, zich aan iets laten gelegen zijn of gelegen liggen Curae habere aliquid (zonder sibi!)
Niets gaat mij zoo na aan het hart of aan niets is mij meer gelegen, dan dat... Nihil antiquius of prins habeo, quam ut (nihil mihi antiquius of potins est, quam ut)
Reikhalzen, een vurig verlangen naar iets hebben Desiderio alicuius rei teneri, affici (sterker flagrare, incensum esse)
In vurig verlangen ontbranden, daardoor aangegrepen worden Desiderio exardescere
Bewonderd worden Admirationi esse / Admiratione affici / Admirationem habere
(Admiratione affici beteekent ook: van bewondering vervuld worden)
Iemand wordt zeer bewonderd Magna est admiratio alicuius
Iemands verwondering of verbazing wekken Admirationem alicui movere
Vol bewondering, van bewondering vervuld zijn Admiratione incensum esse
Wonderspreukige of schijnbaar tegenstrijdige stellingen, paradoxen Admirabilia (= παράδοξα)
Voor iemand of voor iets in geestdrift ontstoken zijn (zoodat men tot daden geprikkeld wordt) Studio ardere alicuius of alicuius rei
Bij iemand de geestdrift voor iets opwekken, ontvonken (en daardoor tot daden brengen) Studio alicuius rei aliquem incendere
De geestdrift uitdooven Ardorem animi restinguere
De geestdrift is bekoeld Ardor animi resēdit
10. GELOOF. GELOOFWAARDIGHEID. VERTROUWEN. TROUW. BELOFTE. BORGSTELLING. BESCHERMING.
Iemand GELOOF schenken. Fidem habere alicui
(De hoofdbeteekenissen van fides zijn: A. 1) het GELOOF, dat men schenkt of bij anderen vindt; 2) datgene, waarop het geloof steunt: a) de geloofwaardigheid, oprechtheid, verzekering van iemand, b) de betrouwbaarheid of geloofwaardigheid van iets; B. 1) het VERTROUWEN, het krediet, dat men schenkt of geniet; 2) datgene, waarop het vertrouwen steunt: a) de eigenschappen van iemand: trouw, eerlijkheid, plichtsbetrachting, nauwgezetheid, b) het gegeven woord, de belofte, het vrijgeleide, de waarborg; C. de bescherming, de bijstand, die men bij iemand hoopt of vertrouwt te zullen vinden)
Aan iets geloof slaan, hechten Fidem tribuere, adiungere alicui rei
Iemand iets doen gelooven, hem overtuigen Fidem alicuius rei facere .alicui
Iemands GELOOFWAARDIGHEID verminderen, verzwakken Fidem alicuius imminuere, infirmare (tgst. confirmare)
Iemand de geloofwaardigheid outzeggen Fidem abrogare, derogare alicui
Iets BEKRACHTIGEN, verzekeren Fidem addere alicui rei
Iets is GELOOFBAAR, betrouwbaar Aliquid fidem habet
Iets geloofbaar, geloofwaardig maken Fidem facere, afferre alicui rei, (tgst. demere, ab-, derogare fidem)
Iemand door misbruik van VERTROUWEN bedriegen Per fidem fallere, decipere aliquem
Zijn vol vertrouwen op iemand stellen Fiduciam in aliquo ponere, collocare / Confidere alicui
Zijn vol vertrouwen in iets stellen, zich op iets verlaten Fiduciam alicuius rei habere
Het zelfvertrouwen Fiducia sui
Iemand iets toevertrouwen Committere aliquid alicui of alicuius fidei
Zich ter vrije beschikking van iemand stellen Totum se committere, tradere alicui
Van GETROUWHEID aan iemand blijk geven Fidem praestare alicui
Aan plichten, verbintenissen enz. getrouw zijn Fidem colere, servare
Getrouw blijven In fide manere
De trouw verzaken, ontrouw worden Fidem laedere, violare, frangere
Iemands trouw, eerlijkheid aan het wankelen brengen Fidem alicuius labefactare
Iemand tot ontrouw, oneerlijkheid verleiden De fide deducere of a fide abducere aliquem
Na wederzijdsche belofte van trouw Fide data et accepta
Iemand eene BELOFTE doen, zijn WOORD geven Fidem dare alicui (tgst. accipere) (c. acc. c. inf.)
Zijn woord houden Fidem servare (tgst. fallere) (niet tenere!)
Zijne belofte vervullen. Fidem persolvere / Fidem (promissum) praestare
Zijn woord verpanden, in pand geven Fidem interponere
Zijne belofte nakomen, houden Promisso stare
Zijn woord breken Fidem frangere
Door zijn woord gebonden zijn Fide obstrictum teneri
Belofte van persoonlijke zekerheid, VRIJGELEIDE van staatswege geven, vorderen, daarvoor instaan Fidem publicam dare, postulare, interponere
Zich door plechtige belofte verbinden (van twee partijen) Sponsionem facere
Zich borg stellen voor iemand Spondere pro aliquo
Voor iemand borg blijven Sponsorem esse pro aliquo
Iemand borg stellen, dat... Dare aliquem, qui spondeat (acc. c. inf.)
Voor iemand, voor iets borg zijn, instaan, zich verantwoordelijk stellen Praestare aliquem, aliquid of de aliqua re, ook acc. c. inf.
Zich onder iemands HOEDE, bescherming stellen Se conferre, se tradere, se permittere in alicuius fidem
Zijne toevlucht tot iemand nemen Confugere ad aliquem, ad fidem alicuius
Iemand onder zijne hoede, in bescherming, onder zijne bescherming nemen In fidem recipere aliquem
Iemands bescherming inroepen, afsmeeken. Over krediet zie bl. 83 Fidem alicuius obsecrare, implorare
11. ACHTERDOCHT. VERDENKING. VERMOEDEN. VOORGEVOEL
Iemand achterdocht, kwaad vermoeden inboezemen, iemands argwaan wekken Suspicionem movere, excitare, inicere, dare alicui
Achterdocht, argwaan van iemand koesteren, hem verdenken of verdacht houden Suspicionem habere de aliquo
Van iets verdacht zijn Suspicionem alicuius rei habere
Het vermoeden, de verdenking valt op iemand Suspicio (alicuius rei) cadit in aliquem, pertinet ad aliquem
Iemand in verdenking brengen (bij iemand), verdacht maken Aliquem in suspicionem adducere (alicui), aliquem suspectum reddere
In verdenking komen In suspicionem vocari, cadere
Bij iemand in verdenking komen In suspicionem alicui venire
De verdenking, het kwaad vermoeden van zich afweren, zich daarvan zuiveren Suspicionem a se removere, depellere, propulsare
De argwaan, het kwaad vermoeden bij iemand wegnemen Suspicionem ex animo delere
In iemands hart woont argwaan Suspicio insidet in animo alicuius
De lichtste verdenking, het nietigste vermoeden Suspicio tenuissima, minima
Ik heb een voorgevoel van een ongeluk Animus praesāgit malum / Animo praesagire malum
12. HAAT. NIJD. AFGUNST
Door iemand gehaat worden, bij iemand gehaat zijn Invisum esse alicui / Odio, invidiae esse alicui / In invidia esse alicui / In odio esse apud aliquem
(Odium is de haat, dien men iemand toedraagt wegens eene ware of vermeende beleediging; invidia is 1) afgunst, nijd; 2) haat, vooral wanneer hij uit afgunst, wangunst enz. ontstaat)
Zeer gehaat zijn, door den haat vervolgd worden Invidiā flagrare, premi
Het voorwerp van iemands haat worden In odium, in invidiam venire alicui
Zich (bij iemand) gehaat maken, zich (iemands) 'haat op den hals halen (door iets) Invidiam colligere (aliqua re) / Alicuius odium subire, suscipere, in se convertere, sibi conflare / In alicuius odium incurrere
Afgunst, nijd, haat tegen iemand opwekken, hem (bij iemand) gehaat maken In invidiam, odium (alicuius) vocare aliquem / In invidiam adducere aliquem / Invidiam alicui conflare / Invidiam, odium ex-, concitare alicui, in aliquem
Iemand een doodelijken haat toedragen Capitali odio dissidere ab aliquo
Zijn haat of wrok door (in) iets koelen, bot vieren Odium explere aliqua re
Een onverzoenlijken haat tegen iemand opvatten Odium implacabile suscipere in aliquem
1) Van haat tegen iemand gloeien, 2) door den gloeienden haat van iemand vervolgd worden Invidia alicuius ardere
Een ingewortelden haat tegen iemand koesteren, dragen Odium inveteratum habere in aliquem
Van gloeienden haat vervuld zijn Odio inflammatum esse (niet impletum zie bl. 133 noot)
Het vuur van den haat in iemand aanstoken Odium alicuius inflammare
Den haat uitdooven Odium restinguere, exstinguere
13. MISNOEGDHEID. TOORN. WRAAK. WOEDE
Over iets misnoegd, verdrietig zijn, iets ten kwade duiden Aegre, graviter, moleste, indigne ferre aliquid
Het stuitende, de laagheid van eene daad Indignitas, atrocitas rei
Welk eene laagheid! het is afschuwelijk! O facinus indignum!
In hevigen toom ontstoken, ontvlamd zijn Ira incensum esse / Iracundia inflammatum esse / Ira ardere
Opstuiven, opvliegen Iracundia exardescere, effervescere
Zich door gramschap laten vervoeren Iracundia efferri
De gramschap bedaart, heeft bijna uitgewoed Ira defervescit
Zijn toorn op iemand uitstorten, zijne gal op of tegen iemand spuwen, uitspuwen, braken, uitbraken Virus acerbitatis suae effundere in aliquem / Iram, bilem evomere in aliquem
Den teugel aan zijne gramschap vieren, zijn toorn bot vieren Irae indulgere
Zijn toorn tegen iemand luchten Iram in aliquem effundere
Tot gramschap geneigd zijn Praecipitem in iram esse
Zijn gemoed koelen Animum explere
Zijn toom bedwingen, inhouden, onderdrukken Iracundiam continere, cohibere, reprimere
Zijn toorn doen bedaren, kalmeeren Iram restinguere, sedare
Iemand beletten, tegenhouden zich aan de gramschap over te geven Animum alicuius ab iracundia revocare
Iemands gramschap opwekken, zijne gal wekken of ontsteken Stomachum, bilem alicui movere
Zich op iemand wreken, op hem wraak nemen Ulcisci aliquem, poenas expetere ab aliquo
(Ulcisci aliquem beteekent ook: iemand (een beleedigde) wreken, voor iemand wraak nemen, iemand voldoening (= genoegdoening) verschaffen)
Zich over iets wreken Ulcisci aliquid, poenas alicuius rei expetere
Iemand op iemand wreken, zich op iemand over iets wreken Ulcisci aliquem pro aliquo en pro aliqua re / Poenas alicuius en alicuius rei repetere ab aliquo
Beleedigingen wreken Iniurias persequi
Iemand woedend maken Impellere aliquem in furorem
Woedend worden Furore inflammari, incendi
In woede ontstoken Furore incensus, abreptus
IV. Deugden en gebreken
1. DEUGD. ZEDELIJKHEID
Een deugdzaam -- onzedelijk leven Vita honesta -- turpis
Naar het (zedelijk) goede streven -- het onzedelijke vermijden Honesta expetere -- turpia fugere
Deugdzaam zijn Virtute praeditum, ornatum esse (tgst. vitiis obrŭtum esse)
De deugd (gerechtigheid, vroomheid) oefenen, betrachten Virtutem (iustitiam, pietatem) colere
Het pad der deugd inslaan, betreden, bewandelen Viam virtutis ingredi
Bij alle gedachten en handelingen de deugd tot richtsnoer nemen, daarbij de beginselen der deugd op den voorgrond stellen Omnia consilia et facta ad virtutem referre
Naar deugd streven, trachten Virtutem sequi, virtutis studiosum esse
Een volmaakt, deugdzaam leven leiden Virtutis perfectae perfecto munere fungi
Zijn vroegeren deugdzamen levenswandel voortzetten, in de deugd niet verflauwen, verslappen Virtutem pristĭnam retinere / Nihil ex pristina virtute remittere
Het hoogste goed in de deugd stellen Summum bonum in virtute ponere
(Men zegt finis bonorum et mnalorum, het hoogste goed en het grootste kwaad)
De deugd heeft dit eigenaardigs, het is der deugd eigen te... Virtus hoc habet, ut...
Van het pad der deugd, van den rechten weg afwijken, afdwalen A virtute discedere of deficere / Honestatem deserere
Van de deugd der voorvaderen ontaarden A maiorum virtute degenerare, desciscere, deflectere
Uit den aard slaan A parentibus degenerare
(Zedelijk) verleid, bedorven worden Corrumpi, depravari
Iemand tot deugd aansporen Excitare aliquem ad virtutem
De goedhartigheid, goedaardigheid Bonitas
Aangeboren goedheid, goede geaardheid Naturae bonitas
De gaven, de voorrechten der natuur Naturae bona
2. GEBREK. ONDEUGD. MISDAAD
Zonder gebreken zijn Omni vitio carere
Gebreken verraden, openbaren zich eensklaps Vitia erumpunt (in aliquem)
Zich aan de ondeugd overgeven Animum vitiis dedere
Zich met misdaden bezoedelen Vitiis, sceleribus contaminari of se contaminare
Met misdaden bezoedeld, een slecht mensch zijn Vitiis, sceleribus inquinatum, contaminatum, obrutum esse
Ondeugden met wortel en tak uitroeien Vitia exstirpare et funditus tollere
Een zeer slecht, schandelijk leven Vita omnibus flagitiis dedita / Vita omnibus flagitiis inquinata
Zich in den maalstroom, den afgrond der ondeugden storten Se ingurgitare in flagitia
Van natuur tot het kwade geneigd zijn Natura proclivem esse ad vitia
Op misdaden zinnen, misdadige plannen smeden, beramen Scelera moliri
Eene misdaad bedrijven, begaan Scelus facere, committere
Eene euveldaad, een snoode daad plegen Facinus facere
Zich aan eene misdaad schuldig maken SceIere se devincire, se obstringere, astringi / Scelus (in se) concipere, suscipere
Een misdrijf tegen iemand plegen Scelus edere in aliquem
Misdaad op misdaad stapelen Scelus scelere cumulare
Eene misdaad door straf boeten Scelus supplicio expiare
3. BEGEERTE. HARTSTOCHT. ZELFBEHEERSCHING
Van begeerte, verlangen naar iets ontstoken, ontvlamd zijn Cupiditate alicuius rei accensum, inflammatum esse
Naar iets branden van verlangen Cupiditate alicuius rei ardere, flagrare
In iemand den lust, het verlangen opwekken, hem van verlangen doen branden Cupiditatem alicuius accendere / Aliquem ad cupiditatem incitare / Aliquem cupiditate inflammare
Zich door zijne hartstochten laten verblinden Cupiditatibus occaecari
Zich door hartstocht laten vervoeren, medesleepen Libidine ferri
Zich geheel aan zijne lusten overgeven Se (totum) libidinibus dedere
Een slaaf van zijne hartstochten zijn Cupiditatibus servire, parēre
Zich blindelings door iets laten medesleepen Praecipitem ferri aliqua re.
Iemand, die zich niet beheerschen kan, zonder zelfbeheersching Homo impotens sui / Homo effrenatus, intemperans
Zich beheerschen Sibi imperare of continere et coërcere se ipsum
Zich paal en perk weten te stellen, zich bedwingen Animum regere, coërcere, cohibere
Zich overwinnen Animum vincere
Zijne driften, hartstochten beheerschen Imperare cupiditatibus / Coërcere, cohibere, continere, domitas habere cupiditates
Zijne driften beteugelen, betoomen Refrenare cupiditates, libidines
Teugellooze driften Effrenatae cupiditates
Zijne driften voldoen, bevredigen Cupiditates explere, satiare
De hartstochten zijn verkoeld Cupiditates deferbuerunt
De hartstochten dooden Animi perturbationes exstirpare
4. ONRECHT. BELEEDIGING. BESCHIMPING. SMAAD. AANSTOOT
Iemand onrecht doen, iemand beleedigen Iniuriam inferre, facere alicui / Iniuria afficere aliquem
Iemand door eene beleediging tergen, het eerst beleedigen Iniuria lacessere aliquem
Zich van onrecht onthouden Iniuria abstinere
Onrecht lijden Iniuriam accipere
Onrecht, eene beleediging verdragen, verduwen Iniuriam ferre, pati
Beleedigingen afkeeren of afwenden, afweren Iniurias defendere, propulsare
Beleedigingen ongestraft laten, ongemerkt laten voorbijgaan Iniurias neglegere
Iemand tegen beleediging beschermen Ab iniuria aliquem defendere
Iemand voor beleedigingen voldoening geven Satisfacere alicui de iniuriis
Iemand beschimpen, smadelijk bejegenen Contumelia aliquem afficere
Beleedigende uitdrukkingen, schimp-, smaadredenen Voces (verba) contumeliosae / Verborum contumeliae
Iemand smaadwoorden naar het hoofd werpen, achternazenden Contumeliosis vocibus prosequi aliquem
Iemand met scheldwoorden, met smaad overladen Maledictis aliquem onerare, lacerare
Iemand aanstoot geven, hem beleedigen Offendere aliquem, alicuius animum / Offendere apud aliquem / In offensionem alicuius incurrere
Zich door iets gestooten, gekwetst, beleedigd gevoelen Offendi aliqua re (animus offenditur)
In iemand een steen des aanstoots vinden, zich over iemand ergeren Offendere in aliquo
In iets aanstoot geven, een misslag begaan Offendere in aliqua re
(Men zegt ook: offendere caput, pedem, zich het hoofd, den voet enz. stooten, zich daaraan bezeeren; pedem offendere ad lapadem, den voet aan een steen stooten; offendere aliquem imparatum, iemand aantreffen, die daarop niet voorbereid is)
Een steen des aanstoots, aanstootelijk, stootend zijn Offensionem habere
De zaak heeft iets stootends, ergerlijks Res habet aliquid offensionis
5. GEWELD. HINDERLAAG. BEDREIGING
Tegen iemand geweld gebruiken Vim adhibere, facere alicui
Iemand geweld aandoen Vim inferre alicui
Tegen iemand gewelddadigheden plegen, hem gewelddadig dooden Vim et manus afferre alicui
Geweld met geweld keeren, te keer gaan, van het recht van zelfverdediging gebruik maken Vim vi depellere / Vi vim illatam defendere
Eene hinderlaag leggen Insidias collocare, locare
Iemand eene hinderlaag leggen, lagen leggen, hem belagen Insidias alicui parare, facere,struere, instruere, tendere
Iemand in hinderlaag leggen Aliquem in insidiis Iocare, collocare, ponere
Iemand in eene hinderlaag lokken Aliquem in insidias elicere, inducere
Zich in hinderlaag leggen Subsidĕre in insidiis
Iemand met den dood, met het kruis en de foltering, met oorlog bedreigen Minitari (minari) alicui mortem, crucem et tormenta, bellum
Iemand met vuur en zwaard bedreigen Minitari alicui igni ferroque
Met oorlog, moord dreigen Denuntiare bellum, caedem
(Maar dreigen = nabij zijn, voor de deur staan is in pendēre, imminere, instare b.v. bellum imminet. Dreigen = zich laten aanzien is videri met den Inf. fut, (gewoonlijk zonder esse), b.v. coniuratio rem publicam perversura videtur, de samenzwering dreigt den staat omver te werpen of het laat zich aanzien, dat de samenzwering enz.)
Bedreigingen uiten Minas iacĕre, iactare / Minis uti
6. SCHIJN. VEINZERIJ. HUICHELARIJ. LIST. LEUGEN. SPOT
Den schijn van iets hebben Speciem alicuius rei habere
Den (uiterlijken) schijn van iets aannemen of zich voordoen Speciem alicuius rei praebere / Speciem prae se ferre
(Het woord UITERLIJK wordt in het Latijn slechts dan vertaald, wanneer het tegenover innerlijk (interior, intestinus, domesticus) staat. Zoo is uiterlijk voordeel enkel utilitas, uiterlijke vormen (= beleefdheden) urbanitas, uiterlijke eer honor, uiterlijke welstand fortuna. Evenzoo is innerlijke vreugde enkel gaudium, innerlijke droefheid maeror, enz.)
(Prae se ferre met acc. c. infin. is openlijk te kennen geven)
Onder den schijn Specie / Per speciem (alicuius rei)
Onder het voorwendsel, onder het voorgeven van iets Per simulationem, simulatione alicuius rei
Zich ziek veinzen, houden Simulare morbum
Eene ziekte ontveinzen Dissimulare morbum
(Simulare = doen alsof, maar dissimulare, doen alsof niet. Quae non sunt, simulo, quae sunt, ea dissimulantur)
Iemand hangt den vrome uit, is een huichelaar Aliquis simulat pium of se esse pium
Anders denken dan spreken Aliter sentire ac loqui (aliud sentire, aliud loqui)
Op listige wijze Per dolum
Door list en bedrog Dolis et fallaciis
Zonder te misleiden, onbewimpeld, zonder er doekjes om te winden Sine fuco ac fallaciis
Iemand met ijdele beloften (en in het algemeen met woorden) bedriegen, verschalken, om den tuin leiden Verba dare alicui
Onwaarheid spreken of eene leugen vertellen Mendacium dicere / Falsa (pro veris) dicere
Zich over iemand vroolijk maken, den draak met hem steken, den spot met hem drijven Ludere, irridere, deridere aliquem / Illudere alicui of in aliquem (beter dan aliquem)
Het voorwerp van iemands spot, zijn speelbal zijn Ludibrio esse alicui
Het voorwerp van spot, de speelbal worden In ludibrium verti
Op alle wijzen den gek met iemand scheren of steken, met hem spotten Omnibus artibus aliquem ludificari, eludere
Spotswijze Per ludibrium
7. PLICHT. NEIGING
Zijnen plicht doen, betrachten, vervullen Officium suum facere, servare, colere, tueri, exsequi, praestare / Officio suo satisfacere / Officio suo fungi
Zijn plicht volkomen, in alle opzichten volbrengen Omnes officii partes exsequi / Nullam officii partem deserere
Nauwgezet of stipt zijn in de vervulling zijner plichten Diligentem esse in retinendis officiis
Zijn plicht niet doen, niet volbrengen, verzuimen, verzaken Officium suum deserere, neglegere / Ab officio discedere / De, ab officio decedere / Officio suo deesse
Tot zijn plicht terugkeeren Ad officium redire
Aan zijn plicht getrouw blijven In officio manere
Het is tegen of in strijd met den plicht te... Contra officium est c. Inf.
Zich van zijn plicht laten aftrekken Ab officio abduci, avocari
Behoudens den plicht, zonder aan den plicht te kort te doen Salvo officio
(Let tevens op salvis legibus zonder eenige wetschending, salva fide behoudens het gegeven woord)
Wij hebben vele en groote verplichtingen jegens elkander, wij hebben wederkeerig vele en zware plichten te vervullen Multa et magna inter nos officia intercedunt
(Officium beteekent A. elke zedelijke verplichting of plicht, die de menschen JEGENS ELKANDER te vervullen hebben, alsmede de getrouwheid daaraan. Dientengevolge is officium 1) tegenover de overheid: onderdanigheid, dienstvaardigheid, gedienstigheid, eerbewijzing; 2) tegenover de medeburgers zijn het beleefdheden, hoffelijkheden, liefdediensten, B. het ambt, de bediening, waarvan men de plichten te vervullen heeft, b.v. officium maritimum = zeedienst
Iemand beleefdheden, hoffelijkheden, diensten bewijzen Aliquem officiis suis complecti, prosequi
Voorkomend, dienstvaardig, gedienstig jegens iemand zijn Officiosum esse in aliquem
Een zeer hoffelijke, voorkomende brief Litterae officii of humanitatis plenae
Neiging tot iets hebben (tgst. geen zin voor, afkeer van iets hebben) Studere alicui rei, studiosum esse alicuius rei / Studio alicuius rei teneri / Propensum, proclivem esse ad aliquid (tgst. alienum, aversum esse, abhorrere ab aliqua re)
Zijne neigingen involgen Studiis suis obsequi
Volgens zijne luim, zijne nukken handelen, daaraan toegeven Sibi of ingenio suo indulgere
8. REDE. GEWETEN
Met rede begaafd zijn Rationis participem (tgst. expertem) esse / Ratione praeditum esse
Verstandig handelen (tgst. onbedachtzaam, onberaden, onbezonnen) Prudenter, considerate, consilio agere (tgst. temere, nullo consilio, nulla ratione)
Verstandig zijn Sapere
Tot andere (betere) gedachten komen of zijne onbezonnenheid afleggen Ad sanitatem reverti, redire / Ad bonam frugem se recipere
Iemand weer tot rede brengen Ad sanitatem adducere, revocare aliquem
Zijt gij wel bij uwe zinnen? Satin (= satisne) sanus es?
Met de rede in strijd zijn, daartegen aandruischen Rationi repugnare
Een goed geweten Conscientia recta, recte facti (factorum), virtutis, bene actae vitae, rectae voluntatis / Mens bene sibi conscia
Een kwaad geweten Conscientia mala of peccatorum, culpae, sceleris, delicti / Animus male sibi conscius
Zich van geene schuld bewust zijn Nullius culpae sibi conscium esse
De knaging van het geweten gevoelen Conscientia morderi
Het kwaad geweten Iaat iemand rust noch duur Conscientiae maleficiorum stimulant aliquem
Door gewetenswroegingen gefolterd worden Conscientia mala angi, excruciari / (Mens scelerum furiis agitatur)
Door zijn goed geweten opgebeurd, gesterkt worden Conscientia recte factorum erigi
De Furiën jagen en pijnigen iemand Furiae agitant et vexant aliquem
9. MAAT. MAATSTAF. GRENS. GEMATIGDHEID. MIDDELWEG
Maat houden, binnen de. perken blijven Modum tenere, retinere, servare, adhibere
In alles maat houden Omnia modice agere
Iets beperken, paal en perk aan iets stellen Modum facere, statuere, constituere alicui rei of alicuius rei
De maat of de palen te buiten gaan, te ver gaan, de grenzen overschrijden Modum transire / Extra modum prodire / Ultra modum progredi
(Eerst bij Livius en de lateren vindt men modum excedere en supra modum)
Iets tot maatstaf nemen van iets, iets naar een maatstaf beoordeelen Metiri, ponderare, aestimare, iudicare aliquid (ex) aliqua re / Dirigere of referre aliquid ad aliquam rem
Bepaalde grenzen stellen Fines certos terminosque constituere
Iets binnen grenzen besluiten, de grenzen van iets afbakenen Terminis circumscribere aliquid
Matig zijn, zich gematigd toonen Moderatum, continentem esse / Moderatum se praebere / Temperantia uti
Gematigdheid in iets toonen, aan den dag leggen Moderationem, modum adhibere in aliqua re / Moderari aliquid
Met wijze gematigdheid Modice ac sapienter
Zonder maat of gematigdheid, in onbeperkte mate Sine modo; nullo modo adhibito
Bovenmate Extra, praeter modum
Den middelweg houden, het juiste midden bewaren Mediocritatem tenere
10. ZEDEN. ZEDELOOSHEID. ZEDENBEDERF. BEGINSELEN. KARAKTER
Een man van goede (slechte) zeden Homo bene (male) moratus
Een zedeloos, bedorven mensch Homo perditus
De voorschriften der zedenleer of zedenkunde Praecepta de moribus of de virtute
Zedelijke voorschriften, zedenlessen, leefregels (van gedrag) geven Morum praecepta tradere alicui / De virtute praecipere alicui
Zedenbederf, zedenverbastering Mores corrupti of perditi (niet corruptela morum!)
Bij zoo groot zedenbederf Tam perditis of corruptis moribus
De zedeloosheid neemt hand over hand toe Mores in dies magis labuntur (ook met ad, b.v. mores labuntur ad mollitiem)
Een streng zedenvoogd, bestraffer der zeden Severus morum castigator
Iets strookt niet met, is vreemd aan mijne gewoonten, dat ligt niet in mijn karakter Aliquid abhorret a meis moribus (tgst. insitum (atque innatum) est animo of in animo alicuius)
Denk- en handelwijze Consilia et facta
Aan zijn beginselen getrouw blijven Institutum tenere
Uit beginsel Ratione; animi quodam iudicio
Een wijze gedragsregel, gedragslijn Vitae ratio bene ac sapienter instituta
De grondbeginselen, die ik van mijne intrede in het openbare leven gevolgd heb Meae vitae rationes ab ineunte aetate susceptae
Volgens vaste beginselen handelen Certas rationes in agendo sequi
(Zoo mag agere in de beteekenis van: eene handeling doen zonder voorwerp of bijwoord slechts in infin. en gerundium gebruikt worden)
Geene beginselen hebben, zonder beginselen handelen Omnia temere agere; nullo iudicio uti / Caeco impetu ferri
Het karakter Natura et mores; vita moresque; indoles animi ingeniique; of alleen ingenium, indoles, natura, mores
Een man van karakter, vast van karakter (tgst. onstandvastig, lichtzinnig) Vir constans, gravis (tgst. homo inconstans, levis)
Vast van karakter, zich gelijk blijvend (in denken, in handelen) of consequent zijn Sibi constare, constantem esse
Veranderlijk, wispelturig, wuft zijn Animo mobili esse
Iets is een karaktertrek van iemand Aliquid est proprium alicuius
V. Godsdienst en eeredienst
I. GOD. GODSVEREERING
De besturende macht der godheid Numen (deorum) divinum
De genegen, gunstige goden Dei propitii (tgst. irati)
De goden des hemels of hemelgoden -- de goden der onderwereld of onderaardsche goden Superi -- inferi
De onderwereld, het schimmenrijk, doodenrijk Inferi (Orcus en Tartarus slechts dichterlijk)
In de onderwereld nederdalen Ad inferos descendere
In de onderwereld zijn Apud inferos esse
Iemand van de dooden opwekken, uit de onderwereld oproepen Aliquem ab inferis of a mortuis excitare (passief ab inferis exsistere)
De goden vroom vereeren Deos sancte, pie venerari
God volgens gebruik (met innige godsvrucht) eeren Deum rite (summa religione) colere
De dienst, de vereering van den god (inwendig of uitwendig) Cultus dei, deorum
Uiterlijke godsvereering, eeredienst Sacra, res divinae, religiones, caerimoniae
Aan de godsdienstoefeningen deelnemen (van priesters) Rebus divinis interesse
De godsdienstoefeningen bijwonen (van leeken) Sacris adesse
In een geheimen dienst van den god ingewijd worden Sacris initiari
Biddend naar de tempels der goden gaan Templa deorum adire
Iemand onder de goden opnemen, plaatsen Aliquem in deorum numerum referre
Iemand onder de goden tellen Aliquem in deorum numero referre
Iemand goddelijke eer bewijzen Aliquem divino honore colere / Alicui divinos honores tribuere, habere
De goden nabij komen Propius ad deos accedere
Het hemelsche -- het aardsche Supera et caelestia -- humana et citeriora
Door of onder goddelijke ingeving, met voorspellenden geest, (dikwijls enkel voortreffelijk, uitstekend) Divinitus
Als door een wonder, door goddelijke beschikking gebeurde het Divinitus accidit
2. GODSDIENST. GODSDIENSTIGE BEZWAREN. EED
De harten met de vreeze Gods vervullen Imbuere pectora religione
(Religio beteekent SUBJECTIEF eerbied voor, liefde tot, gehechtheid aan het heilige, godsvrucht, godvreezendheid, godsvereering, eeredienst, en bijzonderlijk teederheid en nauwgezetheid van geweten, gemoedsbezwaar; OBJECTIEF is religie het voorwerp van godsdienstige vereering of afkeer, dus zoowel het heilige, het heiligdom, de heilige plaats, als het onheilige, de zonde, de vloek, vooral hetgeen het geweten bindt, b.v. verplichting, eed)
De toehoorders met godsvrucht vervullen Audientium animos religione perfundere
De liefde tot den godsdienst in de harten uitdooven Religionem ex animis extrahere
Den godsdienstigen zin of de godsdienstigheid geheel vernietigen Omnem religionem tollere, delere
Het gebouw van den godsdienst ondermijnen Religionem labefactare (zie bl. 51 aanm.)
Het volk door den godsdienst in zijne macht houden Religione obstrictos habere multitudinis animos
Iemands geweten in twijfel brengen, een gemoedsbezwaar bij iemand doen ontstaan Religionem alicui afferre, inicere, incutere
Een gewetenszaak, een gemoedsbezwaar van iets maken, in iets vinden Aliquid religioni habere of in religionem vertere
Iemands geweten vindt bezwaar in iets Aliquid in religionem alicui venit
Gewetenloosheid Nulla religio
Een vreemden (= uitheemschen) eeredienst, godsdienst aannemen Religionem externam suscipere
Een nieuwen godsdienst invoeren Novas religiones instituere
Een godsdienstoorlog Bellum pro religionibus susceptum
De overtreding der godsdienstige gebruiken verbieden, op straffe van door een vloek getroffen te worden, die door geene boete kan weggenomen worden Violatas caerimonias inexpiabili religione sancire
Bij iemand een eed afleggen Iusiurandum dare alicui
(Sacramentum dicere alicui en apud aliquem, voor iemand of in iemands handen den krijgseed afleggen (van soldaten))
Ik zweer volgens plicht en geweten, naar mijn beste weten Ex animi mei sententia iuro
Iemand onder eede verplichten Iureiurando aliquem astringere
Zich onder eede verplichten te... Iureiurando ac fide se obstringere, ut...
Door een eed gebonden zijn Iureiurando teneri
Den eed houden Iusiurandum (religionem) servare, conservare
Een meineed, valschen eed doen Periurium facere; peierare
3. GELOOF. ONGELOOF. BIJGELOOF
Wij gelooven aan God, aan het bestaan van God Deum esse credimus
Ingeschapen begrippen der Godheid hebben Insitas (innatas) Dei cognitiones habere
Allen is het geloof aan God ingeschapen Omnibus innatum est et in animo quasi insculptum esse Deum
De natuur heeft in de harten gegrift, dat er een God bestaat Natura in omnium animis notionem Dei impressit
Het ongeloof Impietas
De godloochenaar Qui Deum esse negat
Het bijgeloof heeft zich van de gemoederen meester gemaakt Superstitio mentes occupavit
Bijgeloovig of vol bijgeloof zijn Superstitione imbutum esse
In de strikken van het bijgeloof verward zijn Superstitione teneri, constrictum esse
Het bijgeloof geheel uitroeien Superstitionem funditus tollere
Het bijgeloof met wortel en tak uitroeien Superstitionem radicitus of penitus evellere
De schrikbeelden Formidines
4. GEBED. HEILBEDE. GELOFTE
Bidden, gebeden storten Preces facere (meer dicht. fundere)
Tot God bidden Adhibere Deo preces / Precari Deum of ad Deum
Voor God geknield bidden, God smeeken Deo supplicare (pro aliquo)
God om iets bidden Precari aliquid a Deo / Precari a Deo, ut
Het formulier of vastgestelde gebed voorzeggen (opdat anderen het zouden volgen of nazeggen) Praeire verba (carmen)
De handen ten hemel verheffen (in deze houding bad men) (Supinas manus) ad caelum tendere
(Supinus = ὕπτιος is achterovergebogen. Vandaar zijn supinae manus handen met de palmen naar den hemel gewend)
Bewaart een eerbiedig stilzwijgen (eigenlijk: spreekt geen onheilig of onheilspellend woord) Favete ore, linguis = εὐφημεῖτε
De onsterfelijke goden danken, prijzen Grates, laudes agere dis immortalibus
De goden tot getuigen roepen, nemen Testari deos
Goden en menschen tot getuigen roepen Contestari deos hominesque
Met de hulp der goden Dis bene iuvantibus
De Hemel, God schenke daaraan zijn zegen! Quod Deus bene vertat!
De Hemel keere het! Quod di immortales omen avertant!
Dat verhoede God! (dat zij verre!) Quod abominor! (procul absit!)
God behoede, beware ons! Di prohibeant, di meliora!
De Hemel schenke zijn zegen! Quod bonum, faustum, felix fortunatumque sit
Iemand zegenen (verwenschen), iemand geluk (rampen) wenschen, toewenschen Precari alicui bene (male) of omnia bona (mala), salutem
Geloften doen Vota facere, nuncupare, suscipere, concipere
Zich van zijne geloften kwijten, ze vervullen Vota solvere, persolvere, reddere
Tot de vervulling van zijne gelofte verplicht worden, zijn wensch in vervulling zien gaan (en daarom gehouden de gelofte gestand te doen) Voti damnari, compŏtem fieri
5. OFFERS. FEESTEN
Offeren Sacra, sacrificium facere (ἱερὰ ῥέζειν), sacrificare / Rem divinam facere (dis)
Met wierook en reukwerken Ture et odoribus incensis
Na het offer (met de gebruikelijke plechtigheden) gebracht te hebben Rebus divinis (rite) perpetratis
Een offer, dat op bepaalden tijd (jaarlijks) regelmatig gebracht wordt Sacrificium statum (sollemne)
De offers ontheiligen Sacra polluere
Offerdieren slachten Victimas (runderen), hostias (kleinere dieren, vooral schapen) immolare, securi ferire, caedere, mactare
De goden verzoenen Deos placare
Voor de zielen der afgestorvenen of de schimmen offeren Manes expiare
Op het graf van ouders en verwanten offeren Parentare
Drankoffers plengen, plengoffers brengen Libare
Een feest vieren Diem festum agere / Diem festum celebrare (van eene groote menigte)
Een dankfeest bij alle rustbanken der goden (= in alle tempels) aankondigen Supplicationem indicere ad omnia pulvinaria
(Pulvīnar is een rustbed met kostbare kussens, waarop de goden werden geplaatst, en hun spijzen werden voorgezet (= lectisternium))
Tot een dankfeest van veertien dagen besluiten Supplicationem quindecim dierum decernere
Een dankfeest vieren Supplicationem habere
Een godenmaal houden Lectistemium facere, habere
Rustdag hebben Ferias habere, agere
6. ORAKEL. WONDERTEEKENS. WICHELARIJ. VOORTEEKEN
Een orakel raadplegen Oraculum consulere
Zich eene godspraak of een orakel laten geven Oraculum petere (ab aliquo)
Eene godspraak, orakelspreuk geven Oraculum dare, edere / Responsum dare, respondere
(Responsum dare (= een antwoord geven) wordt slechts gebruikt van een antwoord of advies dat ambtshalve gegeven wordt, b.v. door het orakel, door rechtsgeleerden)
Eene godspraak van het Delphische orakel (Apollo Pythius) Oraculum Pythium (Pythicum) / Vox Pythia (Pythica)
De vervulling der ongunstige wonderteekenen (door offers, boete enz.) afwenden Prodigia procurare
De sibyllijnsche boeken naslaan, raadplegen Libros Sibyllinos adire, consulere, inspicere
Auspiciën houden of nemen, de vogelvlucht (of hun gezang) waarnemen Augurium agere, auspicari
(Niet auspicia habere = het recht hebben van auspiciën te houden)
Den hemel gadeslaan (d.i. op bliksem, weerlicht, donder acht slaan) De caelo servare
De vogels geven iemand een goedkeurend teeken Aves (alites, oscines) addīcunt alicui (tgst. abdicunt aliquid)
(De alites gaven den wil der goden te kennen door de hoogte, de richting en de wijze hunner vlucht, de oscines (van os en cano) door den toon der stem en de plaats waar zij zich lieten hooren)
De vogelwichelaars verklaren een voorteeken ongunstig Augures obnuntiant (consuli)
Na het nemen der auspiciën Auspicato (rem gerere, urbem condere)
Iets als voorteeken aannemen, als gunstig voorteeken aanzien, laten gelden Omen accipere (tgst. improbare)
(Het stond namelijk vrij hetgeen men toevallig hoorde of zag als een omen aan te nemen of onopgemerkt te laten voorbijgaan; door het aannemen werd het voorteeken)
Iets als een voorteeken uitleggen Accipere, vertere aliquid in omen
Onder gelukkige voorteekenen Faustis ominibus
Een kwaad, ongunstig voorteeken Omen infaustum, triste
DERDE AFDEELING.
I. Wetenschap. Kunst.
1. WETENSCHAP IN HET ALGEMEEN. LETTERKUNDE
Wetenschappen, kunsten Optima studia, bonae, optimae, liberales, ingenuae artes, disciplinae
(Ars beteekent 1) het stelsel der wetenschap, de theorie of de regelen der kunst; 2) de vaardigheid in de toepassing der theorie; 3) eene afzonderlijke wetenschap of kunst)
De toelegging op, de beoefening der wetenschappen Litterarum studium of tractatio
(Littera = een letter, b.v. litteram nullam reliquit, ad me misit. Litterae = 1) letters; 2) het schrijven, de brief; 3) boeken, geschriften, Graecae de philosophia litterae; 4) het schrijven van boeken; 5) letterkunde, Graecas litteras discere; 6) wetenschappen; 7) wetenschappelijke ontwikkeling, erant in ea plurimae litterae)
Mannen van wetenschap, van studie Homines litterarum studiosi / Homines docti
De wetenschappen bloeien Artium studia of artes vigent (niet florent)
(Florere is overdrachtelijk schitteren, uitblinken, b.v. familia viris fortissimis floruit)
De wetenschappen zijn in verval, kwijnen Litterae iacent, neglectae iacent
(Zoo wordt iacēre figuurlijk gebruikt, niet slechts van hetgeen verwaarloosd is of veronachtzaamd wordt, maar ook, evenals frigēre, van personen, die in den staat alle macht en invloed verloren hebben)
De wetenschappen beoefenen Litteras colere
Met liefde, met lust de wetenschappen beoefenen Litteras amplecti
Liefde voor de wetenschap opgevat, gekregen hebben Litteras adamasse (gewoonlijk slechts in perf. en plqpf.)
Zich met de wetenschappen bezighouden In studio litterarum versari
Zich op eenig vak van wetenschap toeleggen, op het gebied, terrein eener wetenschap bezig zijn In aliquo litterarum genere versari
Met allen ijver studeeren Summo studio in litteris versari
Zich geheel aan de wetenschappen toewijden Se totum litteris tradere, dedere
Zich geheel in de studiën, in de wetenschappen verdiepen Se totum in litteras of se litteris abdere
Zich met inspanning op de wetenschap toeleggen In litteris elaborare
In de wetenschap rust en verkwikking vinden (zie bl. 62 aanm.) In litteris acquiescere
Zijn leven aan de wetenschap wijden Aetatem in litteris ducere, agere
Al zijn (beschikbaren) tijd aan de wetenschap schenken, wijden Omne (otiosum) tempus in litteris consumere
Alle vlijt aan de wetenschap besteden Omne studium in litteris collocare, ad litteras conferre
Lust, liefhebberij, liefde voor de wetenschap hebben Optimarum artium studio incensum esse
Zich tot de wetenschap getrokken gevoelen, de wetenschap heeft aantrekkelijkheid voor iemand Litterarum studio trahi / Trahi, ferri ad litteras
In de studiën nalatig worden, zijn ijver laten bekoelen Litterarum studia remittere
De gestaakte studiën hervatten Intermissa studia revocare
Slechts oppervlakkige kennis van iets opdoen, aan de oppervlakte blijven hangen Primis (ut dicitur) of primoribus labris gustare of attingere litteras
Letterkunde, gedenkstukken der letterkunde Litterae, litterae ac monumenta of alleen monumenta
Romeinsche letterkunde Litterae Latinae
(Latinus heeft betrekking op taal en letterkunde, Romanus op nationaliteit)
Heldere sterren aan den letterkundigen hemel Clarissima litterarum lumina
De Grieksche letterkunde bestudeeren Graecis litteris studere
Zich veel (slechts weinig) met de Grieksche letterkunde bezighouden Multum (mediocriter) in Graecis litteris versari
2. GELEERDHEID. KENNIS
Een geleerde, een geletterde Vir of homo doctus, litteratus
Een groot geleerde Vir doctissimus
Een degelijk, grondig geleerde Vir perfecte planeque eruditus
Een man van uitgebreide, veelzijdige kennis Vir omni doctrina eruditus
Vele geleerden Multi viri docti of multi et ii docti (niet multi docti!)
Alle geleerden Omnes docti, quivis doctus, doctissimus quisque
Geen geleerde Nemo doctus
Niemand, die slechts eenigermate geleerd is Nemo mediocriter doctus
Een kenner der Latijnsche taal, in het Latijn ervaren Latinis litteris of Latine doctus (niet cognitor!)
Zeer geleerd zijn Doctrina abundare
Met grondige kennis toegerust, verrijkt zijn (A) doctrina instructum esse
Slechts weinig geleerd zijn A doctrina mediocriter instructum esse
Degelijke, grondige geleerdheid Doctrina exquisita, subtilis, elegans (niet solida!)
(Solidus oorspronkelijk = vast en dicht, massief, gedegen, b.v. marmor solidum = massief marmer, terra solida = vaste aarde, dan overdrachtelijk = duurzaam, blijvend, echt of onvervalscht, b.v. solida laus, utilitas)
Diepe geleerdheid Doctrina recondita
Diepgeleerde, wetenschappelijke studiën Studia, quae in reconditis artibus versantur
Zijne geleerdheid luchten, te luchten hangen, uitstallen, ten toon spreiden Magnam doctrinae speciem prae se ferre
Het afgezonderd, teruggetrokken, bespiegelend leven van den geleerde Vita umbratilis (zie aanm. bl. 168)
Wetenschappelijke kennis hebben Litterarum scientiam (slechts in sing.!) habere
Kennis van iets verkrijgen, in iets verwerven Scientiam alicuius rei consequi / Scientia comprehendere aliquid
Grondige kennis van iets verkrijgen, iets door en door begrijpen Penitus percipere et comprehendere aliquid
(Niet in sucum et sanguinum convertere, omdat sucus et sanguis overdrachtelijk zooveel als ons "kracht en leven" uitdrukt, b.v. omnem sucum et sanguinem amisisse)
Iemands kennis verrijken Scientia augere aliquem
Rijk aan kennis zijn, uitgebreide, veelomvattende kennis hebben Multa cognita, percepta habere, multa dicidisse / Multarum rerum cognitione imbutum esse (tgst. litterarum of eruditionis expertem esse of (rerum) rudem esse)
3. VORMING. ONTWIKKELING BESCHAVING
Den geest vormen, veredelen Animum, ingenium excolere (niet colere!)
De vorming van den geest, de beschaving Animi, ingenii cultus (niet cultura, ook niet enkel cultus!)
Wetenschappelijk gevormd zijn Optimis studiis of artibus, optimarum artium studiis eruditum esse / Litteras scire
Eene hoogere wetenschappelijke vorming, ontwikkeling Litterae interiores et reconditae, artes reconditae
Hij is voor een Romein zeer wetenschappelijk gevormd, ontwikkeld Sunt in illo, ut in homine Romano, multae litterae
Oppervlakkig gevormd zijn Litteris leviter imbutum of tinctum esse
Op een hoogen trap van beschaving staan Omni vita atque victu excultum atque expolitum esse
Op een lagen trap van beschaving staan Omnis cultus et humanitatis expertem esse / Ab omni cultu et humanitate longe abesse
(Niet incultum esse, dat alleen op het uiterlijke betrekking heeft)
De menschen, een volk beschaven Homines, gentem a fera agrestique vita ad humanum cultum civilemque deducere
4. OPVOEDING. ONDERRICHT. SCHOOL. AANLEG. BEROEP
Een goede opvoeding genieten Liberaliter, ingenue, bene educari
(Niet frui, dat slechts gebezigd wordt, wanneer er werkelijk spraak is van genot, behagen en bevrediging, b.v. voluptate, otio frui)
Streng opgevoed worden Severa disciplina contineri
Iemand een beschaafde opleiding, opvoeding geven Aliquem ad humanitatem informare of instituere
Iemand verbeteren Mores alicuius corrigere (zie bl. 65 aanm.)
Iemand op den rechten weg terugbrengen In viam reducere aliquem
Tot den rechten weg terugkeeren In viam redire
Door iemand in de wetenschappen onderwezen worden Litteras discere ab aliquo
Onderricht van iemand ontvangen Institui of erudiri ab aliquo / Disciplina alicuius uti, magistro aliquo uti
In iemands school gevormd zijn E disciplina alicuius profectum esse
Een knaap bij iemand op school doen, hem een leermeester geven Puerum alicui erudiendum of in disciplinam tradere
Zich aan een leeraar aansluiten, zich aan zijne leiding overgeven Operam dare of alleen se dare alicui, se tradere in disciplinam alicuius, se conferre, se applicare ad aliquem
Veel met iemand omgaan, verkeeren (vooral van leermeester en leerling) Multum esse cum aliquo
De lagere school Ludus (discendi of litterarum)
De hoogere, wetenschappelijke school Schola
De school bezoeken Scholam frequentare
Het onderwijs voor kinderen Disciplina (institutio) puerilis (niet liberorum!)
De knapen in de (eerste) beginselen onderwijzen Pueros elementa (prima) docere
Het eerste wetenschappelijk onderricht, onderwijs ontvangen Primis litterarum elementis imbui
De wetenschappen, waarin de jeugd gewoonlijk onderwezen wordt, die tot eene beschaafde opvoeding behooren Doctrinae, quibus aetas puerilis impertiri solet / Artes, quibus aetas puerilis ad humanitatem informari solet
Iemand in de wetenschappen onderwijzen Erudire aliquem artibus, litteris (maar erudire aliquem IN iure civili, IN re militari)
Als geboren zijn tot iets (om te) Natum, factum esse ad aliquid (faciendum)
Zonder aanleg, geschiktheid iets doen Adversante et repugnante natura of invitā Minervā (ut aiunt) aliquid facere
Met zijn ruw, ongevormd (maar gezond) verstand Crassa of pingui Minerva spreekw..
(De verbinding van crassus (= dik, plomp) met Minerva (= de Wijsheid) is een ὀξύμωρον of schijnbare dwaasheid, maar waardoor aan het natuurlijk, gezond verstand met scherper ironie de voorrang boven onverstandige geleerdheid wordt toegekend)
Iemand aansporen Calcaria alicui adhibere, admovere / Stimulos alicui admovere
Iemand intoomen of matigen Frenos adhibere alicui
Aanleg hebben, begaafd zijn Bona indole (altijd in sing.!) praeditum esse (niet zonder abl.!) / Ingenio valere
Gelukkig begaafd, met groote natuurgaven bedeeld zijn Summo ingenio praeditum esse
Vorderingen in iets maken In aliqua re progressus facere, proficere, progredi
Een jongeling belooft veel voor de toekomst Adulescens alios bene de se sperare iubet, bonam spem ostendit of alii de adulescente bene sperare possunt
Een veelbelovend jongmensch Adulescens bonae (egregiae) spei
Men verwacht veel van uwe talenten Magna est exspectatio ingenii tui
Zich tusschen de stille muren eener school aftobben Desudare in scholae umbra of umbraculis
(Zoo beteekent umbra, umbracula, orum en het adjectivum umbratĭlis (vgl. bl. 165 vita umbratilis) de teruggetrokkenheid waarin de mannen van studie leven, in tegenstelling van sol, lux fori of forensis, die van hun openbaar optreden gebezigd worden, b.v. procedere in solem)
Een beroep kiezen Genus vitae (vivendi) of aetatis degendae deligere
Zijne loopbaan beginnen Viam vitae ingredi
Wijsgeer, geneesheer van beroep zijn Philosophiam, medicinam profiteri / Se philosophum, medicum (esse) profiteri
Mannen van het vak, deskundigen Qui ista profitentur
5. VOORBEELD. VOORSCHRIFT
Een goed, voortreffelijk, helder, schitterend voorbeeld Exemplum clarum, praeclarum, luculentum, illustre
(Bonum exemplum beteekent alleen een goed voorbeeld als toonbeeld voor ons gedrag)
Een gewichtig voorbeeld Exemplum magnum, grande
Een voorbeeld aanhalen, aanvoeren Exemplum afferre / Exemplo uti
Iemand (iets) als voorbeeld aanhalen Aliquem (aliquid) exempli causa ponere, proferre, nominare, commemorare
(Het Nederlandsche: bij voorbeeld moet niet vertaald worden door exempli causa, dat slechts in verbinding met een verbum (ponere, afferre, proferre, nominare enz.) voorkomt (= bij wijze van voorbeeld, om tot voorbeeld te dienen iets aanhalen, noemen enz.). Verbi causa (gratia) wordt slechts gebruikt, wanneer men tot veraanschouwelijking van een algemeen geval één enkel willekeurig gekozen voorbeeld aanvoert)
Iets door voorbeelden staven, voorbeelden voor iets aanhalen Aliquid exemplis probare, comprobare, confirmare
Iets door voorbeelden aantoonen Aliquid exemplis ostendere
Voorbeelden aan de geschiedenis ontleenen Exempla petere, repetere a rerum gestarum memoria of historiarum (annalium, rerum gestarum) monumentis
Voorbeelden uit de Romeinsche (Grieksche) geschiedenis Exempla a rerum Romanarum (Graecarum) memoria petita
Eene menigte voorbeelden bijbrengen Multa exempla in unum (locum) colligere
Uit eene groote menigte voorbeelden er slechts één (weinige) nemen, één voorbeeld uit vele, uit duizende kiezen Ex infinita exemplorum copia unum (pauca) sumere, decerpere, eligere
Socrates als een toonbeeld, model van deugd aanhalen A Socrate exemplumvirtutis petere, repetere
Om dit voorbeeld te gebruiken Ut hoc utar, hoc afferam
Dergelijke, soortgelijke gevallen aanhalen Similitudines afferre
Het gezag van een geloofwaardig schrijver (zegsman enz.) voor iets hebben Auctore aliquo uti ad aliquid / Auctorem aliquem habere alicuius rei
Iemands voorbeeld volgen Auctoritatem alicuius sequi
Het voorbeeld van een groot man; een voorbeeld, dat tot maatstaf dient, tot richtsnoer genomen wordt Auctoritas et exemplum
Zich iemands voorbeeld ter navolging voor oogen stellen Sibi exemplum alicuius (of enkel sibi aliquem) proponere ad imitandum
Aan iemand een voorbeeld nemen Sibi exemplum sumere ab aliquo / Exemplum capere (petere) ab (ex) aliquo
Een voorbeeld geven Exemplum edere, prodere (niet dare!)
Ten voorbeeld strekken Exemplo esse
Iemand gestreng straffen tot een waarschuwend, afschrikkend voorbeeld Exemplum in aliquo of in aliquem statuere / Exemplum (severitatis) edere in aliquo
Iemand goede (slechte) voorschriften geven Bene (male) praecipere alicui
Voorschriften over iets geven Praecepta dare, tradere de aliqua re
In den leerenden, onderwijzenden toon vervallen Ad praecipiendi rationem delābi
Iets is diep in het hart geprent, gegrift Aliquid in animo haeret, penitus insedit of infixum est
Iets vast in den geest prenten Aliquid animo mentique penitus mandare
Iets ter harte nemen (een voorschrift, waarschuwing, enz) Demittere aliquid in pectus of in pectus animumque suum
6. DE WIJSBEGEERTE
Zich aan de wijsbegeerte, aan de studie der wijsbegeerte wijden Se conferre ad philosophiam, ad philosophiae of sapientiae studium
Zich op de wijsbegeerte toeleggen Animum appellere of se applicare ad philosophiam
Veel houden van, liefhebberij hebben voor de wijsbegeerte Philosophiae of sapientiae studio teneri
Zijn heil in de studie der wijsbegeerte zoeken, tot de wijsbegeerte zijne toevlucht nemen In portum philosophiae confugere
Tot de studie der wijsbegeerte gedreven worden In sinum philosophiae compelli
De wijsbegeerte wordt verwaarloosd, geringgeschat Philosophia (neglecta) iacet (Zie bl. 163 noot 4)
Over de wijsbegeerte (b.v. van Socrates) in het Latijn een helder licht verspreiden, haar in het L. met veel helderheid overbrengen Philosophiam Latinis litteris illustrare
De leerstellingen, stellingen, meeningen der wijsgeeren Decreta, inventa philosophorum
Met de leer, de voorschriften der wijsgeeren goed bekend, vertrouwd zijn, daarin bedreven zijn Praecepta philosophorum (penitus) percepta habere
Dit is geen alledaagsch, maar een wijsgeerig woord Hoc non est vulgi verbum, sed philosophorum
(Het adject. wijsgeerig ontbreekt in het Latijn; in de plaats staat de genet. philosophiae, philosophorum of philosophandi of wel in, de philosophia)
Wijsgeerige onderwerpen Quae in philosophia tractantur
De wijsgeerige werken van Cicero Ciceronis de philosophia libri
Die gevoelens, meeningen zijn verdwenen, worden niet meer gevolgd Illae sententiae evanuerunt
Die gevoelens zijn reeds voorlang verworpen Illae sententiae iam pridem explosae et eiectae sunt
De philosophische school, sekte Schola, disciplina, familia, secta
Volgeling, aanhanger van iemand zijn Sectam alicuius sequi / Disciplinam alicuius profiteri
Aanhangers, volgelingen van Plato Qui sunt a Platone of a Platonis disciplina; qui profecti sunt a Platone; Platonici
Solon, een der zeven wijzen Solo, unus de septem (illis)
De leer van Pythagoras was wijd en zijd verbreid Pythagorae doctrina longe lateque fluxit
(Wijsgeerige) voordrachten houden, colleges houden Scholas habere, explicare
De voordrachten bijwonen, colleges aanhooren Scholis interesse
Leeren of doceeren Tradere (aliquid de aliqua re)
Hoorder (leerling) van Plato zijn Audire Platonem, auditorem esse Platonis
7. DE DEELEN DER WIJSBEGEERTE (Philosophia in tres partes est tributa, in naturae obscuritatem, in disserendi subtilitatem, in vitam atque mores. Cic. de or. 1, 15, 68)
De natuurkunde, de natuurphilosophie Physica, orum; philosophia naturalis
De logica of redeneerkunde, disputeerkunst Dialectica, ae of orum (zuiver Latijn disserendi ratio et scientia)
De redeneerkunde leeren of doceeren Disserendi praecepta tradere
Logische juistheid Disserendi elegantia
Logische scherpzinnigheid Disserendi subtilitas
Spitsvondigheden (in het onderscheiden) Disserendi spinae
In de logica bedreven Disserendi peritus et artifex / Homo in dialecticis versatissimus
Van logica geen begrip hebben, niet weten wat logica is Disserendi artem nullam habere
De eerste beginselen der logica niet eens kennen Dialecticis ne imbutum quidem esse
(Imbuere is eigenlijk bevochtigen, b.v. gladii sanguine imbuti. Overdrachtelijk is het 1) vervullen met iets, b.v. religione, pietate, superstitione, crudelitate; 2) onderwijzen, met iets bekend maken, b.v. animurn honestis artibus, inzonderheid van hen, die slechts eene geringe of oppervlakkige kennis verkregen hebben)
Streng logisch, naar de strenge eischen der logica iets schikken, ordenen Ratione, eleganter (tgst. nulla ratione, ineleganter, confuse) disponere aliquid
De moraalphilosophie, ethiek of wetenschappelijke zedenleer Philosophia, quae est de vita et
moribus / Philosophia, in qua de bonis rebus et malis, deque hominum vita et moribus disputatur
De theoretische, bespiegelende wijsbegeerte Philosophia, quae in rerum contemplatione versatur, of quae artis praeceptis continetur
De practische wijsbegeerte Philosophia; quae in actione versatur
8. STELSEL. METHODE. BEGINSEL
Het stelsel, systeem Ratio; disciplina; ratio et discipline; ars
Tot een stelsel brengen, in systeem of in wetenschappelijken vorm brengen Ad artem redigere aliquid / Ad rationem, ad artem et praecepta revocare aliquid
Tot een stelsel gebracht zijn Arte conclusum esse
De consequentie (het zich zelf gelijk blijven) van een stelsel Perpetuitas et constantia
Echt wetenschappelijke kennis (op beginselen, op een systeem gebouwd) Ratio et doctrina
Iets stelselmatig doceeren of leeren Artificio et via tradere aliquid
Iets stelselmatig, volgens een stelsel schikken, ordenen Artificiose redigere aliquid
Iets stelselmatig behandelen Ad rationis praecepta accommodare aliquid
Het geheele stelsel omverwerpen Totam rationem evertere (passief iacet tota ratio)
Methodisch, volgens bepaalde orde te werk gaan, redetwisten Ratione et via, via et ratione progredi, disputare
Eene nieuwe methode kiezen, een nieuwen weg inslaan Novam rationem ingredi
Van een zeker, onfeilbaar beginsel uitgaan A certa ratione proficisci
Van valsche beginselen uitgaan A falsis principiis proficisci
Iets volgens wijsgeerige beginselen behandelen Ad philosophorum of philosophandi rationes revocare aliquid
9. GESLACHT. SOORT. BEPALING. ORDE. VERBAND
De soorten zijn aan de geslachten ondergeschikt Partes generibus subiectae sunt
Het geslacht in de bepaalde soorten verdeelen Genus universum in species certas partiri et dividere
Naar den aard, de hoedanigheid der zaak (qualitatief), niet naar hare hoeveelheid, menigte, grootte (quantitatief) bepaald worden Genere, non numero of magnitudine cerni
Spitsvondige verdeeling en bepaling Spinae partiendi et definiendi
Iets bepalen ;of eene bepaling van iets geven Rem (res) definire
Een duister begrip door de bepaling duidelijk maken, ophelderen Involutae rei notitiam definiendo aperire
Onder het begrip van vrees vallen, daartoe behooren, gebracht worden Sub metum subiectum esse
Den aard en de hoedanigheid van het punt van onderzoek bepalen Constituere quid et quale sit, de quo disputetur
Iets in de juiste orde, volgorde schikken In ordinem redigere aliquid
In nauw verband staan Conexum et aptum esse inter se
Met iets in verband staan Cohaerere, coniunctum esse cum aliqua re
In het nauwste verband staan Arte (artissime) coniunctum esse / Apte (aptissime) cohaerere
Stelselmatig, systematisch verband Continuatio seriesque rerum, ut alia ex alia nexa et omnes inter se aptae colligataeque sint
Geen samenhang, onderling verband hebben Diffusum, dissipatum esse
Verward zijn Confusum, perturbatum esse
Gescheidene dingen in onderling verband brengen, verbinden Rem dissolutam conglutinare, coagmentare
10. BEWIJS. WEDERLEGGING
Een sterk, afdoend of doorslaand bewijs Argumentum firmum, magnum
Een bewijs bijbrengen, aanvoeren Argumentum afferre
Een bewijs voor de onsterfelijkheid aanvoeren Argumentum immortalitatis afferre (niet pro immortalitate!)
Een bewijs voor de onsterfelijkheid der ziel aanvoeren Argumentum afferre, quo animos immortales esse demonstratur
Tot bewijs strekt, dat... Argumento (huic rei) est, quod
Iets duidelijk maken, duidelijk bewijzen Aliquid planum facere
Iemand iets aannemelijk maken, hem voor zijn gevoelen winnen Aliquid alicui probare (of c. acc. c. inf.)
Iets met bewijzen staven; iets onomstootelijk of onwederlegbaar bewijzen Argumentis confirmare, comprobare, evincere aliquid (of c. acc. c. inf.)
Een bewijs aan iets ontleenen, uit iets nemen of putten Argumentum ducere, sumere ex aliqua re of petere ab aliqua re
Een bewijs aandringen, de volle kracht daarvan laten uitkomen, zich daaraan vasthouden Argumentum premere (niet urgere!)
De bronnen der bewijzen Loci (τόποι) argumentorum
Bewijzen wederleggen Argumenta refellere, confutare
Een bewijsgrond aanvoeren Rationem afferre
(Argumentum is een bewijs uit feiten, ratio een bewijs uit de rede alleen)
11. BESLUIT. AANNEMING. GEVOLGTREKKING
Een besluit uit iets trekken, een gevolg uit iets afleiden Concludere, colligere, efficere, cogere ex aliqua re
Scherpzinnig besluiten of eene scherpzinnige gevolgtrekking afleiden Acute, subtiliter concludere
De gevolgtrekking bewijst, toont aan Ratio of rationis conclusio efficit
Het syllogisme of de sluitrede Ratiocinatio, ratio
De premissen of eerste stellingen -- de gevolgtrekkingen Prima (superiora) -- consequentia
(Het kunstwoord voor een der termen van het syllogisme is propositio, en in het bijzonder heet de eerste term of de algemeene waarheid propositio maior, de toepassing daarvan of minderterm propositio minor, het gevolg conclusio)
De drogreden, bedrieglijke redeneering, het sophisme Conclusiuncula fallax of captio
Als zeker zij vooropgesteld Positum sit a nobis primum (c. acc. c. inf.)
Dit als zeker vooropgesteld Hoc posito
Uit het bewezene volgt Hoc probato consequens est
Daaruit volgt, dat... Sequitur (niet ex quo seq.!) ut / Ex quo, ita efficitur ut of acc. c. inf.
12. REDETWIST. STRIJD. STRIJDVRAAG
Over een punt wetenschappelijk redetwisten, redeneeren, een vertoog houden Disputare (de aliqua re, ad aliquid)
(Disputare wordt bijna uitsluitend van wijsgeeren gebruikt, terwijl disserere iets uiteenzetten, ontwikkelen, zoowel van den wijsgeer als van den redenaar geldt. Het niet klassieke dissertatio worde door disputatio vervangen)
Grondig, degelijk redetwisten Subtiliter disputare
De bewijzen voor en tegen, bewijzen en tegenbewijzen aanvoeren, ontwikkelen, onderzoeken In utramque partem, in contrarias partes disputare
Noch het voor noch het tegen aanvoeren, er niet voor en niet tegen strijden In nullam partem disputare
Ik heb er niets tegen, ik bestrijd het niet Non repugno
Gelijk willen hebben in den redetwist, stijf en strak volhouden Pertinacem (tgst. clementem) esse in disputando
Iets gewonnen geven of toegeven Dare, concedere aliquid
Iets voor zeker aannemen (om er iets uit af te leiden) Sumere (tgst. reicere) aliquid
Zich aan iets houden, daarbij blijven Tenere aliquid; stare in aliqua re
Gelijk krijgen in iets, het veld behouden Obtinere aliquid
Geschilpunt, strijdvraag zijn, betwist worden In controversia esse, versari / In controversiam cadere
Iets tot een geschilpunt maken, in geschil trekken In controversiam vocare, adducere aliquid
Geschilpunt worden In controversiam venire, vocari, adduci
Het geschil onbeslist laten of het over iets niet eens worden In controversia relinquere aliquid
Geschil, strijd met iemand hebben Controversiam (contentionem) habere cum aliquo
Het is eene strijdvraag, eene betwiste vraag. of -- dan of In contentione ponitur, utrum -- an
Het betwiste punt Id, de quo agitur, of id quod cadit in controversiam
Een geschil beslechten, vereffenen, bijleggen Controversiam sedare, dirimere, componere
Eene strijdvraag beslissen Controversiam diiudicare
Iets met iemand afmaken Transigere aliquid cum aliquo
Ik heb met u te doen Res mihi tecum est
Onbetwist, onbetwistbaar, buiten kijf Sine (ulla) controversia
Dit pleit voor mij Hoc est a (pro) me
De zaak zelf pleit daarvoor Res ipsa docet
De zaak pleit voor zich zelf (voor mij bij u), behoeft geen betoog Res ipsa (pro me apud te) loquitur
De (betwiste) zaak is afgedaan Res confecta est
13. OVEREENSTE&MING. OVEREENKOMST. CONSEQUENTIE. TEGENSPRAAK
Met iemand overeenstemmen of het eens zijn Consentire, idem sentire cum aliquo
Niet met iemand overeenstemmen of het oneens zijn Dissentire, dissidere ab of cum aliquo
Allen komen of stemmen daarin overeen Omnes (uno ore) in hac re consentiunt
Daarover zijn het allen volkomen eens, er is maar ééne stem daarover Una et consentiens vox est
Eenparig, eenstemmig Una voce; uno ore / Uno, communi, summo of omnium consensu
In de zaak, niet in de woorden overeenstemmen Re concinere, verbis discrepare
Daarin zijn wij overeengekomen of het eens geworden Hoc convēnit inter nos
Daarin ben ik met u overeengekomen, het eens geworden Hoc mihi tecum convēnit
Hoe rijmt het met elkander? Hoe het te rijmen, overeen te brengen? Qui convĕnit?
Er heerscht onder de geleerden de grootste overeenstemming Summa est virorum doctissimorum consensio (tgst. dissensio)
De consequentie (het blijven oordeelen of handelen volgens zijne beginselen) Constantia (tgst. inconstantia)
Strijdig, onvereenigbaar zijn, elkander uitsluiten Inter se pugnare of repugnare
Met zich zelf in tegenspraak zijn, zich zelven tegenspreken Secum pugnare; sibi repugnare (dit laatste van zaken) / A se dissidere of sibi non constare (van personen)
Met zich zelf in tegenspraak komen Pugnantia loqui
Daartegenspreken, tegenpleiter zijn Contra dicere
Iemand, iets wederspreken; tegen iemand, iets pleiten Dicere contra aliquem of aliquid (niet contradicere alicui!)
14.. AFZONDERLIJKE WETENSCHAPPEN. (GESCHIEDENIS. FABELLEER. TIJDREKENKUNDE. AARDRIJKSKUNDE. WISKUNDE. NATUURKUNDE. STERRENKUNDE.)
De Romeinsche geschiedenis (= de feiten zelf, waaruit de geschiedenis bestaat) Res Romanae / Res gestae Romanorum
(Daarentegen res Romana = het Romeinsche staatsbestuur, de Romeinsche staat)
De geschiedenis (= het verhaal zelf der feiten of het werk zelf) Historia
De Romeinsche geschiedenis (= het verhaal, de behandeling der feiten) Historia Romana of rerum Romanorum historia
De Romeinsche geschiedenis (zoover zij op de overlevering of op het geheugen steunt) Memoria rerum Romanorum
Een geschiedkundig werk schrijven Historiam(as) scribere
De Romeinsche geschiedenis schrijven Res populi Romani perscribere
Geschiedschrijver Rerum striptor, historicus / Rerum auctor (als bron, waaruit men put)
(Historicus beteekent ook geschiedkundige, kenner der geschiedenis. Als adjectivum gebruikt het Cicero slechts in tegenstelling met oratorius, b.v. genus historicum, de historische stijl)
De geschiedboeken openslaan Evolvere historias, litterarum (veterum annalium) monumenta
Het is ons overgeleverd, wij weten uit de overlevering of uit de historie Memoriae traditum est, memoriae (memoria) proditum est (zonder nobis!) / Accepimus
(Scimus, cognovimus worden niet gebruikt van historische kennis)
Men verhaalt Tradunt, dicunt, ferunt
De geschiedenis heeft opgeteekend, verhaalt ons Historiae prodiderunt (zonder nobis!)
In de geschiedenis lezen wij Apud rerum scriptores scriptum est, scriptum videmus, scriptum lēgimus (zie noot bl. 130)
De oude geschiedenis Memoria vetus / Veterum annales / Veterum annalium monumenta / Antiquitatis memoria
De nieuwere geschiedenis Recentioris aetatis memoria
De geschiedenis van onzen tijd, de hedendaagsche geschiedenis Memoria huius aetatis (horum temporum) / Nostra memoria
De algemeene geschiedenis Omnis memoria, omnis memoria aetatum, temporum, civitatum of omnium rerum, gentium, temporum, saeculorum memoria
De geschiedenis naslaan, raadplegen Memoriam annalium of temporum replicare
De heldentijd (tijdvak der heroën) Aeras heroica / Tempora heroica
(Daarentegen herōus episch, benevens epicus, b.v. versus herōus = de dactylische hexameter, pes herōus, de dactylus, carmen epicum enz.)
De fabelleer, mythologie Fabulae, historia fabularis (niet mythologia!)
Teruggaan of opklimmen tot, beginnen bij, afleiden van de grijze oudheid Repetere ab ultima (extrema, prisca) antiquitate (vetustate), ab heroicis temporibus
Om van het voorhistorisch tijdperk op historisch terrein te komen Ut a fabulis ad facta veniamus
De historische tijd Historicorum fide contestata memoria
Historische juistheid, waarheid Historiae of rerum fides
Iets met historische juistheid verhalen Narrare aliquid ad fidem historiae
Een feit door de geschiedenis bevestigd Res historiae fide comprobata
De onvervalschte waarheid der feiten Incorrupta rerum fides
Zich op het schrijven van geschiedenis gaan toeleggen Ad historiam (scribendam) se conferre of se applicare
Een nauwkeurig geschiedvorscher Homo in historia diligens
In de (Romeinsche) geschiedenis bedreven zijn Memoriam rerum gestarum (rerum Romanarum) tenere
De vaderlandsche geschiedenis (die van andere landen) kennen Domestica (externa) nosse
De tijdrekenkunde, de tijdrekening, tijdbeschrijving, tijdsorde Temporum ratio, descriptio, ordo
Zich aan de tijdsorde houden Temporum ordinem servare
De gebeurtenissen volgens de tijdsorde verhalen Res temporum ordine servato narrare
Zich in de tijdrekening vergissen Temporibus errare
Iets chronologisch of tijdrekenkundig berekenen Ad temporum rationem aliquid revocare
Nauwkeurig zijn in de tijdberekening Diligentem esse in exquirendis temporibus
De aardrijkskunde Terrarum of regionum descriptio (geographia)
De wiskunde Mathematica (ae), geometria (ae), geometrica (orum)
Iets met wiskundige zekerheid besluiten Mathematicorum ratione concludere aliquid
Meetkunstige figuren teekenen Formas (niet figuras!) geometricas describere
Zich aan natuurkundige onderzoekingen wijden Se conferre ad naturae investigationem
De sterrenkunde Astrologia (zuiver Lat. sidera, caelestia)
De sterrenkundige Spectator siderum, rerum caelestium of astrologus
(Bij lateren kreeg astrologus, astrologia de beteekenis van sterrenwichelaar, sterrenwichelarij, en werd astronomia, astronomus voor sterrenkunde, sterrenkundige gekozen. Ter vermijding van dubbelzinnigheid mag dit gebruik gevolgd worden)
15. VOLMAAKTHEID. IDEAAL. KUNST IN HET ALGEMEEN
In hooge mate volmaakt Absolutus et perfectus
In alle opzichten volmaakt Omnibus numeris absolutus
De volmaaktheid bereiken Ad perfectionem, ad summum pervenire
De hoogste volmaaktheid of het ideaal der volmaaktheid Absolutio et perfectio (niet summa perfectio!)
Het ideaal Species optima of eximia, specimen, ook alleen species, forma
Een ideaal hebben Comprehensam quandam animo speciem (alicuius rei) habere
Een ideaal opvatten, scheppen Singularem quandam perfectionis imaginem animo concipere
Het ideaal van een redenaar schetsen, ontwerpen Imaginem perfecti oratoris adumbrare (zie noot bl. 112)
De ideale staat van Plato Civitas optima, perfecta Platonis / Illa civitas Platonis commenticia / Illa civitas, quam Plato finxit
Het kunstwerk, kunststuk Artis opus; opus arte factum of perfectum
Het meesterstuk Opus summo artificio factum / Opus omnibus numeris absolutum
Eene kunst beoefenen Artem exercere
Eene kunst leeren of onderricht daarin geven Artem tradere, docere
Eene kunst uitoefenen of tot beroep hebben, zich voor kunstenaar uitgeven Artem profiteri
Liefhebberij voor de kunst Artium (liberalium) studium, ook alleen studium
De regelen der kunst Artis praecepta of alleen ars
Kunstkenner (Artis, artium) intellegens, peritus (tgst. idiota de leek in de kunst)
Een (bekwaam, oordeelkundig, scherpzinnig) kunstrechter, criticus Existimator (doctus, intellegens, acerrimus)
Voor de vierschaar der critiek verschijnen In existimantium arbitrium venire
Critiek oefenen, critiseeren, beoordeelen Iudicium facere
Smaak hebben Sensum, iudicium habere
Een fijne; zuivere smaak Iudicium subtile, elegans, exquisitum, intellegens
Den smaak vormen, het oordeel scherpen Iudicium acuere
Geen smaak in de kunsten vinden Abhorrere ab artibus (tgst. delectari artibus)
1) De natuur getrouw weergeven, daarnaar teekenen (van den kunstenaar). 2) De natuur getrouw weergeven, daarnaar geteekend zijn (van het kunstwerk) Veritatem imitari
(Veritas beteekent niet alleen waarheid (tgst. mendacium), maar ook werkelijkheid (tgst. opinio, imitatio). Vandaar wordt dikwijls verbonden res et veritas ipsa, natura rerum et ipsa veritas)
Iets naar de natuur teekenen, de natuur weten te treffen Aliquid ad verum exprimere
Een welgetroffen beeld van het leven, eene karakterschildering Morum ac vitae imitatio
Iets is uit het leven gegrepen Aliquid e vita ductum est
16. DICHTKUNST. MUZIEK. SCHILDERKUNST. BEELDHOUWKUNST
Dichten Poëma condere, facere, componere / Versus facere, scribere
Met bezieling dichten Carmina, versus fundere
De dramatische dichtkunst Poësis scaenica
De tooneeldichter Poëta scaenicus
De treurspel-, blijspeldichter Scriptor tragoediarum, comoediarum, ook (poëta) tragicus, comicus
(Tragicus, comicus als adjectiva beteekenen: in het treurspel, blijspel voorkomend, b.v. Orestes tragicus, Orestes in het treurspel, senex comicus, de oude in het blijspel. Een grappenmaker, lachebek heet (homo) ridiculus, comisch, kluchtig ridiculus)
De fabeldichter Scriptor fabularum (niet fabulator, nog minder fabulista!)
In dichterlijke vervoering, verrukking komen Divino quodam instinctu concitari, ferri
Bezield, verrukt Divino quodam spiritu inflatus of tactus
Een gedicht, een vers met de passende gebaren voordragen Carmen, versum agere
Een gedicht luid en nauwkeurig of met uitdrukking voorlezen Carmen recitare (zie noot bl. 192)
Een gedicht voordragen (met uitdrukking in de stem) Carmen pronuntiare (zie noot bl. 192)
Een gedicht zonder kunst, een onbeschaafd, onhebbelijk gedicht Carmen incondītum
Zich aan de dichtkunst wijden Se conferre ad poësis studium
Zich als dichter onderscheiden, als zoodanig uitmunten Poëtica laude florere (zie noot bl. 163)
Iemand bezingen, in verzen verheerlijken Alicuius laudes versibus persequi / Alicuius laudes (virtutes) canere (niet canere aliquem!)
Iemands daden in verzen verheerlijken, verheffen Alicuius res gestas versibus ornare, celebrare
Zooals Homerus zingt Ut ait Homerus (niet canit!)
Dichterlijke rhythmus of klankmaat Numerus poëtice vinctus
Muziek leeren (= zich daarin bekwamen), beoefenen Artem musicam discere, tractare
Instrumentale muziek Nervorum et tibiarum cantus
Vocale en instrumentale muziek Vocum et fidium cantus
Iemand een snareninstrument leeren spelen Docere aliquem fidibus
Een snareninstrument leeren bespelen Fidibus discere
Op de citer spelen Fidibus canere
De snaren der citer tokkelen Pellere nervos in fidibus
Op de fluit blazen Tibias inflare / Tibiis of tibiā canere
Onder begeleiding der fluit zingen Ad tibiam of ad tibicinem canere
Een muzikant (die in het orkest medespeelt) (Homo) symphoniacus
Het orkest, de kapel speelt Symphōnĭa canit
Een virtuoos, meester in de kunst Acroāma
De melodie Modi
Componeeren Modos facere
De maat, de rhythmus Numerus, numeri
De schilderkunst Ars pingendi, pictura
De beeldhouwkunst Ars fingendi
Beelden en schilderijen Signa et tabulae (pictae)
Een beeld uit marmer vervaardigen Simulacrum e marmore facere
Opschriften op standbeelden plaatsen Statuas inscribere
(Statuae wordt niet van de beelden der goden gebruikt, simulacra zoowel van goden als menschen, signa bijna uitsluitend van goden)
17. TOONEEL. SPELEN
De tooneelspeelkunst Ars ludicra
Het tooneelstuk, drama Fabula, ludus scaenicus
Het onderwerp van het stuk Argumentum
Den tooneelspeler oefenen, leiden Fabulam docere (διδάσκειν) (taak van den dichter zelf) (tgst. fabulam discere = een stuk bestudeeren, van den tooneelspeler)
Een stuk spelen, uitvoeren Fabulam agere (van den tooneelspeler)
Een stuk ten tooneele brengen, laten spelen Fabulam edere (van den directeur) / Fabulam dare (van den dichter)
Iemand (een schouwspeler) laten optreden In scaenam producere aliquem
Optreden of op het tooneel treden In scaenam prodire
Wederom optreden In scaenam redire
Van het tooneel aftreden (nadat de rol afgespeeld is) Abire
Het tooneel vaarwelzeggen De scaena decedere
Iets op het tooneel brengen, vertoonen In scaenam aliquid inducere
Het tooneelgezelschap Familia, grex, caterva histrionum
De directeur van het gezelschap Dominus gregis
De schouwburg, de toeschouwers of het publiek Theatrum
(Ook overdrachtelijk: de schouwplaats, de werkkring, b.v. theatrum magnum habet ista provincia)
Een genegen, welwillend publiek hebben Populum facilem, aequum habere
In de handen klappen, bijval schenken Plaudere (niet applaudere!) / Plausum dare (alicui)
Luide bijvalsbetuigingen, toejuichingen (aan de vergadering) ontlokken Clamores (coronae) facere, excitare
Bij iets "da capo" roepen Revocare aliquid
Een stuk uitfluiten Fabulam exigere
Een stuk mishaagt, maakt fiasco Fabula cadit
Een speler, acteur uitfluiten Histrionem exsibilare, explodere, eicere, exigere
Een tooneelist onder het spelen woorden van afkeuring toeroepen Histrioni acclamare
Iemands rol spelen Partes agere alicuius
(Ook figuurlijk van de rol, die iemand in het leven speelt; hetzelfde geldt van partes suscipere, sustinere, dare, tribuere alicui, defendere of tueri (volhouden). Men kan ook persona (eigenlijk masker, momaangezicht) gebruiken, b.v. personam alicuius gerere, ferre, tenere, sustinere iemands rol spelen, hem voorstellen, personam suscipere of inducere, eene rol op zich nemen, personam tueri eene rol volhouden, personam alicni imponere, iemand eene rol laten spelen. Vandaar beteekent persona overdrachtelijk de persoonlijkheid, het eigen karakter van iemand, of concreet een persoon van bepaalden stand of rang. Nooit staat het eenvoudig voor ons woord persoon, wanneer getallen worden opgegeven b.v. drie personen waren aangewezen = tres (homines) aderant)
Voor slaaf spelen Agere servum
Een tooneelist, die de eerste, tweede, derde rol speelt Actor primarum, secundarum, tertiarum partium
Het koor van het treurspel Caterva, chorus
Het koor = de koorzang Carmen chori, canticum
De dialoog of samenspraak Diverbium
De monoloog of alleenspraak Canticum
De spelen in de renbaan, tooneelspelen of tooneelvertooningen Ludi circenses, scaenici
Spelen aanleggen, daartoe aanstalten maken Ludos apparare
Spelen geven, houden, vieren Ludos facere, edere (Iovi)
Spelen hernieuwen, herhalen Ludos instaurare
Een wedstrijd van zwaardvechters geven Munus gladiatorium edere, dare (ook enkel munus edere, dare)
De troep zwaardvechters (die een lanista of schermmeester toebehooren) Familia gladiatoria
(Vandaar familiam ducere figuurlijk: aan het hoofd staan, de voornaamste zijn b.v. in iure civili)
De zwaardvechtersschool Ludus gladiatorius
Bij de zwaardvechtersspelen Gladiatoribus
Sterk bezochte spelen Celebritas ludorum
Prachtig aangelegde spelen Magnificentia ludorum / Ludi apparatissimi
De Olympische, Pythische spelen Ludi Olympia (niet ludi Olympici!), Pythia
In de Olympische spelen de overwinning behalen Olympia vincere (Ὀλύμπια νικᾶν)
Gymnastische spelen Ludi gymnici / Certamina gymnica
In de renbaan loopen Stadium currere
II. Redekunst en Stijlleer
1. DE REDE IN HET ALGEMEEN
De redekunst, rhetorica, leer der welsprekendheid Ars dicendi
De redekunst of de welsprekendheid gaan beoefenen Ad dicendum se conferre.
In de redekunst of in de welsprekendheid onderricht geven Dicendi praecepta tradere
De leeraar der redekunst of der welsprekendheid Rhetor, dicendi magister
Het redenaarstalent Facultas dicendi
Een geboren redenaar zijn Natum, factum esse ad dicendum
Veel gemak hebben van spreken, een geoefend spreker zijn Facilem et expeditum esse ad dicendum
Ongeoefend zijn in het spreken Insolentem (tgst. exercitatum) esse in dicendo
Welbespraakt of wel ter tale zijn Disertum esse
In den waren zin redenaar zijn, welsprekend zijn Eloquentem esse
Een groot redenaar zijn Eloquentia valere / Dicendi arte florere
Zich als redenaar onderscheiden Eloquentiae laude florere
De zeggingskracht Vis dicendi
Een machtig redenaar zijn Multum dicendo valere, posse
De grootste, voornaamste redenaar zijn Eloquentiae principatum tenere / Primum of principem inter oratores locum obtinere
Eene redevoering opstellen, maken Orationem conficere
Zich tot eene redevoering voorbereiden Orationem commentari
Eene goed doordachte, bestudeerde redevoering Oratio meditata
Voor de vuist of onvoorbereid spreken Subito, ex tempore (tgst. ex praeparato) dicere
Eene voor de vuist uitgesproken redevoering Oratio subita
Eene doorloopende rede (door vragen en antwoorden niet afgebroken) Oratio perpetua
Eene zorgvuldig bewerkte redevoering Oratio accurata
(Accuratus wordt slechts van zaken, niet van personen gebruikt)
Eene goed geschikte redevoering Oratio composita
De heftige, hartstochtelijke, bezielde rede ; de heftige, bezielde toon Contentio (tgst. sermo)
Met grooten rijkdom van woorden en gedachten spreken Copiose dicere
Sierlijk spreken Ornate dicere
Vrijmoedig spreken Libere dicere
Rechtuit, openhartig spreken Plane, aperte dicere
Met duidelijke, uitdrukkelijke woorden iets zeggen Perspicue, diserte dicere
Zonder omhaal van woorden, kort en bondig spreken Missis ambagibus dicere
Met overredingskracht spreken Accommodate ad persuadendum dicere
Gaan (= zich gereed maken, beginnen) spreken, als redenaar optreden Aggredi ad dicendum
(Surgere ad dicendum kan slechts hij, die inderdaad gezeten is)
In de volksvergadering als redenaar optreden Verba facere apud populum, in contione
(Dicere apud populum, milites enz., wanneer het volk enz. officieel, coram populo enz., wanneer het toevallig vergaderd is)
Het redenaarsgestoelte beklimmen In contionem (in rostra) ascendere of escendere
Eene redevoering houden Orationem habere
Beginnen te spreken Initium dicendi facere
Eindigen met spreken Finem dicendi facere
1) De redevoering besluiten of de slotrede houden (van het laatste gedeelte der redevoering), 2) het laatste pleidooi, de laatste redevoering houden (in een proces waarin verscheidene sprekers zijn opgetreden) Perorare
Indruk maken op de toehoorders, hen in geestdrift brengen Animos audientium permovere, inflammare
Boeien Animos tenere
Zich gehoor verschaffen of maken, dat men aandachtig luistert Audientiam sibi (orationi) facere
Strijdvaardig zijn Lingua promptum esse
Vaardigheid in het antwoorden Celeritas in respondendo
Goede longen hebben Bonis lateribus esse
2. STIJL. BEHANDELING. UITDRUKKING
De stijl Genus dicendi (scribendi); oratio
(Niet stilus = de schrijfstift der ouden (vandaar stilum vertere = het geschrevene uitstrijken); overdrachtelijk beteekent het 1) het schrijven, het stellen b.v. stilus optimus est et praestantissimus dicendi effector et magister het schrijven is de beste oefening voor den redenaar, 2) de pen of het eigenaardige karakter van den stijl eens schrijvers, dus de stijl hem alleen eigen)
De verhevene, gematigde, eenvoudige stijl Genus dicendi grave of grande, medium, tenue
(Naar den inhoud behooren de redevoeringen tot het genus deliberativunn (συμβουλευτικόν), tot het genus iudiciale (δικανικόν) of tot het genus demonstrativum (ἐπιδεικτικόν)
Een vloeiende stijl Fusum orationis genus
Een ruwe, onbeschaafde stijl Incondĭtum dicendi genus
Een gezwollen, hoogdravende stijl Inflatum orationis genus / Oratio altius exaggerata
De verheffing, de hooge vlucht der taal Elatio atque altitudo orationis
Zich verheffen, hooger stijgen, eene hoogere vlucht nemen (vooral van dichters en redenaars) Exsurgere altius of incitatius ferri
1) In weidsche taal, plechtig spreken, 2) in opgesmukte, pronkende taal spreken Magnifice loqui
Een gemakkelijke, vloeiende stijl Expedita et facile currens oratio
Een gelijkmatige stijl Oratio aequabiliter fluens
De breed ontwikkelde rede Flumen orationis
(Daarentegen oratio fluit 1) de taal is zonder kernachtigheid, 2) zonder welluidendheid)
De eenvoudige stijl Siccitas, sanitas orationis / Verborum tenuitas, oratio subtilis
De dorre, droge stijl Oratio exilis, ieiuna, arida, exsanguis
Sierlijke stijl Ornatus orationis, verborum
Bevallige, smaakvolle stijl Elegantia orationis
Zuivere; keurige stijl Oratio pura, pura et emendata
De zuiverheid van stijl Integritas, sinceritas orationis (niet puritas!)
Ongekuischte stijl Oratio inquinata (niet impura!)
De redevoeringen van Cato klinken ouderwets Orationes Catonis antiquitatem redolent
Het proza Oratio soluta (niet prosa!) of alleen oratio
De stijl heeft welluidendheid Oratio numerose cadit
Den stijl welluidendheid geven Numeris orationem astringere, vincire
Schitterende sieraden, bloemen in den stijl Lumina, flores dicendi
Zijne gedachten ontvouwen, blootleggen Sententias (verbis) explicare, aperire (zie bl. 113)
Diepe gedachten Sententiae reconditae et exquisitae
De groote rijkdom van den stijl Ubertas (niet divitiae!) et copia orationis
Rijkdom van gedachten Crebritas of copia (tgst. inopia) sententiarum of alleen copia
Rijk aan gedachten Sententiis abundans of creber (tgst. sententiis inanis)
(Niet dives, dat door Cicero bijna nooit overdrachtelijk en anders dan van personen gebruikt wordt)
Eene vluchtige schets van iets leveren, iets in losse hoofdtrekken voorstellen, teekenen Adumbrare aliquid (zie bl. 112 noot)
Iets levendig, aanschouwelijk voorstellen Exprimere aliquid verbis of oratione (zie bl. 112 noot)
Iets schriftelijk of mondelijk uiteenzetten, behandelen Exponere aliquid of de aliqua re
De samenhang Sententiae inter se nexae / Perpetuitas verborum / Contextus orationis (niet nexus sententiarum!)
Het verband der gedachten Ratio sententiarum / Ratio, qua sententiae inter se excipiunt
Eene levensbeschrijving van iemand geven, zijn levensloop beschrijven Vitam alicuius exponere (niet curriculum vitae!)
Iemands leven schilderen of schilderachtig beschrijven Vitam alicuius depingere
Eene beschrijving van iemands karakter geven De ingenio moribusque alicuius exponere
Iets met de levendigste kleuren, met sprekende verven schilderen, afschilderen Summo colore aliquid illustrare
Iets levendig voor oogen stellen, een tafereel van iets ophangen Ante oculos ponere aliquid
Iets zoo levendig voor oogen stellen, dat men het als 't ware ziet gebeuren Oculis of sub oculos, sub aspectum subicere aliquid
De veraanschouwelijking, het aanschouwelijk tafereel Rerum sub aspectum paene subiectio
Iets dramatisch behandelen Sic exponere aliquid, quasi agatur res (non quasi narretur)
Iemand sprekende invoeren Aliquem disputantem facere, inducere, fingere (est aliquis apud aliquem disputans)
Een overzicht van iets geven In uno conspectu ponere aliquid / Sub unum aspectum subicere aliquid
Een beknopt overzicht van iets geven In brevi conspectu ponere aliquid
Een algemeen overzicht of een overzicht van het geheel hebben Uno conspectu videre aliquid
Iets even aanroeren, in het voorbijgaan of terloops gewag van iets maken Breviter, leviter, strictim (niet obiter!) tangere, attingere aliquid / Breviter, leviter, celeriter perstringere aliquid / In transitu, quasi praeteriens attingere aliquid
Slechts de hoofdpunten aanroeren, beknopt behandelen Res summas attingere / Summatim aliquid exponere
Iets wijdloopig, langdradig behandelen, over iets uitweiden Multa verba facere / Multum, nimium esse (in aliqua re)
Nader in bijzonderheden treden, uitvoeriger behandelen Pluribus verbis, copiosius explicare, persequi aliquid
(Zoo wordt persequi meermalen gebruikt in den zin van: iets mondeling of schriftelijk nauwkeurig behandelen, beschrijven b.v. alicuius vitam, alicuius laudes versibus, res Hannibalis)
Uitvoeriger over iets spreken Fusius, uberius, copiosius disputare, dicere de aliqua re
Iets kort, met weinige woorden behandelen Breviter, paucis (niet paucis verbis!) explicare aliquid / Rem paucis absolvere
De stijl komt met de zaken overeen, de taal beantwoordt aan de stof Rebus ipsis par est oratio / Rebus verba respondent
Ik heb mijn geheelen voorraad van voorbeelden uitgeput, al de voorbeelden, die ik ken, heb ik gebruikt Copiam quam potui exemplorum persecutus sum
Niet alles uitvoerig kunnen behandelen Verbis non omnia exsequi posse
Iets op het tapijt, ter tafel, te berde, ter sprake brengen In medium proferre aliquid
Iets stilzwijgend voorbijgaan Praetermittere (niet silentio praetermittere!), silentio praeterire aliquid
Op iemand, op iets zinspelen Significare aliquem of aliquid (niet alludere!) / Significatione appellare aliquem / Describere aliquem
Iets even aanduiden Leviter significare aliquid
De geheele toedracht der zaak verhalen Ordine narrare, quomodo res gesta sit
Iets in sierlijke taal uitdrukken Dicendo ornare aliquid
Iets met de sieraden, waarover de redenaar, de treurspeldichter beschikt, opsmukken of eene oratorische, tragische kleur aan iets geven Rhetorice, tragice ornare aliquid
Episode Digressio, egressio / Quod ornandi causa additum est
Iets in de rede inlasschen Includere in orationem aliquid / Inserere orationi aliquid / Interponere aliquid
Iets (met woorden) verheffen of opluisteren Dicendo augere, amplificare aliquid (tgst. dicendo extenuare aliquid)
Iets overdrijven, grooter maken dan het is In maius ferre, in maius extollere aliquid
Zich aan eene uitweiding toegeven of buiten zijn onderwerp uitweiden (met opzet), van zijn onderwerp afdwalen (ongemerkt) Digredi (a proposito)
De voorliefde voor, de vooringenomenheid met iets heeft mij te ver gevoerd Studio alicuius rei provectus sum
Hoog(er) opklimmen of ophalen Longe (ius), alte (ius), repetere (ab aliqua re)
Eene rede, die de zaken van hooger ophaalt, tot de beginselen der zaken opklimt Oratio longius repetita
Dicht bij de taal van het dagelijksche leven komen Accedere ad cotidiani sermonis genus
Zich populair uitdrukken (zie bl. 111) Ad vulgarem sensum of ad communem opinionem orationem accommodare
3. VOORDRACHT. STEM
De voordracht (met gebaren) Actio
De kunstmatige voordracht, de declamatie (met betrekking tot de stem) Pronuntiatio c. Gen. (zie bl. 182)
(Niet declamatie = voordracht in de scholen der rhetors tot oefening in de welsprekendheid. Zoo ook pronuntiare aliquid = iets volgens de regels der kunst voordragen, maar declamare = zich in de voordracht oefenen)
De voordracht is, gaat eenigszins gebrekkig Actio paulum claudicat
(Claudicare wordt meermalen figuurlijk gebruikt = op losse schroeven staan, geen steek houden, b.v. amicitia claudicat, aliquid in oratione claudicat)
Geen woorden of ook nauwelijks iets kunnen uitbrengen, stamelen (uit onwetendheid of van verlegenheid) Haerere, haesitare
Door vrees bevangen worden Perturbari, commoveri
Eene redevoering van het papier lezen De scripto orationem habere, dicere (tgst. sine scripto, ex memoria)
(Daarentegen eene redevoering voor zich zelven lezen, of ook aan anderen enkel voorlezen orationem legere, luid en nauwkeurig lezen recitare)
Iemand in de rede vallen Interpellare aliquem (dicentem)
Eene luide, heldere stem Vox magna, clara
Eene zware, hooge stem Vox gravis, acuta
Eene welluidende stem Vox canōra
Eene zachte of halfluide, doffe of gesmoorde stem Vox lenis (tgst. acer clamor), suppressa, summissa
De stem laten hooren, geluid geven of uitbrengen Vocem mittere (sonitum reddere van zaken)
De stem laten dalen Vocem summittere
De verheffing, daling der stem Contentio, remissio vocis
De smart beneemt de stem Dolor intercludit vocem
Geen woord kwam over zijne lippen Nulla vox est ab eo audita
Hard, luid roepen Magna voce clamare
Een geschreeuw aanheffen Clamorem tollere
Gebaren maken Gestum (altijd in sing.) agere
4. STOF. ONDERWERP
Ik heb geen stof om te schrijven, ik heb niets te schrijven Non habeo argumentum scribendi / Deest mihi argumentum ad scribendum / Non habeo, non est quod scribam
Ik heb stof genoeg Res (tgst. verba) mihi suppetit
De stof groeit onder mijne handen aan Materia mihi crescit
De stof in orde schikken en verdeelen Res componere ac digerere
De schikking der stof Dispositio rerum
Eene zeer rijke stof Materia rerum et copia uberrima / Infinita et immensa materia
Die dood biedt eene stof aan, die schitterend kan bewerkt worden Mors illa materiem ad ornatum praebet
Het onderwerp, dat men wil bespreken, het thema Id quod (alicui) propositum est / Res proposita / Institutum of id quod aliquis instituit
Het punt van onderzoek Id quod quaerimus (quaeritur)
Van het punt van onderzoek, van den tekst afdwalen, van het onderwerp afwijken A proposito aberrare, declinare, deflectere
Tot het onderwerp terugkeeren Ad propositum reverti, redire
Doch keeren wij terug tot het onderwerp, waarvan wij zijn afgedwaald, doch keeren wij tot ons onderwerp terug Sed ad id, unde digressi sumus, revertamur / Verum ad id, unde digressa est oratio, revertamur / Sed redeat, unde aberravit oratio
Ik heb mij tot taak gesteld te... Mihi propositum est c. Inf. (niet mihi proposui c. Inf.!)
Een thema, onderwerp aangeven, bepalen Ponere
Iemand een punt, een onderwerp ter behandeling, ter bespreking aangeven, bepalen Ponere alicui, de quo disputet
Zich een onderwerp ter bespreking laten aangeven, voorleggen Ponere iubere, qua de re quis audire velit
5. VRAAG. ANTWOORD
Eene vraag opperen, stellen, voorstellen, opwerpen Quaestionem ponere, proponere
Zich eene vraag laten voorleggen Quaestionem poscere
Hier ontstaat de vraag Hoc loco existit quaestio, quaeritur
Thans is het de vraag Nunc id quaeritur, agitur
De zaak in quaestie, de vraag, die behandeld wordt Res, de qua nunc quaerimus, quaeritur
Het is een gewichtig, moeilijk vraagstuk Magna quaestio est (met afhankelijke vraag)
De vraag is bij mij opgekomen, gerezen Quaerendum esse mihi visum est
Eene vraag oplossen Quaestionem solvere
De vraag is afgehandeld of tot eene beslissing gebracht Quaestio ad exitum venit
Vragen beantwoorden Ad interrogata respondere
(Men zegt respondere ad aliquid of alicui rei, doch immer alicui; dicere alicui (niet ad aliquem!) tot, aan iemand zeggen; scribere ad aliquem (min gewoon alicui) aan iemand schrijven
Op iemands goed, behendig gestelde vragen antwoorden Bene interroganti respondere
Iemand geen antwoord schuldig blijven of geene vraag onbeantwoord laten Percontanti non deesse
Een antwoord van iemand krijgen, ontvangen Responsum ab aliquo ferre, auferre
In dezen zin antwoorden, antwoord geven Respondere in hanc sententiam (zie bl. 162 noot 1)
6. SCHERTS. GEESTIGHEID. VROOLIJKHEID. ERNST
Schertsen Ioco uti
Dit heb ik schertsenderwijs, voor de aardigheid gezegd Haec iocatus sum, per iocum dixi
Altijd geneigd zijn tot schertsen Animo prompto esse ad iocandum
Scherts ter zijde Extra iocum, remoto ioco
Zich aardig, geestig uitdrukken Facete dicere
Aardig zijn, geestige invallen hebben Facetiis uti, facetum esse
Juist ter snee iets aardigs, geestigs zeggen Facete et commode aliquid dicere
Een kort snedig gezegde Breviter et commode dictum
Eene aardigheid, geestigheid, een kwinkslag Facete dictum
Eene gezochte aardigheid, geestigheid Arcessitum dictum
Ten koste van iemand geestig zijn, eene geestigheid op iemand zeggen Dicta dicere in aliquem
Geestigheden door de rede weven, er invlechten Aspergere sales orationi
Een geestig, aardig, koddig man (Homo) ridiculus
Fijne, geestige scherts; humor Lepos in iocando
In vroolijke, opgeruimde, prettige stemming zijn Iucunde esse
Zich aan de vroolijkheid overgeven Se dare iucunditati
Lief en leed met iemand deelen Ioca atque seria cum aliquo agere
In ernst zeggen Serio dicere
Ernst toonen Severitatem adhibere
Zeggen, doen wat geen pas geeft; geen tact hebben Ineptum esse
Al te stipt zien, te nauwziend zijn, te veel op de fijne puntjes letten Nimium diligentem esse
III. De Staat.
I. STAATSREGELING. BESTUUR. STAATSLEVEN
De staatsregeling Forma rei publicae / Descriptio civitatis / Instituta et leges
Den staat regelen, eene staatsregeling invoeren Rem publicam. constituere / Rem publicam legibus et institutis temperare / Civitati leges, iudicia, iura describere
("Constituere rem publicam dicuntur, qui legibus aliisque rationibus malis rei publicae ingravescentibus medentur." Ernesti clav. Cic. Vgl. tres viri rei publicae constituendae)
Eene eigene wetgeving, staatsregeling hebben Suis legibus uti
Geen staatsregeling hebben Nullam habere rem publicam
De voormalige staatsregeling weder invoeren, den staat weder op den ouden voet regelen Rem publicam in pristĭnum statum restituere
Ten tijde der beste staatsregeling Optima rei publica
De republiek Libera res publica
Den staat besturen, regeeren Rem publicam gerere, administrare, regere
De teugels der regeering in handen hebben, het bewind voeren Rei publicae praeesse
Aan het roer van den staat zitten, het roer van staat in handen hebben Ad gubernacula (fig. slechts in plur.) rei publicae sedere / Clavum rei publicae tenere
De eerste man in den staat zijn Principem civitatis esse
Den eersten rang in den staat bekleeden Principem in re publica locum obtinere
Staatszaken, aangelegenheden van staat Negotia publica
Het werkzame leven van een staatsman Vita occupata
Zich aan den dienst van den staat verbinden, de staatkundige loopbaan gaan beginnen Accedere, se conferre ad rem publicam / Rem publicam capessere
In aangelegenheden van staat werkzaam zijn, een staatsambt waarnemen In re publica of in rebus publicis versari
Den staat zijne hulp, zijne diensten onttrekken Rei publicae deesse (tgst. adesse)
Zich aan de staatszaken onttrekken of de staatkundige loopbaan vaarwelzeggen A negotiis publicis se removere / A re publica recedere
Tot het ambteloos leven terugkeeren, stil gaan leven In otium se referre
Het ambteloos leven Vita privata
Vermijden zich in het openbaar te vertoonen Publico carere, forum ac lucem fugere
Den staat beveiligen, voor den val behoeden (eig. = bestendigen) Rem publicam tueri, stabilire
De staat,het gemeenebest houdt zich nog staande (tgst. is niet meer) Res publica stat (tgst. iacet)
Den staat groot, sterk maken Rem publicam augere, amplificare
Het welzijn van den staat bevorderen Saluti rei publicae non deesse
Om redenen van staat, om politieke redenen Rei publicae causa
Tot voordeel, in het belang van den staat E re publica (tgst. contra remp.)
Het staatsbelang Commoda publica of rei publicae rationes
Het staatsbelang bevorderen Rei publicae rationibus of alleen rei publicae consulere
Iets uit een staatkundig oogpunt, van staatkundig standpunt beschouwen Ad rei publicae rationes aliquid referre
Al zijne gedachten en zorgen aan den staat wijden In rem publicam omni cogitatione curaque incumbere / Omnes curas et cogitationes in rem publicam conferre
Al zijne zorgen aan het welzijn van den staat wijden Omnes curas in rei publicae salute defigere
Al zijne ziels- en lichaamskrachten aan het welzijn van den staat wijden Totum et animo et corpore in salutem rei publicae se conferre
Het heil van den staat willen Bene, optime sentire de re publica / Omnia de re publica praeclara atque egregia sentire
De bestuurder, het hoofd van den staat Rector civitatis
Staatkundigen, staatslieden Viri rerum civilium, rei publicae gerendae periti of viri in re publica prudentes / Auctores consilii publici / Principes rem publicam administrantes of enkel principes
Staatkunde, politiek inzicht Prudentia (civilis)
Een ervaren staatkundige Homo in re publica exercitatus
Een scherperen, dieperen blik in de staatkunde hebben Plus in re publica videre
De komende politieke gebeurtenissen ver vooruit zien Longe prospicere futuros casus rei publicae
De strekking van iemands staatkunde, van zijn staatkundig stelsel is te... Alicuius in re publica of capessendae rei publicae consilia eo spectant ut...
Uit de staatkundige werkzaamheid verwijderd, daarvan beroofd Rei publicae muneribus orbatus
2. BURGERRECHT. STAND
Iemand het burgerrecht schenken Civitate donare aliquem
Onder de burgers opnemen In civitatem recipere, ascribere, asciscere aliquem
Iemand het burgerrecht verleenen Civitatem alicui dare, tribuere, impertire
Burger van een anderen staat worden Civitatem mutare
Van ouden, grijzen adel zijn Generis antiquitate florere
Een vriend van den adel zijn Nobilitati favere / Nobilitatis fautorem, studiosum esse
Iemand van jongen, nieuwen adel (uit een geslacht, waarvan niemand voor hem een curulisch ambt d.i. het consulaat, de praetuur, censuur, dictatuur enz. bekleed heeft) Homo novus
1) De rang van senator; 2) de senaat (= de gezamenlijke senatoren, als een afzonderlijken stand uitmakende, in tegenstelling van andere standen) Ordo senatorius (amplissimus)
De ridderstand Ordo equester (splendidissimus)
Van zeer voornamen stand of afkomst Summo loco natus
Van adellijke, voorname, aanzienlijke geboorte Nobili, honesto, illustri loco of genere natus
Van geringe of lage geboorte, afkomst Humili, obscuro loco natus / Humilibus (obscuris) parentibus natus
Uit den laagsten stand Infimo loco natus
Uit den ridderstand Equestri loco natus of ortus
De aanzienlijksten en de geringsten Summi (et) infimi
Lieden van elken stand Homines omnis generis
Lieden van elken stand en ouderdom Homines omnium ordinum et aetatum
Een man uit het volk, gering man Homo plebeius, de plebe
Zich onder het plebs laten opnemen Traduci ad plebem
De overgang (uit den patricischen) tot den plebejischer stand Transitio ad plebem
Een uit den grooten hoop Unus de of e multis
De heffe des volks, het grauw Faex populi, plebis
De allerlaagste stand is die der slaven Infima fortuna of condicio servorum est
3. WAARDIGHEID. EERAMBTEN. VOORRANG (Zie ook bl. 61 n°. 17)
Zijne waardigheid bewaren, ophouden, handhaven Dignitatem suam tueri, defendere, retinere, obtinere
Voor zijne waardigheid zorgen Dignitati suae servire, consulere
Iemand tot de hoogste waardigheid verheffen Aliquem ad summam dignitatem perducere
Den eersten, tweeden rang in den staat bekleeden Principem (primum), secundum locum dignitatis obtinere
Een zeer hoogen rang in den staat bekleeden In altissimo dignitatis gradu collocatum, locatum, positum esse
(Zoo wordt gradus dikwijls overdrachtelijk gebruikt, b.v. gradus honoris, gloriae, aetatis enz., en wordt ook met de werkwoorden verbonden, die in het beeld van trap, ladder passen, als ascendere, efferri, collocari, consequi, pervenire, praecipitari enz. Nochtans noemt men den hoogsten trap (= het toppunt) van aanzien slechts summa auctoritas)
Iemand van den hoogen trap zijner waardigheid nederstorten Aliquem ex altissimo dignitatis gradu praecipitare
1) Iemand uit zijne stelling verdringen, werpen (in de krijgskunde); 2) iemand uit zijne waardigheid, aanzienlijke betrekking verdringen Aliquem de (dignitatis) gradu demovere (zie bl. 138 noot 1) / Aliquem gradu movere, depellere of de gradu (statu) deicere
Tot een (hoogenen) rang, waardigheid opklimmen (Altiorem) dignitatis gradum ascendere
Tot eerambten, eereposten opklimmen Ad honores ascendere
De hoogste eerambten, waardigheden verwerven, verkrijgen, het zoover brengen Amplissimos honorum gradus assequi, adipisci
Tot de hoogste eerambten geraken Ad summos honores pervenire
Iemand die alle waardigheden (tot en met het consulaat) doorloopen heeft Vir defunctus honoribus
Den hoogsten rang, de hoogste plaats bekleeden Principatum tenere, obtinere
Den voorrang of eersten rang aan iemand geven Principatum alicui of ad aliquem deferre
Met iemand om den eersten rang strijden Contendere cum aliquo de principatu
Den voorrang of eersten rang (b.v. in wijsheid) aan iemand toekennen Primas (of is er van tweeën spraak priores) (b.v. sapientiae) alicui deferre, tribuere, concedere
4. VERGADERINGEN. STEMMING
Eene volksvergadering bijeenroepen, beroepen, beleggen Convocare populi consilium en populum ad concilium / Contionem advocare
Een voorstel aan het volk doen, aan zijne beslissing onderwerpen (van den magistraat) Agere cum populo
Eene vergadering aanzeggen, houden, sluiten Concilium indicere, habere, dimittere
Volksvergaderingen houden Comitia habere
(Concilium populi = eene volksvergadering in het algemeen; contio = eene vergadering om het voorstel (wetsontwerp enz.) van den magistraat te hooren, zonder daarover te beslissen; de redevoeringen, voor of tegen het voorstel gehouden, zijn contiones; comitia = de vergadering van het geheele Romeinsche volk, om door hunne stem of over eene wet te beslissen, of de magistraten te kiezen, of over eene hoofdmisdaad het oordeel uit te spreken)
Vergaderingen tot het kiezen der magistraten Comitia magistratibus creandis
Ter verkiezing vergaderen of samenkomen Comitiis (Abl.) convenire
In de kiesvergadering tot consul gekozen worden Comitiis consulem creari
Zijne stem uitbrengen (in de volksvergadering) Suffragium ferre (zie bl. 113 noot 3 over sententiam dicere)
De beslissing eener zaak aan de kiezers overlaten Multitudinis suffragiis rem permittere
5. WET. WETSVOORSTEL
Een wetsontwerp (gedurende drie marktdagen aanslaan (om het voorloopig aan het volk bekend
te maken) Legem promulgare
(Trinum nundinum sc. tempus (van novem en dies) = 17 dagen lang
Het wetsvoorstel aan het volk doen, om... Legem ferre of enkel ferre AD populum, ut...
Voor de wet spreken, haar aanbevelen Legem suadere (tgst. dissuadere)
De meening, beslissing van het volk over een wetsvoorstel (officieel) vragen Legem rogare of rogare populum
Eene wet doorkrijgen (van den magistraat) Legem perferre
Eene wet gaat door Lex perfertur
Een wetsontwerp verwerpen, niet aannemen Legem antiquare (tgst. accipere, iubere)
Voor eene wet stemmen Legem sciscere
Een wetsontwerp goedkeuren of aannemen (van het volk) Legem iubere
Aan eene wet verbindende kracht geven, ze bekrachtigen (van volk en senaat) Legem sancire
Iets door eene wet bepalen, vaststellen Lege sancire aliquid
Eene (bestaande) wet door eene nieuwe geheel afschaffen Legem abrogare
(Legi of de lege derogare eene wet gedeeltelijk opheffen; legem obrogare, eene wet stilzwijgend geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen, door eene andere wet aan te nemen, die met de eerste in strijd is; multarn, poenam alicui irrogare iemand met goedkeuring van het volk eene geldboete opleggen; pecuniam erogare met goedkeuring van het volk geld uitgeven (ex aerario in classern))
Eene wet opheffen Legem tollere
Tegen een wetsvoorstel opkomen, zich verzetten (van het veto der volkstribunen) Legi intercedere
Eene wet aan het volk bekendmaken Legem proponere in publicum
Een edict openlijk bekendmaken, afkondigen Edictum proponere
Eene wet in de metalen tafels griffelen Legem in aes incīdere
Eene wet is geldig Lex rata est (tgst. irrita)
Eene wet geldig verklaren Legem ratam esse iubere
Eene wet overtreden A lege discedere
Zonder de wetten te schenden Salvis legibus (zie bl. 153 noot)
De wet beveelt, verbiedt (uitdrukkelijk) Lex iubet, vetat (dilucide, planissime)
(Zoo wordt lex dikwijls met werkwoorden verbonden, die aan menschelijke handelingen ontleend zijn)
Er staat in de wet, de wet zegt In lege scriptum est of enkel est
Wetten maken, geven (aan het Romeinsche volk) Leges scribere, condere, constituere (niet dare!)
(Leges dare doet de overheidspersoon (veldheer enz.) krachtens zijn ambt)
De wetgever Legum scriptor, conditor, inventor / Qui leges scribit (niet legum lator!)
Getrouwheid aan de wet zweren In legem iurare
Door eene wet gebonden zijn Lege teneri
Onder beding of voorwaarde, bij de wet bepaald, van... Ea lege, ut...
Iets is tegen de wet Aliquid contra legem est
Wetten, verordeningen of bepalingen der magistraten ongeldig verklaren Acta rescindere, dissolvere
6. VOLKSGUNST. INVLOED. IMPOPULARITEIT (Zie ook bl. 57)
De volksgunst Populi favor, gratia popularis / Aura popularis
(In zoover zij ongestadig is, licht gewonnen en licht verbeurd wordt. Oorspronkelijk is aura de zacht waaiende wind)
Op de gunst van het volk jacht maken, ze najagen Auram popularem captare
Naar de volksgunst streven, zich bij het volk trachten bemind te maken Gratiam populi quaerere
Naar de gunst van het volk streven Ventum popularem quendam (in aliqua re) quaerere
(zie noot bij volksgunst)
Bemind, invloedrijk zijn Gratiosum esse (tgst. invisum esse)
Politieke invloed Opes
Veel invloed hebben Opibus, gratia, auctoritate valere, florere
Invloed verkrijgen, verwerven Opes, gratiam, potentiam consequi
Bij, op iemand invloed krijgen Gratiam inire apud aliquem, ab aliquo
Iemands invloed verzwakken Gratiam, opes alicuius imminuere (tgst. augere)
Zich verheffen of vooruitkomen door den val van iemand Crescere ex aliquo
Geen politieke macht of politieken invloed hebben, eene nul in het cijfer zijn Iacēre (zie bl. 163 noot)
De openbare meening Existimatio populi, hominum
Om de openbare meening veel geven Multum communi hominum opinioni tribuere
Impopulariteit of het niet gezien zijn bij het volk Invidia
Ongunst bij het volk Offensio populi, popularis / Offensa populi voluntas
De haat tegen den dictator Invidia dictatoria
Zich de impopulariteit van iemand ten nutte maken, om zich populair of bemind te maken Ex invidia alicuius auram popularem petere
7. PARTIJ. ONZIJDIGHEID. POLITIEK. ARISTOCRATIE. DEMOCRATIE
De partij Partes (meestal van het volk / Factio (van de grooten)
Partijgeest, partijzucht Partium studium, ook enkel studia
Vol partijzucht zijn Partium studiosum esse
Strijd der partijen Certamen partium
Twist der partijen Contentio partium
Door partijschappen verdeeld, verscheurd zijn Partium studiis divisum esse
Politieke medestander Consiliorum in re publica socius
Iemands partij kiezen, zich bij iemands partij aansluiten Alicuius partes (causam) of alleen aliquem sequi
Iemands partij voorstaan Alicuius partibus studere
Aan iemands zijde staan of tot zijne partij behooren Ab (cum) aliquo stare (niet ab alicuius partibus!)
Iemands aanhanger zijn Alicuius studiosum esse
Het met iemand houden of zijne partij houden Cum aliquo facere
Onzijdig, neutraal zijn Nullius, of neutrius (van twee partijen) partis esse / In neutris partibus esse / Neutram partem sequi / Medium esse
Onzijdig blijven Medium se gerere
Dezelfde politieke meeningen, inzichten hebben Idem de re publica sentire
(Daar het Latijn geen bijvoegelijk naamw. voor POLITIEK heeft, moet het met res publica of met civilis omschreven worden. (Zie bl. 198))
Een andere politieke meening toegedaan zijn Ab aliquo in re publica dissentire
Ingevolge verschil van politieke meening Ex rei publicae dissensione
Zich in twee partijen splitsen In duas partes discedere
Zich met hartstocht aan de politiek toewijden Studio ad rem publicam ferri
Zich op de woelige baren van het staatsleven wagen Se civilibus fluctibus committere
Monarchie of alleenheerschappij Imperium singulare, unius dominatus, regium imperium
Aristocratie of adelregeering Optimatium dominatus
Een staat, die de adelregeering, aristocratie tot regeeringsvorm heeft Civitas, quae optimatium arbitrio regitur
De aristocratische (= de conservatieve of behoudende) partij Boni cives, optimi, optimates, ook enkel boni (tgst. improbi); illi, qui optimatium causam agunt
De hooggeplaatste, aanzienlijkste mannen, de grooten Principes of primores
De adel (als stand in de maatschappij) Nobiles; nobilitas; qui nobilitate generis excellunt
Adeltrots (van de patriciërs) Spiritus patricii
De democraat Homo popularis
Een ware volksvriend, een echte volksman Homo vere popularis
Een leider der volkspartij Homo florens in populari ratione
De democratie Imperium populi of populare, civitas of res publica popularis
De zaak van het volk, democratische beginselen verdedigen Causam popularem suscipere of defendere
Zich de zaak van het volk aantrekken, haar verdedigen Populi causam agere
Een (groot) vaderlander zijn Patriae amantem (amantissimum) esse
Wereldburger, cosmopoliet Mundanus, mundi civis et incola
8. DEMAGOGIE. OMWENTELING. OPSTAND. REGEERINGLOOSHEID.
Demagoog of volksleider, volksmenner Plebis dux, vulgi turbator, civis turbulentus, civis rerurn novarum cupidus
De vertooning door iemand gemaakt, om aan het volk te behagen Iactatio popularis
De oproerige volksbeweging Concitatio popularis
De kunstgrepen der volksmenners Artes populares
Als een demagoog te werk gaan (door het volk te vleien of door oproer te verwekken) Populariter agere
Verregaande wederspannigheid Abrupta confumacia (test. deforme obsequium slaafschheid)
Revolutie, staatsomwenteling Conversio rerum publicarum
Revolutionnairen of omwentelingsgezinden, oproerigen Homines seditiosi, turbulenti of novarum rerum cupidi
Oproerig gezind, omwentelingsgezind zijn Novis rebus studere / Novarum rerum cupidum esse
Het op de omverwerping der bestaande orde toeleggen Novas res moliri
Omwentelingsplannen koesteren Contra rem publicam sentire
Eene daad bedrijven, die gevaarlijk is voor den staat Aliquid contra rem publicam facere
Verklaren, dat hoogverraad gepleegd is (van den senaat) Aliquid contra rem publicam factum esse decernere
Den staat afvallig, ontrouw worden A re publica deficere
Het lage volk opruien, ophitsen Plebem concitare, sollicitare
Een oproer stichten, verwekken Seditionem facere, concitare
Een oproer breekt uit Seditio erumpit
(Maar de oorlog breekt uit, de toorn barst los = bellum, ira exardescit)
Samenzweren Coniurare (inter se) ut of de c. Gerund. / Coniurationem facere
Een komplot smeden Conspirare cum aliquo (contra aliquem)
Het staatsgebouw aan het wankelen brengen Rem publicam labefactare
Den staat in beroering brengen Rem publicam perturbare
Den staat op zijne grondslagen schokken, den welstand van den staat in gevaar brengen Statum rei publicae convellere
In den staat onrust stoken, hem teisteren Rem publicam vexare
Den staat, (de staatsregeling) geheel omverwerpen Rem publicam funditus evertere
De geheele staatsregeling onderstboven werpen, omkeeren Omnes leges confundere
Alles in de schromelijkste ver warring brengen Omnia turbare ac miscere
Algemeene wanorde, regeeringloosheid Perturbatio omnium rerum
Er ontstaat volslagen regeeringloosheid Omnia divina humanaque iura permiscentur
Wetteloosheid, anarchie Leges nullae, iudicia nulla
Het gaat naar eene tusschenregeering heen Res fluit ad interregnum
Een oproer dempen, stillen Tumultum sedare
De opgewonden menigte doen bedaren Concitatam multitudinem reprimere
Het gemeene volk in bedwang houden Plebem continere
9. VOGELVRIJVERKLARING. VERBEURDVERKLARING. VERBANNING. AMNESTIE
Iemand in den rijksban doen, vogelvrij verklaren Proscribere aliquem / Aqua et igni interdicere alicui
Iemand van zijne goederen vervallen verklaren Proscribere aliquem of alicuius bona
Iemand op de lijst der vogelvrijverklaarden plaatsen In proscriptorum numerum referre aliquem
Iemands naam van de lijst der vogelvrijverklaarden schrappen E proscriptorum numero eximere aliquem
Iemands goederen aan den staat vervallen verklaren, verbeurdverklaren Bona alicuius publicare
De verbeurdverklaarde goederen aan iemand teruggeven Bona alicui restituere
Iemand verbannen, in ballingschap zenden In exilium eicere of expellere aliquem (niet in exilium mittere!) / Ex urbe (civitate) expellere, pellere aliquem / De, e civitate aliquem eicere
Iemand uit de stad, uit het land jagen, verdrijven Exterminare (ex) urbe, de civitate aliquem
Iemand uit het vaderland verbannen E patria exire iubere aliquem
Geen vaderland meer hebben, den geboortegrond niet mogen betreden Patria carere
Iemand verbieden nog een voet in Italië te zetten Interdicere alicui Italiā
Iemand met ballingschap straffen Aliquem exilio afficere, multare
In ballingschap gaan In exilium ire, proficisci / Exulatum ire of abire
Het land verlaten, den geboortegrond vaarwelzeggen (slechts van verbannenen) Solum vertere, mutare
In ballingschap leven Exulare / In exilio esse, exulem esse
Een balling terugroepen Aliquem (in patriam) restituere
Uit de ballingschap terugkeeren In patriam redire
Amnestie (ἀμνηστία) (genade voor politieke misdrijven aan velen geschonken) Ante actarum (praeteritarum) rerum oblivio of alleen oblivio
Eene algemeene amnestie verleenen Omnem memoriam discordiarum oblivione sempiterna delere
10. HEERSCHAPPIJ. ALLEENHEERSCHAPPIJ. KONINGSCHAP.
Iemand het oppergebied, de heerschappij opdragen Imperium, rerum summam deferre alicui
(Deferre = iemand iets aanbieden, opdragen wordt ook met ad, deferre = iemand iets ter kennis brengen, bij iemand aangeven wordt altijd met ad geconstrueerd)
Iemand (in den staat) onbeperkte macht, onbeperkt gezag geven Rem publicam alicui permittere
Heerschappij, gebied voeren; (over iemand) gebieden, (hem) te bevelen hebben Imperium tenere (in aliquem)
De heerschappij, macht handhaven, in handen houden Imperium obtinere
Het oppergebied, den eersten rang, de hegemonie verliezen Principatu deici
Onbeperkte macht hebben (zie ook bl. 89) CUM imperio esse
Een hoog staatsambt bekleeden IN imperio esse
De macht, het opperbevel een jaar verlengen Imperium in annum prorogare
Het gezag, opperbevel nederleggen Imperium deponere
De alleenheerschappij, alleenheersching Imperium singulare
Als meester gebieden, heer en meester zijn, den meester spelen over iemand Dominari in aliquem
Zich van de alleenheerschappij meester maken, zich tot alleenheerscher opwerpen Imperium, regnum, tyrannidem occupare
1) Zich van het oppergezag meester maken; 2) de hoogste macht bezitten, in handen hebben Rerum potiri
Naar de alleenheerschappij streven Tyrannidem concupiscere
De alleenhejrschappij door iets verkrijgen Tyrannidem sibi parĕre aliqua re
Naar het koningschap streven Regnum appetere
De koninklijke waardigheid in handen krijgen Regnum adipisci
Iemand de koninklijke waardigheid opdragen Alicui regnum deferre, tradere
Iemand tot koning, tot alleenheerscher aanstellen Aliquem regem, tyrannum constituere
(De Woorden tyrannus, tyrannis, tyrannicus, tyrannice worden zelden, gelijk in het Grieksch, in den zin van onwettig heerscher, koning enz. gebruikt, maar wel in de latere, ook bij ons gewone beteekenis van despoot of dwingeland, despotisme, despotisch; gebruikelijker zijn echter de echt Latijnsche woorden rex, dominus, dominatio, imperium, regius, of zoo op de wreedheid klem gelegd wordt, dominus saevus, crudelis et superba dominatio)
Iemand op den troon herstellen Aliquem in regnum restituere (niet in solium!)
Iemand van den troon stooten, bonzen Aliquem regno spoliare of expellere
Eigenmachtig, willekeurig, despotisch beginnen te regeeren, den hoogen toon van den despoot aanslaan Regios spiritus sumere
11. SLAVERNIJ. VRIJHEID
In slavernij zuchten Servitute premi
Een vrij volk in slavernij brengen Liberum populum servitute afficere
Iemand slaaf maken Aliquem in servitutem redigere
Iemand het juk der slavernij opleggen Alicui servitutem iniungere, imponere
De burgerij in slaafsche onderworpenheid houden Civitatem servitute oppressam tenere
Het volk van de vrijheid berooven Libertatem populo eripere
Aan het volk de vrijheid laten, niet ontnemen Populum liberum esse, libertate uti, sui iuris esse pati
Iemand ter slavernij wegvoeren Aliquem in servitutem abducere
Een krijgsgevangene als slaaf verkoopen Aliquem sub corona vendere
Den hals onder het slavenjuk buigen Iugum servitutis accipere
De vrijheidszin Libertas, libertatis studium
Een tirannisch bestuur aanvallen, omverwerpen Imperium oppugnare, percellere
Om vrijheid roepen Ad libertatem conclamare
Te wapen! roepen Ad arma conclamare
De boeien, banden verbreken Vincula rumpere
Het juk der slavernij afwerpen, van de schouders (den nek, den hals) afschudden Iugum servile excutere / Servitutem exuere / Iugum servile a cervicibus deicere
Iemand van het slavenjuk bevrijden Iugum servile a cervicibus alicuius deicere / Iugum servile alicui demere / Ab aliquo servitutem of servitutis iugum depellere
Aan de dwingelandij den schepter ontwringen, den despotischen hoogmoed fnuiken Dominationem of dominatum refringere / Regios spiritus reprimere
De vrijheid terugkrijgen Libertatem recuperare
Den staat van de dwingelandij bevrijden Rem publicam in libertatem vindicare a of ex dominatione
12. BELASTINGEN. KOLONIËN. WERKKRING. PROVINCIËN
De belastingen, staatsinkomsten pachten Vectigalia redimere; conducere
De belastingen beheeren, laten innen Vectigalia exercere (zie noot bl. 52)
De belastingen (met hardvochtigheid) innen Vectigalia exigere (acerbe)
Geld van de gemeenten invorderen Pecuniam cogere a civitatibus
De belastingen opbrengen of betalen Vectigalia, tributa pendĕre
(Vectīgal is indirecte belasting; soorten daarvan zijn: decumae, de tienden van het veldgewas, scriptura, weigeld, portorium, havengeld enz. Tributum is directe belasting of inkomstenbelasting)
Vrij van belasting Immunis (tributorum)
Vrijstelling van alle belasting genieten Immunitatem omnium rerum habere
Iemand belastingen opleggen Vectigalia, tributa alicui imponere
Onder den druk der belastingen zuchten, gebukt gaan Tributorum multitudine premi
Staatsdomein Ager publicus
Landerijen toewijzen, uitdeelen (bijv. aan kolonisten) Agros assignare
De inkomsten van den staat uit de bergwerken (nl. uit de mijnen, uit de steengroeven (Iautumiae),
krijtgroeven (cretifodinae), zoutpannen (salinae)) Pecunia publica, quae ex metallis redit
Geld verduisteren Avertere pecuniam
's Lands penningen ontvreemden Peculatum facere
Zich ten koste van den staat weten te verrijken Rem publicam quaestui habere (zie bl. 81)
Kolonisten ergens heen overvoeren, eene volkplanting ergens aanleggen Coloniam deducere in aliquem locum (zie noot bl. 70)
Kolonisten zenden Colōnos mittere
Eene volkplanting aanleggen, vestigen Coloniam constituere
Iemand een werkkring toewijzen, eene taak opdragen Provinciam alicui decernere, mandare
(De eerste beteekenis van provincia is werkkring, taak, vooral van magistraten. De tweede is het bestuur van een veroverd land of wingewest buiten Italië; metonymisch wordt het wingewest zelf zoo genoemd
De werkzaamheden, takken van het bestuur, wingewesten door het lot verdeelen Provincias sortiri
Aan iemand is Syrië als provincie (door het lot) te beurt gevallen Alicui Syria (sorte) obvēnit, obtigit
De takken van het bestuur bij vergelijk onder elkander verdeelen Provincias inter se comparare
De provinciën onderling ruilen Provincias permutare
Eene provincie besturen Provinciam administrare, obtinere
Eene provincie bezoeken, doorreizen Provinciam obire
De provincie verlaten (na ze bestuurd te hebben) (De of ex) provincia decedere of alleen decedere (zie noot bl. 22)
13. DE MAGISTRATEN
a) Dinging. Verkiezing
Naar een ambt, eerepost dingen, staan Petere magistratum, honores
Rondgaan, om zich in de gunst te bevelen of de stem te vragen Ambire (met accus. van den pers. b.v. amicos)
(Daarvan ambitio het geoorloofd, ambitus het ongeoorloofd, strafbaar dingen naar eereposten)
Zich (bij den magistraat als candidaat) aangeven Nomen profiteri of alleen profiteri
De hand drukken Manus prensare
(Bij het ambire werd de candidaat door een slaaf (nomenclator) vergezeld, die hem de namen der burgers moest influisteren; want ieder burger moest bij zijn naam genoemd en de hand gedrukt worden)
De namen noemen Nomina appellare (nomenclator)
De mededinger Competitor
Veel (weinig) stemmen in eene centurie (tribus) verkrijgen Multa (pauca) puncta in centuria (tribu) aliqua ferre / Centuriam, tribum ferre
(Bij de stemopneming werd onder den naam van den candidaat een punt gezet, zoo dikwijls hij op een stemplankje (tabella) voorkwam. Vandaar omine punctum ferre = algemeen bijval vinden, ieders goedkeuring wegdragen, zooals in het vers van Horatius: Omne tulit punctum, qui miscuit utile dulci)
Met eenparige, algemeene stemmen gekozen worden Omnes centurias ferre of omnium suffragiis, cunctis centuriis creari
Bij het dingen naar het consulaat vallen, niet gekozen worden Repulsam ferre consulatus (a populo)
Onrechtmatig gekozen magistraten (omdat eene formaliteit ontbroken heeft of omdat de auspiciën niet gunstig waren) Magistratus vitio creati
Een plaatsvervanger voor iemand kiezen (wanneer de ambtenaar voor het einde van zijn jaar overleden is) Sufficere aliquem in alicuius locum
Iemand in zijn ambt opvolgen Alicui of in alicuius locum succedere
Iemand als veldheer opvolgen Alicui imperatori succedere
Op wettelijken (lex Villia annalis) leeftijd gekozen worden Suo (legitimo) anno creari (tgst. ante annum)
Een ambt het volgend jaar behouden Continuare magistratum
Iemand een ambt het volgend jaar laten behouden, hem onmiddellijk herkiezen Continuare alicui magistratum
Het opperbevelhebberschap van iemand (voor een jaar) verlengen Prorogare alicui imperium (in annum)
Burgerlijke en militaire ambten Magistratus et imperia
Een ambt aanvaarden Inire magistratum, munus
Een ambt bekleeden, waarnemen Munus administrare, gerere / Munere fungi, muneri praeesse
Iemand eerambten opdragen Honores alicui mandare, deferre
Iemand tot een ambt aanstellen, daarmede bekleeden Muneri aliquem praeficere, praeponere
De plichten van zijn ambt vervullen Munus explere, sustinere
Bedanken of zijn ambt nederleggen (vóór den bepaalden tijd) Abdicare se magistratu
Zijn ambt nederleggen (gewoonlijk na of op den wettigen tijd) Deponere magistratum / Abire magistratu / De potestate decedere
Eene tusschenregeering is noodig, treedt op Res ad interregnum venit of adducitur
Iemand van zijn ambt ontzetten, hem afzetten Abrogare alicui munus
Iemand van het bevelhebberschap ontzetten Abrogare alicui imperium
Mannen met hooge waardigheden bekleed Viri clari et honorati
b) Eenige magistraatspersonen
Een consul kiezen CONSULEM creare
(In het openbaar) verklaren, dat iemand consul gekozen is (van den voorzittenden magistraat, van het volk) Aliquem consulem declarare
Iemand (na die verklaring, door den mond van den praeco) als gekozen consul uitroepen, proclameeren) Aliquem consulem renuntiare
Tweemaal consul geweest Bis consul
Voor de tweede, voor de derde maal consul Iterum, tertium consul
De consuls moeten toezien, dat de staat geene schade lijdt (door welke formule de senaat de consuls met dictatoriale macht bekleedde) Videant of dent operam consules, ne quid res publica detrimenti capiat
Een dictator benoemen DICTATOREM dicere (creare)
Een dictator benoemt een magister equitum (adjunct van den dictator, in den oorlog bevelhebber
der ruiterij) Dictator dicit (legit) magistrum equitum
Hij heeft het recht over leven en dood van iemand Potestatem habet in aliquem vitae necisque
De lictoren dringen het volk achteruit, maken ruimte LICTORES summovent turbam
Met de roedenbundels voorgaan, hen laten zakken Fasces praeferre, summittere
De censors schatten het volk CENSORES censent populum
De schatting, den census houden Censum habere, agere / Censuram agere
Tempels, het aanleggen van wegen aanbesteden Locare aedes, vias faciendas
De openbare werken aanbesteden Locare opera publica
Eene galerij of een zuilengang aannemen (nl. te bouwen) Redimere, conducere porticum aedificandam
De bestraffing door den censor toegediend (die ook zedenmeester was) Nota, notio, animadversio censoria
Iemand door de schande eener bestraffing brandmerken Notare aliquem ignominia
Iemand uit zijne tribus (in eene lagere) verplaatsen, van de lijst der senatoren schrappen Tribu, senatu movere aliquem
De censuur sluiten (door een zoenen reinigingsoffer lustro faciendo) Lustrum condere
De onschendbare volkstribunen TRIBUNI PLEBIS sacrosancti
Zich (van iemand) OP de volkstribunen beroepen, hunne hulp inroepen Appellare tribunos plebis (in aliqua re ab aliquo)
(Appellare aliquem wordt in deze beteekenis slechts gebruikt in het rechtswezen, en in de aanspraak te, vos appello)
Zich op het volk beroepen Provocare ad populum
(Ook zegt men van personen: ad Catonem provocare; maar een beroep doen op iemands medelijden, trouw, geweten = alicuius misericordiam, fidem, religionem implorare)
Het veto der tribunen Intercessio tribunicia (zie bl. 202)
13. DE SENAAT
De staatsraad Publicum consilium
Tot lid van den senaat kiezen In senatum legere, eligere
(Daarentegen senatum legere, de lijst der senatoren oplezen (van den censor). De eerste op de lijst heette princeps senatus)
Den senaat beroepen, bijeenroepen Senatum vocare, convocare
Eene senaatsvergadering beleggen Senatum cogere
Afkondigen, openlijk bekendmaken, dat de senatoren in groot getal ter vergadering zouden opkomen Edicere, ut senatus frequens adsit
(Edicere is de vox propria van de openbare afkondigingen en verordeningen der overheidspersonen)
Senaat, zitting houden Senatum habere
Een voorstel aan den senaat doen, een punt van behandeling ter tafel brengen, den senaat iets ter beslissing voorleggen (van den voorzittenden magistraat) Ad senatum referre
De senatoren (den senaat) over iets raadplegen Patres (senatum) consulere de aliqua re
Naar het gevoelen vragen Sententiam rogare
Zijn gevoelen zeggen (zie bl. 113 noot 3) Sententiam dicere
De senaat helt over tot..., besluit tot Senatus sententia inclīnat ad...
Het gevoelen zegeviert Sententia vincit
De meerderheid Maior pars
Welk is uw gevoelen? Quid censes? quid tibi videtur? / Quid de ea re fieri placet?
In stemming brengen (eig. = uitnoodigen, om naar dezen of genen kant der zaal te gaan) Discessionem facere
Tot iemands gevoelen toetreden of daarvóór stemmen Discedere of (pedibus) ire in alicuius sententiam
De senaat besloot Senatus decrevit
Een senaatsbesluit wordt genomen (waartegen zich de volkstribunen niet verzetten) Senatus consultum fit
Een senaatsbesluit (in het algemeen of ook het besluit, dat door de tribunen nog niet bekrachtigd of reeds verworpen is) Senatus auctoritas
Iemand in den senaat gehoor verleenen Senatum alicui dare
Van den senaat wordt eene zaak (ter beslissing) naar het volk verwezen A senatu res ad populum reicitur
Door lange redevoeringen den dag in beslag nemen, laten verstrijken (opdat men niet zou kunnen stemmen) Dicendi mora diem extrahere, eximere, tollere
De senaatsvergadering sluiten, de zitting opheffen Dimittere senatum
(De voorzittende consul liet den senaat uiteengaan met de woorden nihil vos moror, patres conscripti, ik houd u niet langer op, senatoren, gij kunt gaan. Nihil moror beteekent in de omgangstaal 1) ik wil niet weten van; ik geef er niets om (c. acc.) 2) ik heb er niets tegen dat, mijnenthalve mag (met acc. c. inf))
Wegens zonsondergang wordt de zitting opgeheven Nox senatum dirimit
IV. Recht en gerecht
1. RECHT EN GERECHT IN HET ALGEMEEN
Rechtspreken, recht doen Ius dicere, reddere
Zijn recht trachten te verkrijgen, vervolgen Ius suum persequi
Recht verkrijgen Ius suum adipisci
In het genot van zijn recht blijven, zich in het bezit daarvan handhaven Ius suum tenere, obtinere
Van zijn recht afstand doen, zijn recht afstaan De iure suo decedere of cedere
Den weg van rechten tegen iemand inslaan (Ex) iure, lege agere cum aliquo
Met iemand naar het strengste recht te werk gaan Summo iure agere cum aliquo (vgl. summum ius, summa iniuria)
Iemand voor het gerecht dagen, in rechten aanspreken In ius, in iudicium vocare aliquem
Iemand aankondigen, dat men op een bepaalden dag eene aanklacht tegen hem bij het volk zal inbrengen (van den magistraat, die als aanklager optreedt) Diem dicere alicui
Voor de rechtbank, den rechter verschijnen In iudicium venire, in iudicio adesse
De rechtszaken leiden Iudicia administrare
Het gerechtelijk onderzoek leiden, terechtzitting houden (van den praetor aan het crimineel gerechtshof) Iudicium exercere (zie noot bl. 52)
Voorzitter der rechtbank zijn Iudicio praeesse
Rechtdagen houden (van den stadhouder in de provincie) Conventus agere
Vaste (crimineele) rechtbanken van gezworenen Quaestiones perpetuae
Iemand in zijne rechten herstellen Aliquem in integrum (zie noot bl.. 48) restituere
Rechtsgeleerde adviezen geven 1) Respondere (de iure of ook ius)
(De rechtsgeleerden heeten iuris of iure consulti, omdat men hun advies vraagt (consulere aliquem))
Zijn cliënt voor schade behoeden door hem met de vereischte rechtsvormen en de noodige voorzorgsmaatregelen bekend te maken 2) Cavere (in iure)
Voor de rechtbank behandelen, handelend optreden (als aanklager, pleiter, verdediger) 3) Agere
(In het respondere, cavere en agere bestond hoofdzakelijk de praktijk der rechtsgeleerden)
Een billijk vonnis, oordeel over iemand vellen Aequum iudicem se alicui praebere
Naar recht en billijkheid Ex aequo et bono
De onomkoopbare, onpartijdige rechter Iudex incorruptus
De rechterlijke organisatie of inrichting Ratio iudiciorum
Een goed recht (= wetgeving) Aequa iuris descriptio
Op gelijken voet met iemand leven of dezelfde, geen andere rechten hebben dan hij, met wien men leeft Aequo iure vivere cum aliquo
De staking der terechtzittingen aankondigen, afkondigen Iustitium indicere, edicere
Het recht tot een stelsel brengen Ius ad artem redigere
Het gemis van recht, van gerechtigheid, van rechtsbedeeling Ius nullum
Alle rechten met voeten treden Ius ac fas omne delere / Omnia iura pervertere
Tegen menschelijke en Goddelijke wetten Contra ius fasque
2. GERECHTELIJK ONDERZOEK. GETUIGENIS. FOLTERING
Iets, eene zaak gerechtelijk onderzoeken Aliquid, causam cognoscere / Quaerere aliquid of de aliqua re
Een onderzoek over iemand, over eene zaak instellen Quaestionem habere de aliquo, de aliqua re of in aliquem
Het gerechtelijk onderzoek leiden Quaestioni praeesse
De rechter van instructie (met het voorbereidend onderzoek belast) Quaesītor
Zonder eenig onderzoek Incognita causa
Een protocol van iets opmaken In tabulas publicas referre aliquid
Iemand betrappen Deprehendere aliquem (in aliqua re)
Iemand op heeterdaad betrappen Deprehendere aliquem in manifesto scelere
Een onwraakbaar getuige Testis locuples
(Eigenlijk een getuige rijk genoeg om zich borg te stellen)
Een onpartijdig getuige Testis incorruptus
Een getuige ter goeder naam en faam Testis integer
Iemand als getuige in eene zaak (tegen iets) oproepen Aliquem testem alicuius rei (in aliquid) citare
De getuigenis van iemand inroepen Aliquem testem adhibere / Aliquo teste uti
Iemand als getuige doen optreden of bijbrengen Aliquem testem dare, edere, proferre
Iemand (reeds bij de terechtzitting tegenwoordig) als getuige oproepen, doen optreden Aliquem testem producere
Als getuige tegen iemand optreden Testem prodire (in aliquem)
Getuigenis voor iemand afleggen Testimonium dicere pro aliquo (in aliquem)
Als getuige verklaren Pro testimonio dicere
Door de verklaringen der getuigen (van schuld) overtuigd zijn (van den aangeklaagde). Testibus teneri, convictum esse
Iemand laten folteren Alicui admovere tormenta / Quaerere tormentis de aliquo
De slaven hooren, folteren De servis quaerere (in dominum)
De smarten der foltering Cruciatus tormentorum
3. RECHTSGEDING. VERDEDIGING
Een civiel rechtsgeding Causa privata
Een crimineel proces Causa publica
Iemands rechtszaak voeren voor de rechtbank behandelen (van den pleitbezorger) Causam alicuius agere (apud iudicem)
Een pleidooi, eene pleitrede houden (van den advocaat) Causam dicere, orare
Zich voor de rechtbank verdedigen, verantwoorden (van den aangeklaagde) Causam dicere
Iemand voor de rechtbank verdedigen, voor hem pleiten Causam dicere pro aliquo
De zaak van iemand verdedigen Causam alicuius defendere
Eene rechtvaardige zaak hebben Causam optimam habere
Aan de zwakste zaak de overwinning bezorgen Causam inferiorem reddere superiorem (τὸν ἥττω λόγον κρείττω ποιεῖν)
De advocaat Patronus (causae)
(Eerst ten tijde der keizers wordt hij advocatus genoemd. Voor dien tijd was advocatus een rechtskundige vriend, die door raad bijstond, en door zijne tegenwoordigheid bij de terechtzitting den beschuldigde steunde (adesse alicui), maar zelf niet pleitte)
Zich met een rechtszaak belasten Causam suscipere / Ad causam aggredi of accedere
Zonder vorm van proces Indicta causa (vgl. bl. 219 incognita causa)
Iemand een proces aandoen Litem alicui intendere
Het proces is nog hangende, het geding is nog onbeslist Adhuc sub iudice lis est
De geschillen in rechten, den strijd bijleggen Lites componere
Het proces winnen Causam of litem obtinere / Causā of iudicio vincere
Het proces verliezen Causam of litem amitterre, perdere / Causā of lite cadere (door een gebrek in den vorm)
Valsche beschuldigingen, lasterlijke aanklachten, chicanen Calumniae litium
4. BESCHULDIGING. VONNIS
Eene aanklacht (in zaken van crimineelen aard) Accusatio
Eene (burgerlijke) rechtsvervolging, rechtsvordering Actio, petitio
Eene aanklacht tegen iemand indienen Nomen alicuius deferre (apud praetorem)
Iemand op de rol der beklaagden plaatsen Referre in reos aliquem
Iemand van de rol der beklaagden schrappen Eximere de reis aliquem
Iemand wordt beschuldigde, aangeklaagde Aliquis reus fit
(Door het lot aangewezen) rechters verwerpen (van den klager of van den beklaagde) Iudices reicere
Beschuldigingen, aanklachten wederleggen, te niet doen Crimina diluere, dissolvere
Iemand wegens eene hoofdmisdaad aanklagen Accusare aliquem rei capitalis (rerum capitalium)
Iemands leven staat op het spel Caput alicuius agitur (zie bl. 53)
Iemand wegens verduistering, het onderslaan van 's lands gelden aanklagen Accusare aliquem peculatus, pecuniae publicae
Iemand wegens vervalsching van oorkonden aanklagen Accusare aliquem falsarum tabularum
(Tabulas publicas corrumpere, commutare = openbare oorkonden vervalschen, indicium commutare = het protocol vervalschen)
Iemand wegens knevelarij of geldafpersing voor het gerecht trekken Postulare aliquem repetundarum of de repetundis
(Geldafpersing wordt anders vertaald violenta exactio pecuniarum of door omschrijving met een werkwoord (per vim capere pecunias enz.) uitgedrukt)
Iemand wegens hoogverraad aanklagen Accusare aliquem perduellionis
Iemand wegens majesteitsschennis, misdaad van gekwetste majesteit aanklagen Accusare aliquem maiestatis
Iemand wegens gekuip, geknoei, omkooping bij de verkiezingen aanklagen Accusare aliquem ambitus, de ambitu
Iemand wegens het plegen van geweld, wegens vergiftiging aanklagen Accusare aliquem de vi, de veneficiis
De stemmen der rechters Sententiae iudicum
Zijne stem uitbrengen (van rechters) Sententiam ferre (zie ook bl. 113 en 216)
Een geding beslissen Iudicare causam (de aliqua re)
Een vonnis vernietigen, casseeren Iudicium rescindere
Krachtens de Plautische wet veroordeeld worden Lege Plautia damnari
5. SCHULD
Schuld hebben, schuldig (strafbaar) zijn In culpa esse
De schuld ligt aan iemand Culpa alicuius rei est in aliquo
Het is mijne schuld Mea culpa est
Vrij van schuld of zonder schuld zijn Culpa carere, vacare / Extra culpam esse / Abesse a culpa
In een schuldige daad betrokken zijn Affinem esse culpae
De schuld op iemand schuiven, werpen Culpam in aliquem conferre, transferre, conicere
Iemand de schuld wijten Culpam alicui attribuere, assignare
Iemand de schuld van iets geven, hem iets tot een verwijt maken Aliquid alicui crimini dare, vitio vertere
Iets strafbaars begaan, zich aan eene strafwaardige daad schuldig maken Culpam committere, contrahere / Facinus, culpam in se admittere
Het niet zoover door zijne schuld laten komen, dat... Non committere, ut
De schuld van iets dragen Culpam alicuius rei sustinere
De schuld van zich afwerpen Culpam a se amovere
(Men zegt ook: purgare aliquid zich van iets zuiveren, zich wegens iets rechtvaardigen; se alicui purgare de aliqua re zich bij iemand wegens iets rechtvaardigen; alicui purgatum esse, in iemands oog gerechtvaardigd zijn)
6. STRAF. STRAFFELOOSHEID
Iemand straffen Poena afficere aliquem / Animadvertere in aliquem / Punire aliquem / Ulcisci aliquem (pro aliqua re)
Voldoening van iemand trachten te verkrijgen, eischen; straf aan iemand opleggen, toedienen, voltrekken Poenas alicuius persequi / Poenam petere, repetere ab aliquo / Poenas expetere ab aliquo / Supplicium sumere de aliquo
Tot iemands straf bepalen, dat... Hanc poenam constituere in aliquem ut
Gestrenge maatregelen, een gestreng besluit tegen iemand nemen Graviter consulere in aliquem
Door iemand (streng) gestraft worden Poenas (graves) dare alicui
Door iemand (voor iets) gestraft worden Poenas alicui pendĕre (alicuius rei)
Straf (voor iets) ondergaan, lijden Poenas dependĕre, expendĕre, solvere, persolvere / Poenam (alicuius rei) ferre, perferre
(Voor iets) boeten, de straf (van iets) ondergaan Poenam luere (alicuius rei)
Iets met iets boeten Luere aliquid aliqua re
(Het ontbrekende passief wordt aangevuld door expiari, b.v. scelus supplicio expiatum est de snoodheid is door straf geboet (zie bl. 149))
Zich eene straf op den hals halen Poenam subire
Iemand tot eene geldboete veroordelen Pecunia multare aliquem
Iemand (met goedkeuring van het volk) eene geldboete opleggen Multam irrogare alicui
Tot eene boete van 10.000 assen veroordeeld worden Decem milibus aeris damnari
Iemand in boeien klinken, in de kluisters slaan, in hechtenis nemen In vincula (custodiam) dare aliquem / In vincula, in catenas conicere aliquem
Iemand in de gevangenis werpen In carcerem conicere aliquem
Iemand ter dood veroordeelen Capitis of capite damnare aliquem
Iemand van de doodstraf vrijspreken Capitis absolvere aliquem
Bepalen, dat iemand de straffe des doods zal ondergaan Supplicium alicui decernere, in aliquem constituere
Solon bepaalde, dat hij, die ... met den dood zou gestraft worden Solo capite sanxit, si quis...
Iemand met den dood straffen Morte multare aliquem
De doodstraf aan iemand voltrekken Supplicium sumere de aliquo
Den dood of de doodstraf ondergaan Supplicio (capitis) affici
Aan den paal binden Ad palum deligare
Met roeden geeselen Virgis caedere
Het vonnis met de bijl voltrekken Securi percutere, ferire aliquem
Iemand aan het kruis hechten, slaan, nagelen In crucem agere, tollere aliquem / Cruci suffigere aliquem
Er zonder straf afkomen. Impune fecisse, tulisse aliquid
Iemand ongestraft laten Impunitum aliquem dimittere
(Om) genade, om lijfsbehoud bidden, smeeken Mortem deprecari
(Ook wel vitam of salutem of aliquem deprecari ab aliquo; want deprecari beteekent 1) iets (dreigends) door bidden trachten af te wenden, 2) iets (dat in gevaar verkeert) door bidden trachten te behouden, b.v. pacem)
AANHANGSEL
Gelijk Cicero zegt Ut ait Cicero (altijd in deze volgorde)
Om met Cicero te spreken Ut Ciceronis verbis utar (niet ut cum Cicerone loquar!)
Om zoo te zeggen, om mij zoo uit te drukken (tot verzachting der beeldspraak) Ut ita dicam
Om niet te spreken van... Ut non (nihil) dicam de...
Om niet uitvoeriger te zijn Ut plura non dicam
Om niet te zeggen (om de sterkere uitdrukking niet te gebruiken) Ne dicam
Om niets ergers te zeggen Ne (quid) gravius dicam
Om het in korte woorden, met één woord te zeggen Ut breviter dicam (niet uno verbo!)
In het kort, kortom, om kort te gaan Denique / Ne multa, quid plura? sed quid opus est plura?
Om het kort te maken, om kort te zijn, om mij te bekorten Ut paucis (rem) absolvam / Ut paucis (brevi, breviter) complectar / Ut brevi comprehendam / Ut brevi praecidam
Om het gezegde samen te vatten, daarvan de slotsom op te maken Ut eorum, quae dixi, summam faciam
Om niet lang, niet wijdloopig te zijn Ne longurn sit / Ne longus sim / Ne diutius vos demŏrer
Om niet over eene geheel bekende zaak uit te weiden Ne in re nota et pervulgata multus sim
Om de zachtste uitdrukking te gebruiken Ut levissime dicam (tgst. ut gravissimo verbo utar)
Om mij duidelijker uit te drukken Ut planius dicam
Juister gezegd Ut verius dicam
Om het eens voor al, eens voor altijd te zeggen Ut semel of in perpetuum dicam
Om bij dezelfde vergelijking, hetzelfde beeld te blijven Ut in eodem simili verser
Ik zal naar waarheid mijn gevoelen zeggen Dicam quod sentio
DIT wil ik slechts zeggen Tantum of unum illud of hoc dico
Ik wil niet ontkennen Non nego, non infitior
Dit geldt van iets, is van toepassing op iets Hoc dici potest de aliqua re / Hoc cadit in aliquid / Hoc transferri potest in aliquid
Ik heb het in 't voorbijgaan gezegd Dixi quasi praeteriens of in transitu
Ik heb het honderdmaal gezegd Millies dixi
Zooals boven, hierboven gezegd is Ut supra (tgst. infra) diximus, dictum est
Ik kan niet uitdrukken, er geen woorden voor vinden, het is onbeschrijfelijk Dici vix (non) potest of vix potest dici (vix en non altijd onmiddellijk voor potest)
Het klinkt ongeloofbaar Incredibile dictu est
Ik onthoud mij daar veel over te zeggen Supersedeo oratione (niet dicere!)
Ik wil daar niet op wijzen Omitto dicere
Dit heb ik, weet ik te zeggen Haec habeo dicere of habeo quae dicam
Hij zeide (nagenoeg) het volgende Haec (fere) dixit
Hij sprak in dezen zin, in dezer voege Hanc in sententiam dixit
Ik wensch hier eenige woorden over te zeggen Mihi quaedam dicenda sunt de hac re
Waarop ik mij inderdaad zou kunnen beroemen Quod vere praedicare possum
Wat ik zonder mij iets aan te matigen kon of mocht zeggen Quod non arroganter dixerim
Het zij met uw welnemen, met uw verlof gezegd Pace tua dixerim of dicere liceat / Bona (cum) venia tua dixerim
Het is hier de plaats niet om... Non est huius loci c. Inf. / Non est hic locus, ut...
Doch hierover op een anderen tijd meer Sed de hoc alias pluribus
Maar genoeg daarvan, van... Atque of sed haec (quidem) hactenus / Atque haec quidem de...
Maar van... heb ik, is er genoeg gezegd Ac (sed) de ... satis dixi, dictum est
Ook dit moet men in aanmerking nemen, verder moet in aanmerking komen (= medegerekend worden) Atque etiam hoc animadvertendum est
Gaan wij verder Ad reliqua pergamus, progrediamur
Deze plaats is duister Hic (ille) locus obscurus est
Laten wij dit punt rusten, in het midden laten Hoc in medio relinquamus
Maar dat voert ons te ver Sed labor longius
Ik neem dit niet in den allerstrengsten zin Non id ad vivum reseco
Vooraf wil ik het een en ander nog zeggen Nonnulla praedīcam
(Dit of dat) daargelaten, afgezien van Ut omittam (c. Accus.)
Om met stilzwijgen voorbij te gaan, dat Ut praetermittam. (c. Acc. c. Inf.)
(Dit of dat) uitgezonderd Cum discessi, -eris, -eritis ab / Praeter (c. Accus,)
Behalve dat Praeterquam quod of nisi quod
Dat is licht te begrijpen Hoc in promptu est
Dat is helder en klaar Hoc in aperto est
Dat is zonneklaar, zoo klaar als de dag Hoc est luce (sole ipso) clarius
Dat verstaat zich vanzelf, spreekt vanzelf Hoc facile intellegi potest / Hoc per se intellegitur / Hoc sua sponte appāret
Daaruit kan men opmaken, daaruit blijkt Ex quo intellegitur of intellegi potest of perspicuum est / Inde patet, appāret
Het blijkt ten duidelijkste Apparet et exstat / Exstat atque eminet
Oprecht gesproken; om de waarheid te zeggen Si quaeris, si verum quaerimus
Hetgeen de hoofdzaak is Id quod maximum, gravissimum est / Quod caput est
Wat meer zegt Quod maius est
Dat getuigt, bewijst, tot bewijs daarvoor strekt Testis est, testatur, declarat / Documento, indicio est (zonder Pron. demonstr.! maar cui rei documento, indicio est)
Maar dat doet niets tot de zaak Sed hoc nihil (sane) ad rem
Gij hebt niet geheel ongelijk, het is niet geheel te verwerpen wat gij zegt Aliquid (τι) dicis (tgst. nihil dicis)
Dat (hetgeen gij zegt) is ten minste iets, iets van eenige beteekenis Est istuc quidem aliquid
Dat laat zich hooren Audio, fateor
Meent gij dat? Is u dat ernst? Ain tu?
Niet waar? Nonne?
Wat wilt gij daarmede zeggen? Quorsum haec (dicis)?
Gij brengt mij slechte tijding, het is mij niet aangenaam dat te vernemen Male (tgst. bene) narras
Gij zegt ongerijmdheden, ongeloofbare dingen Monstra dicis, narras
Spreek luider, duidelijker Clarius loquere
Geloof mij Mihi crede (niet crede mihi!)
Mij goed, ik heb er niets tegen Per me licet
Gij hebt den spijker op den kop geslagen Rem acu tetigisti
Dat is volmaakt mijne meening Ita prorsus existimo
Zoo is het Ita res est
Zoo staat de zaak Res ita (aliter) se habet
Geen wonder! het is geen wonder Nec mirum, minime mirum (id quidem), quid mirum?
En dat moet u niet verwonderd doen opzien Neque id mirum est of videri debet
En wel te recht Et recte (iure, merito) / Et recte (iure) quidem / Recte, iure id quidem
En niet ten onrechte Nec immerito (iniuria) / Neque id immerito (iniuria)
Met goed, met vol recht Meo (tuo, suo) iure / Iusto iure
Met recht en billijkheid Iure ac merito, merito ac iure, iure meritoque (niet iure merito!)
Met het volste recht Iustissime, rectissime / Optimo iure (vgl. summo iure bl. 217)
Maar pas op, hoor, dat men u niet op de vingers tikt Sed heus tu, manum de tabula (spreekw.)
(Tabula beteekent hier teekening. Het beeld is genomen van een schooljongen, die in afwezigheid des meesters allerlei zit te teekenen, maar bij diens komst de handen in veiligheid brengt)
Geluk (er mede)! Bravo! (gelukwensch, bijvalsbetuiging) Macte virtute (esto of te esse iubeo)